Menu

Basis

De Syrisch-Orthodoxe gemeenschap in Nederland

Op verschillende plaatsen in Nederland wordt deze jaren door Turkse en Marokkaanse migranten herdacht dat ze vijftig jaar in Nederland zijn. Ook voor de Syrisch-orthodoxe gemeenschap in Nederland geldt dat haar wortels in de jaren zeventig liggen. Die gelijktijdigheid heeft te maken met het feit dat de eerste Syrisch-orthodoxe migranten als gastarbeiders kwamen, net als Turkse moslims en Armeniërs, vooral voor de textielindustrie in het oosten van Nederland.

Waarschijnlijk speelde al bij de eerste arbeidsmigranten mee dat de situatie voor de christenen in het oosten van Turkije snel verslechterde: Syrische christenen raakten in de zich gewelddadig ontwikkelende strijd tussen de PKK en het Turkse leger tussen wal en schip. Al snel deden ze daarom in Nederland, net als in Duitsland en Zweden, een beroep op de vluchtelingenstatus. Velen verkregen die, net als Syrisch-orthodoxe vluchtelingen die in de jaren tachtig in Syrië bij de oppositie betrokken waren. Door gezinshereniging, natuurlijke groei en verdere migratie telt de gemeenschap tegenwoordig naar schatting zo’n vijfentwintigduizend mensen.

Recent zijn er tussen de vijfhonderd en duizend mensen bij gekomen die de burgeroorlog in Syrië ontvluchtten. De meesten van hen wonen in Twente, waar in Enschede, Hengelo, Oldenzaal en Rijssen acht parochies van de Syrisch-Orthodoxe Kerk te vinden zijn. Daar naast zijn er nog twee Amsterdamse parochies en eentje in Badhoevedorp. De Nederlandse bisschop, Mor Polycarpus Augin Aydin, zetelt in het Mor Ephrem-klooster in Glane bij Enschede (Van Slageren 2018).

In deze bijdrage wil ik deze inmiddels goed ingeburgerde gemeenschap nader introduceren. Vanuit een overzicht van hun lange christelijke geschiedenis, de positie in het Osmaanse Rijk en de genocide van 1915, eindig ik met de huidige transnationale en gepolitiseerde situatie van de Nederlandse gemeenschap.

Oude christelijke gemeenschap

Voor de Syrisch-orthodoxen van vandaag is de lange en continue geschiedenis van hun kerkelijke gemeenschap in het Midden-Oosten een bron van trots, maar vooral ook een bron waaruit gedurig geput wordt om de traditie te vernieuwen.

Deze geschiedenis gaat ver terug: de oudste christelijke teksten in het Klassiek Syrisch, de Aramese taal die nog steeds de taal van de liturgie is, dateren uit de late tweede eeuw na Christus, terwijl belangrijke teksten als de Peshitta (de nog steeds gebruikte bijbelvertaling) en de nog altijd gezongen hymnen van de dichter Efrem (‘de Syriër’) uit de vierde eeuw stammen. In die tijd was het christendom wijd verbreid in het gebied dat we nu het Midden-Oosten noemen, met Arameestalig christendom in de gebieden die het huidige Libanon, Syrië, Zuid-Turkije en Noord-Irak overlappen. Ook sommige van de belangrijke kloosters, zoals het Mor Gabriel-klooster in zuidoost-Turkije, zijn in deze vroege periode gesticht.

Concilie van Chalcedon

Op dat moment was nog geen sprake van een aparte kerk met een eigen bisschoppelijke hiërarchie. Dat gebeurde pas nadat in de vijfde eeuw tijdens het Concilie van Chalcedon (451) de ‘miafysitische’ (eerder vaak ‘monofysitische’) christologie, die in de Arameestalige kerken in het Syrische gebied veel steun had, definitief als ketters werd benoemd. Anders dan de meerderheid in Chalcedon, wilden de Syrische en Egyptische theologen en kerkleiders vasthouden aan een formulering waarbij de goddelijke en menselijke natuur bij de menswording nadrukkelijker tot een onscheidbare eenheid samensmelten. De compromisformulering van Chalcedon (‘onvermengd, onveranderd, ongedeeld, ongescheiden’) laat, om ook de dyofysitische positie recht te doen, juist ruimte om de twee naturen weliswaar niet te scheiden, maar wel te onderscheiden.

Na Chalcedon werd geleidelijk aan steeds meer druk op lokale bisschoppen gezet om zich te conformeren aan de officiële goedgekeurde lijn. Deze druk leidde er in de late vijfde en vroege zesde eeuw toe dat zowel in Egypte als Syrië tegen-hiërarchieën ontstonden. In Egypte kwam uiteindelijk een groot deel van de kerk in de miafysitische kerk terecht. Hieruit ontstond de Koptisch-Orthodoxe Kerk. Syrië bleef verdeeld, maar de Syrisch-Orthodoxe Kerk die toen ontstond kreeg flinke aanhang, in het binnenland van Syrië, daarnaast in centraalen oost-Turkije en later in Noord-Irak (Van Rompay 2018).

Rijke kerkelijke literatuur

Deels al voor de scheiding met de Byzantijnse Rijkskerk, maar vooral daarna, ontstond in het Klassiek Syrisch een rijke kerkelijke literatuur, met eigen liturgie, hymnen en een uitgewerkte theologie.

Veel van de auteurs die in deze taal schreven worden tot op de dag van vandaag gelezen en gezongen, naast de al genoemde Efrem in het bijzonder Jakob van Sarug (laat vijfde, begin zesde eeuw) en Barhebreaus (dertiende eeuw). Hierop voortbouwend worden tot op vandaag nieuwe hymnen, theologische werken en heiligenverhalen geschreven.

Dit gebeurt gedeeltelijk nog steeds in het Klassiek Syrisch, de taal die in de Syrisch-orthodoxe parochies de belangrijkste taal van de liturgie is. Tegelijkertijd zijn altijd ook andere talen gebruikt, afhankelijk van de spreektalen van de gelovigen en de cultuurtalen van de omgeving: het Grieks in de vroegste periode, Arabisch en Perzisch na de opkomst van de islamitische rijken, Turks in de Mongoolse en Osmaanse periode en vandaag de dag eigenlijk alle moderne talen, inclusief het Nederlands. In Nederland wordt naast Nederlands en Arabisch ook een moderne variant van het Aramees gebruikt, die meestal Surayt en soms ook Turoyo wordt genoemd. Dit is de taal die velen van de Suryoye, zoals ze zichzelf in het Aramees meestal noemen, thuis spreken.

Zoveel mogelijk kinderen leren de Klassiek-Syrische taal, vaak tijdens intensieve zomercursussen in de kloosters – zowel in de landen van de diaspora (onder andere in Nederland) als in het Midden-Oosten. Deze training is vooral gericht op hun participatie in de liturgie: de kinderen worden tot diaken gewijd om als koorzangers de liturgie mede te dragen. Deze zangtraditie, waarin vanouds ook vrouwen voor een belangrijk deel hebben geparticipeerd, vormt het hart van het Syrisch-orthodoxe spirituele leven (Jarjour 2018; Bakker Kellogg 2018; Varghese 2004).

De ‘Syrische traditie’

De Klassiek-Syrisch literaire en theologische traditie werd niet alleen in de miafysitische Syrisch-Orthodoxe Kerk voortgezet, maar ook in de vaak als ‘nestoriaans’ aangeduide Kerk van het Oosten. Deze kerk had haar zwaartepunt oostelijker dan de Syrisch-Orthodoxe Kerk, in het toenmalige Perzische Rijk, het huidige Iran en Irak, en wordt daarom vaak ‘Oost-Syrische’ Kerk genoemd (naast de Syrisch-Orthodoxe ‘West-Syrische’ Kerk).

Zoals de verwijzing naar Nestorius al suggereert, nam deze kerk een strikt dyofysitisch ‘nestoriaans’ standpunt in dat ondanks de overeenkomsten met de formuleringen van Chalcedon door de meerderheid van de kerken werd afgewezen. Ondanks hun haast diametraal tegenovergestelde christologische positie, erkenden en erkennen beide kerken elkaars verbondenheid met de Klassiek-Syrische literaire traditie en de seculiere Arameestalige tradities die daaruit zijn voortgekomen (Teule 2018).

In Nederland is een kleine gemeenschap van wat nu de Apostolische Assyrische Kerk van het Oosten heet, de Mar Benyamin-parochie in Zeist die tweewekelijks diensten organiseert. De meeste van deze Assyriërs zijn in de jaren negentig als vluchtelingen uit Irak in Nederland terechtgekomen.

In de Osmaanse periode zijn daarnaast uit beide kerken katholieke ‘geünieerde’ kerken ontstaan: de Syrisch-Katholieke Kerk met haar centrum in Sharfeh, Libanon, en de Chaldeeuwse Kerk, met haar centrum in Irak. Beide kerken functioneren in Nederland als onafhankelijke parochies van de Rooms-Katholieke Kerk (Teule & Murre-van den Berg, 2018). Samen met de Maronitische Kerk van Libanon en de Indiase Thomaschristenen vormen zij de ‘Syrische traditie’ binnen het wereldchristendom (Brock & Taylor 2001; Butts et al. 2011; Murre-van den Berg 2007 en 2015; King 2018).

Een etnisch-religieuze gemeenschap

De Osmanen die vanaf de zestiende eeuw een groot deel van het Midden-Oosten beheersten, namen grotendeels de oudere islamitische tweedeling in ‘moslims’ en ‘volken van het boek’ (vooral joden en christenen) over. De laatste categorie werd daarin weliswaar beschermd (dhimmi), maar betaalde daarvoor in de plaats extra belasting.

Joden en christenen hadden daarnaast met allerlei beperkingen te maken, vooral gericht op de publieke erkenning van de islam en het blijvende onderscheid tussen moslims en niet-moslims. Hieronder waren bijvoorbeeld kledingvoorschriften en restricties op het uitbreiden of vernieuwen van kerken. Zowel de hoogte van de extra belastingen als de uitvoering van de overige regels was echter sterk afhankelijk van tijd en plaats, waarbij zowel lokale als internationale factoren van invloed waren (Sharkey 2017).

Een belangrijk aspect van wat gaandeweg het ‘millet-stelsel’ is gaan heten, was het feit dat de religieuze gemeenschap, de millet (groep, natie), steeds meer een sterke sociale en juridische betekenis kreeg. Als inwoner van het Osmaanse Rijk was je per definitie lid van een religieuze gemeenschap, en dat bepaalde grotendeels je sociale rechten en plichten. Daaronder viel veel dat in Nederland onder het burgerlijk recht valt: huwelijksen scheidingsrecht, voogdij over de kinderen en erfrecht. Over al die zaken gingen de kerkelijke autoriteiten.

Juist toen het millet-stelsel in de negentiende eeuw ingrijpend gemoderniseerd werd – inclusief gelijkstelling van moslims en christenen en meer lekeninvloed op het bestuur van de millets – werd de sociaaljuridische kant van de millets feitelijk verder versterkt. Deze bureaucratisering en juridisering van de religieuze gemeenschap droeg daarmee bij aan een groeiend besef van eigenheid die zich in deze periode ook meer en meer als ‘etnisch’ of ‘nationaal’ ging zien.

Het is daarom geen toeval dat de modernisering van de millets samenviel met een sterke toename van nationalisme. Enerzijds probeerde het Osmaanse Rijk een brede en inclusieve ‘Osmaanse’ identiteit te creëren waarin joden, christenen en moslims op gelijke voet zouden staan, maar anderzijds groeide de invloed van nationalisten in bijna alle groepen waaruit het Osmaanse Rijk bestond.

Bureaucratisering en juridisering van de religieuze gemeenschap droeg bij aan een groeiend besef van eigenheid

In veel gevallen was dat nationalisme erop gericht niet alleen de macht van het centraal-geregeerde Osmaanse Rijk, maar ook dat van de religieuze leiders te verkleinen. In sommige gevallen leidde dat, zoals bij het Arabisch nationalisme, tot een poging de religieuze verschillen te overstijgen en moslims, joden en christenen politiek te verenigen. Hiermee verzetten de Arabische nationalisten zich tegen het groeiende Turkse nationalisme dat juist islamen etniciteitnaties verbond.

De reactie van christelijke groepen als die van de Armeniërs en de Assyriërs van de Kerk van het Oosten, was juist om de eigen religieuze gemeenschap steeds meer ook als een moderne ‘natie’ te zien, vanuit een etnische interpretatie van de religieuze gemeenschap. Voor de Armeense activisten, die daarin door de Russen aan de oostgrens van het Osmaanse Rijk gesteund werden, betekende het ook dat ze actief op zoek gingen naar een manier om een onafhankelijke Armeense staat te stichten. Een deel van de Syrisch-orthodoxen was geïnteresseerd in het ontluikende Assyrische nationalisme, terwijl een groter deel zich afzijdig hield van deze sterke politieke inkleuring van de eigen gemeenschap (Becker 2015; Atto 2011).

Getraumatiseerde gemeenschap

Deze verschillende vormen van nationalisme binnen het Osmaanse Rijk in combinatie met groeiende druk op de Osmaanse buitengrenzen, leidden er toe dat het Osmaanse Rijk in 1914 de Duitse kant koos, tegen Rusland, Engeland en Frankrijk. Vooral Rusland vormde een onmiddellijke dreiging aan Turkije’s oostgrens. Dat werd versterkt door de angst dat de Armeniërs in Oost-Turkije de Russische kant zouden kiezen in de hoop op een onafhankelijk Armenië.

In reactie daarop werden niet alleen Russisch-Armeense troepen aangevallen, maar werd besloten alle Armeniërs uit de oostelijke provincies te verwijderen. Nadat in april 1915 de Armeense leiders in Istanboel waren opgepakt en omgebracht, werd daarna opdracht gegeven aan lokale burgemeesters en provinciehoofden om in hun gebieden alle Armeense mannen te arresteren en om te brengen, en vrouwen en kinderen op transport te zetten naar de Syrische gebieden.

Deze transporten waren zo georganiseerd – met weinig bewaking en geen voorzieningen voor overnachting en voedsel – dat niet alleen velen stierven van honger en uitputting, maar dat allerlei rondtrekkende bendes de gelegenheid kregen voedsel en de schaarse bezittingen van de gedeporteerden te roven, vrouwen te verkrachten of tot huwelijken te dwingen, en samen met hun kinderen tot slaaf te maken.

Pas meer dan honderd jaar na de Armeense genocide – Sayfo, ‘het Zwaard’ – komt de verwerking ervan op gang

De weinigen die deze gruwelijke transporten overleefden, kwamen in Syrische kampen terecht. Hiervandaan vertrokken sommigen naar Europa en de Verenigde Staten, anderen lukte het een nieuw leven op te bouwen in Libanon, Syrië en Palestina (Akçam 1999/2006).

De Armeense genocide betrof echter niet alleen Armeniërs. Hoewel de officiële opdrachten in de meeste gevallen expliciet over ‘Armeniërs’ spreken, werden de andere christenen in het oosten van Turkije meestal op dezelfde manier behandeld. In het oosten betrof dat vooral Syrisch-orthodoxen, Syrisch-katholieken, Chaldeeërs, en Assyriërs van de Kerk van het Oosten. Hun dorpen werden op dezelfde manier behandeld als die van de Armeniërs, terwijl in de steden een lokale burgemeester soms onderscheid maakte en alleen de Armeniërs liet deporteren. In een enkel geval lukte het de Syrisch-Orthodoxen om hun dorp voor kortere of langere tijd tegen de Turkse of Koerdische troepen te verdedigen (Gaunt 2006).

Hoewel de Syrisch-orthodoxe gemeenschap enorme klappen te verduren had gehad, lukte het de overlevenden van de genocide, die in het Aramees Sayfo (‘het Zwaard’) heet, sommige van de dorpen in Turkije weer op te bouwen. Tegelijkertijd begon, net als bij de Armeniërs, de grootschalige migratie van de Syrisch-orthodoxen naar grotendeels dezelfde gebieden: de Verenigde Staten, Libanon, Syrië en Palestina (Atto 2011).

Hoewel de Sayfo inmiddels meer dan honderd jaar is geleden, is pas de laatste jaren de verwerking hiervan op gang gekomen. Lang werden alleen in de familiekring de verhalen van de genocide doorverteld door de overlevenden of hun kinderen. Sommige van hun getuigenissen zijn op papier of video vastgelegd, maar in veel gevallen werd er verder nauwelijks over gepraat.

Pas de laatste jaren, vooral nu de Armeense genocide rond de herdenkingen in 2015 volop in de belangstelling is gekomen, komen ook in Syrisch-orthodoxe kring de verhalen los en blijkt dat veel van wat er toen gebeurde nog nauwelijks is verwerkt. De Nederlandse roman van Stire Kaya-Cirik, Echo uit een onverwerkt verleden (2013), brengt dit schrijnend tot leven.

Die verwerking heeft zowel een persoonlijke kant (net als bij de overlevenden van de holocaust werken de trauma’s door in de tweede en derde generatie) als een gemeenschappelijke en publieke kant: om hiermee in het reine te komen moet deze geschiedenis publiekelijk worden verteld en erkend, niet alleen door de Syrisch-orthodoxen zelf maar ook door degenen met wie ze – in het Midden-Oosten, Europa en elders – samenleven. Deze roep om erkenning van wat er gebeurd is kan zich inmiddels beroepen op groeiende wetenschappelijke consensus over wat zich in 1915 heeft afgespeeld (Gaunt et al. 2017; Talay & Barthoma 2018).

Transnationale gemeenschap

De genocide van 1915 gaf de aanzet tot de vorming van de huidige transnationale gemeenschap. Een deel van de Syrisch-orthodoxen bleef in de regio en vestigde zich in Syrië, Libanon en Palestina. In Syrië sloten de vluchtelingen zich deels aan bij al bestaande gemeenschappen in Homs, Aleppo en Damascus, maar ze vormden ook nieuwe gemeenschappen in het noordoosten, vooral in en rond de steden Hassake en Qamishli. Een ander deel vertrok naar Noorden Zuid-Amerika.

In 1923 week het patriarchaat dat tot dan toe in Turkije was gevestigd, uit naar Homs in Syrië; in 1959 volgde een verhuizing naar het centrum van Damascus. Hoewel het oude kerkelijke centrum in de Bab Touma-wijk nog steeds wordt gebruikt, heeft het in de jaren negentig gebouwde klooster in Ma’arat Sayednaya veel van zijn functies overgenomen. Inmiddels is ook in Atchaneh (Bikfaya) in Libanon een nieuw patriarchaal centrum geopend.

Daarnaast zijn de kloosters, zowel in het Midden-Oosten als elders, belangrijke centra van de transnationale gemeenschap: variërend van het kleine maar belangrijke Mor Markos-klooster in Jeruzalem, dat jaarlijks vele Syrisch-orthodoxe bezoekers van over de hele wereld verwelkomt, tot de grote oude kloosters in Turkije, waarvan het Mor Gabriel-klooster het belangrijkst is (Omtzigt et al. 2012; Murre-van den Berg 2013).

Europese bisdommen vormen een belangrijk zwaartepunt

Hoewel de leiding van de kerk daarmee duidelijk maakt dat het Midden-Oosten nog steeds het hart van de kerk vormt, is de afgelopen jaren de galutho of ballingschap steeds belangrijker geworden. In die internationale diaspora vormen de Europese bisdommen – en in het bijzonder die van Nederland, Duitsland en Zweden, een belangrijk zwaartepunt.

De kern van deze gemeenschappen werd in eerste instantie vooral gevormd door Syrisch-orthodoxen uit het zuidoosten van Turkije, de streek Tur ’Abdin tussen Midyat, Nusaybin en Mardin. Later voegden zich daarbij ook Syrisch-orthodoxe vluchtelingen uit het noordoosten van Syrië en Irak.

Was de eerste groep vooral Arameestalig, de vluchtelingen uit Syrië en Irak waren vooral Arabischtalig. De Arabischtalige groep is veel kleiner dan de Arameestalige, maar is de laatste jaren uitgebreid met recente vluchtelingen uit Syrië. Zij komen vooral uit Aleppo, Homs en Damascus en zijn vaak nakomelingen van degenen die zich na de Sayfo in Syrië vestigden. Nadat deze recente vluchtelingen in Nederland een voorlopige status hebben gekregen, kiezen ze er vaak voor zich in de Enschedese regio te vestigen, omdat daar veel geloofsgenoten wonen en ze via hen relatief makkelijk aan werk en huisvesting kunnen komen.

Grootfamilie en kerk

Voor de Syrisch-orthodoxen in Nederland geldt dat ze over het algemeen op verschillende manieren met de lokale en transnationale gemeenschap verbonden zijn.

Allereerst is daar de hechte kring van de grootfamilie. Een deel daarvan is vaak in dezelfde lokale Nederlandse parochie te vinden, maar een ander deel is verspreid geraakt over de hele wereld: sommigen relatief dichtbij in Europa (behalve in Duitsland en Zweden zijn er ook Syrisch-orthodoxe gemeenschappen in onder andere Oostenrijk, Zwitserland, Engeland, België), anderen ver weg in Noord-Amerika of Australië. Een enkeling heeft nog familie in het Midden-Oosten en treft op bezoek in de regio de familieleden uit andere migratielanden.

Daarnaast onderhouden de meeste Suryoye ook contact met de bredere gemeenschap via allerlei verenigingen en politieke partijen.

Deze politieke en culturele organisaties maken intensief gebruik van moderne communicatiemiddelen, variërend van satelliet-tv en gedrukte publicaties tot publicaties en filmpjes op allerlei sociale media.

De christelijke Syrisch-orthodoxen worden door veel Europeanen vaak als moslim gezien en hun kerken als moskeeën

De kerk is in dit alles zonder twijfel de belangrijkste transnationale factor. Hoewel er op verschillende plekken in de wereld opleidingscentra zijn ontstaan, vindt nog steeds een deel van de training in het patriarchale centrum bij Damascus plaats. Daarnaast houdt de patriarch scherp zicht op wat er in de verschillende bisdommen gebeurt. De benoeming van bisschoppen wordt centraal aangestuurd, en religieuzen en priesters komen vaak in andere landen en parochies terecht dan waar ze vandaan komen.

Hoog oplopende discussies

De politieke en culturele verenigingen vertegenwoordigen een breed spectrum aan opvattingen, waarvan sommigen ook een duidelijke politieke lading hebben. Van oudsher was de ‘Assyrische’ partij politiek actief. Deze partij ontstond al in het Midden-Oosten en zocht daarbij samenwerking met Assyriërs van de Assyrische Kerk van het Oosten.

Behalve dat deze groep hun pre-christelijke wortels voornamelijk in de Assyrische traditie van Noord-Irak lokaliseert, heeft ze, vooral in de context van de Assyrian Democratic Organization (ADO) een lange geschiedenis van oppositie tegen het regime in Syrië, in samenwerking met Koerdische partijen in het noordoosten van Syrië.

De samenwerking met Koerden, die ook in Noord-Irak aan de orde is, leidt ook tot conflicten: in een poging om tegenover de meerderheid in Bagdad of Damascus een eigen provincie of staat op te richten, zijn Koerden en Assyriërs (en christenen meer in het algemeen) lange tijd bondgenoten, maar uiteindelijk ook rivalen over bestuur, grond en schoolcurricula.

De niet-Assyrische groep was lange tijd minder politiek actief en richtte zich vooral op de kerkelijke en culturele tradities, met nadruk op liturgie, taal en geschiedenis. Inmiddels is een deel van deze groep onder de naam Arameeërs ook zeer actief geworden in het lobbywerk voor de erkenning van de rechten van de christenen als oorspronkelijke bewoners van het Midden-Oosten. De belangrijkste partij in deze, de World Council of Arameans (WCA), zoekt daarbij enerzijds steun van VNen EU-commissies, anderzijds van veelal rechtse partijen die de bescherming van de christenen in het Midden-Oosten als politiek doel hebben. In de lobby bij zowel internationale ngo’s als bij nationale regeringen staat de erkenning van de genocide van 1915 hoog op de agenda.

Anti-islamitische agenda

Daarbij speelt soms ook een anti-islamitische agenda een rol, want een van de lastigste discussies in de Syrisch-orthodoxe gemeenschap is die over de gewenste verhouding met moslims en islam – zowel wat betreft de landen van herkomst als de migratielanden. Afhankelijk van de persoonlijke ervaringen en de geschiedenis van dorp en regio van herkomst, voeren soms de positieve ervaringen van vriendschap en politieke samenwerking met moslims de boventoon. Vaker echter domineert een anti-islamitische agenda, gevoed door de Turkse ontkenning van de genocide of mislukte samenwerking met Koerdische partijen in Syrië en Noord-Irak. Deze wordt versterkt door angst voor een door de islam gedomineerd Europa.

De gemeenschap is patriarchaal georganiseerd, met de (groot)familie als kern en een eigen Syrisch-orthodoxe-Nederlandse identiteit

De discussie hierover wordt nog verder gecompliceerd door het feit dat de Syrisch-orthodoxen door veel Europeanen vaak in eerste instantie als moslim worden gezien en hun kerken als moskeeën. Het onvermogen van seculiere en soms ook christelijke Europeanen om verschil te maken tussen christelijke en niet-christelijke migranten, confronteert Syrisch-orthodoxe christenen met het feit dat hun christelijk geloof niet alleen lastig herkenbaar is voor Europeanen, maar ook dat nadere uitleg geen vanzelfsprekende opname in de Europese cultuur impliceert.

Scheidingslijnen

De politieke en culturele verschillen tussen Aramese en Assyrische groepen onder de Syrischorthodoxen hebben de afgelopen decennia regelmatig tot hoogoplopende conflicten geleid. In Nederland is daarbij het bisdom een eenheid gebleven – in Zweden zijn door de kerk twee bisdommen gecreëerd om de onderlinge spanningen tussen beiden groepen te kanaliseren. Culturele verenigingen, voetbalverenigingen en andere eigen organisaties zijn wel vaak langs de lijnen van deze twee partijen georganiseerd. Waar over het algemeen de Aramese benadering meer support heeft, is lang niet iedereen in deze groep daar intensief mee bezig.

Naast het verschil tussen Assyrisch en Aramees, kunnen ook verschillen in regionale afkomst, tussen de vooral Arabischtaligen uit Syrië en de Arameestaligen uit Turkije, tot verdere onderverdelingen leiden, zeker als die scheidslijn gaat samenvallen met Assyrische en Aramese politiek-nationale oriëntaties. Pogingen om de moderne Aramese taal (Surayt) tot dominante spreektaal binnen de gemeenschap te maken, is maar beperkt succesvol: uiteindelijk wordt meestal een combinatie van Arabisch, Surayt, Nederlands, Engels en Duits gebruikt.

Vrouwen en meisjes

Een laatste punt van spanning binnen de gemeenschap betreft de positie van vrouwen en meisjes. Over het algemeen is de gemeenschap patriarchaal georganiseerd, met de (groot)familie als kern van samenleven en eigen Syrisch-orthodoxe-Nederlandse identiteit. Tegelijkertijd worden in de meeste gezinnen zowel jongens als meisjes gestimuleerd een goede opleiding te volgen, liefst op hboof universitair niveau. Ook blijven deze goed-opgeleide vrouwen meestal werken nadat ze getrouwd zijn en kinderen hebben gekregen, waarbij de zorg van de kinderen met (inwonende) ouders of andere oudere familieleden wordt gedeeld.

Hoewel dit enerzijds mogelijkheden biedt voor vrouwen om zich verder te ontwikkelen, ook buiten de eigen Syrisch-orthodoxe kring, blijft het patriarchale model grotendeels in stand. Ongetrouwde vrouwen moeten veel meer op hun tellen passen dan single mannen, vrouwen met een gezin dragen een zware last van de zorg voor man, kinderen en oudere familieleden naast hun werk buiten de deur. In de kerk geldt het patroon zoals in alle Oostersen Oriëntaals-orthodoxe kerken waarbij vrouwen een (soms grote) rol spelen in het kerkbestuur, maar niet in de kerkelijke hiërarchie kunnen worden opgenomen.

Alleen als koorleden worden meisjes als diaken (in de laagste rang) gewijd. Dit zorgt weliswaar voor een hele zichtbare en hoorbare bijdrage van vrouwen en meisjes aan de liturgie, maar levert ook spanningen op, omdat ze niet zoals hun mannelijke leeftijdsgenoten voluit kunnen participeren en eventueel hogere (diaken)wijdingen kunnen ontvangen.

Waar de discussie over vrouwelijke priesters voor vrijwel alle Syrisch-orthodoxe leken en geestelijkheid buiten het gezichtsveld ligt, wordt wel hardop nagedacht of vrouwelijke diakenen en de vrouwelijke religieuzen bredere maatschappelijke, theologische en liturgische functies zouden kunnen vervullen.

Conclusies

In de afgelopen vijftig jaar is in Nederland een sterke Syrisch-orthodoxe gemeenschap ontstaan, die geworteld in de Nederlandse samen leving haar banden met de transnationale Syrisch-orthodoxe gemeenschap onderhoudt. Velen van wie de ouders in de jaren zeventig en tachtig in Nederland zijn aangekomen, hebben een goede opleiding en goede banen, ook al is dit niet voor iedereen gelukt. Via sociale en politieke organisaties geven velen van hen actief inhoud aan hun Syrisch-orthodoxe identiteit, maar het is toch vooral de kerk, met klooster en parochie, die daarbij een centrale plaats inneemt. Verschillende onderzoekers hebben hier de afgelopen jaren aandacht aan besteed.

Tegelijkertijd moet geconstateerd worden dat er dringend vervolgonderzoek nodig is naar de manier waarop de Syrisch-orthodoxe gemeenschap in de Nederlandse samenleving haar plaats vindt. Dit betreft vragen rond relaties met Nederlanders van buiten de eigen Syrisch-orthodoxe kring, maar ook andere aspecten van integratie, zoals het gebruik van andere talen naast het Nederlands en de hoogte van opleiding en inkomen in vergelijking met andere Nederlanders. Daarnaast zijn voor de kerkelijke praktijk vragen rond de contacten met andere kerken (katholiek, protestants, evangelisch), maar in het bijzonder die van de Oostersen Oriëntaals-orthodoxe tradities van belang.

Tot slot stelt zich de vraag naar de mate en vorm van secularisering in deze kring. Het meeste onderzoek is gedaan naar de scherpere scheiding tussen het religieuze en niet-religieuze domein, zoals die zichtbaar wordt in de groeiende nadruk op de etnische identiteit. Of er ook sprake is van afname van de religieuze betrokkenheid en dagelijkse religieuze praktijk, of van een bewust afscheid nemen van de Syrisch-Orthodoxe Kerk, is nog niet onderzocht.

Incidentele waarnemingen doen vermoeden dat ook deze processen wel degelijk plaatsvinden, maar om deze wat minder zichtbaarder processen te begrijpen vergt nader onderzoek.

Heel zichtbaar daarentegen is het grote elan waarmee de Syrisch-Orthodoxe Kerk haar leden motiveert tot gemeenschap en onderlinge zorg, tot een actief christelijk leven in de bevestiging van die bijzondere rijke christelijke cultuur, die ondanks geweld en uitsluiting nog steeds wordt doorgegeven aan de nieuwe generaties.

Literatuur

Aartsbisdom van de Syrisch-Orthodoxe Kerk in Nederland / Syrisch-orthodox Jongeren Platform (2017). Hemels brood & geestelijke drank. Syrisch-orthodoxe Eucharistieviering [lahmo šmayyono w-šeqyo ruhonoyo]. Glane-Losser: Bar Ebroyo Press.

Akçam, T. (1999/2006). A Shameful Act. The Armenian Genocide and the Question of Turkish Responsibility. Londen: Constable.

Atto, N. (2011). Hostages in the Homeland, Orphans in the Diaspora: Identity Discourses among the Assyrian/Syriac Elites in the European Diaspora. Leiden: University Press.

Bakker Kellogg, S. (2015). Ritual sounds, political echoes: Vocal agency and the sensory cultures of secularism in the Dutch Syriac diaspora. American Ethnologist 42, no. 3, 431-445.

Becker, A. (2015). Revival and Awakening: Christian Mission, Orientalism, and the American Evangelical Roots of Assyrian Nationalism (1834-1906). Chicago: Chicago University Press.

Brock, S., Taylor, D.G.K. (2001). The Hidden Pearl: The Heirs of the Ancient Aramaic Heritage. Rome: Trans World Film Italia. (Nederlandse vertaling: De verborgen parel).

Butts, A.M., Brock, S., Kiraz, G., Van Rompay, L. (2011). Gorgias Encyclopedic Dictionary of the Syriac Heritage. Piscataway, NJ: Gorgias Press.

Gaunt, D. (2006). Massacres, Resistance, Protectors: Muslim-Christian Relations in Eastern Anatolia during World War I. Piscataway, NJ: Gorgias Press.

Gaunt, D., Atto, N., Soner O. Barthoma, S.O. (2017). Let Them Not Return: Sayfo – The Genocide against the Assyrian, Syriac and Chaldean Christians in the Ottoman Empire. New York, Oxford: Berghahn Books.

Jarjour, T. (2018). Sense and Sadness: Syriac Chant in Aleppo. Oxford: Oxford University Press.

King, D. (red.) (2018). The Syriac World. Londen: Routledge.

Murre-van den Berg, H. (2007). Syriac Christianity. In: K. Parry (ed.), The Blackwell Companion to Eastern Christianity. Blackwell Publishing: Malden/Oxford/Victoria, 249-268.

Murre-van den Berg, H. (2013). A Center of Transnational Syriac Orthodoxy: St. Mark’s Convent in Jerusalem. Journal of Levantine Studies 3 nr. 1, 61-83.

Murre-van den Berg, H. (2015). Classical Syriac and the Syriac Churches: A Twentieth-Century History. In: M. Doerfler, E. Fiano, K. Smith, Syriac Encounters: Papers from the Sixth North American Syriac Symposium, Duke University, 26-29 June 2011. Peeters: Louvain, 119-148.

Murre-van den Berg, H. (2018). De Syrisch-orthodoxe Kerk. In: Teule & Brüning, 158-171.

Omtzigt, P.H., Tozman, M.K., Tyndall, A. (red.) (2012). The Slow Disappearance of the Syriacs from Turkey and of the Grounds of the Mor Gabriel Monastery. Berlijn: LIT Verlag.

Schukkink, A.J. (2003). De Suryoye: een verborgen gemeenschap: een historisch-antropologische studie van een Enschedése vluchtelingengemeenschap afkomstig uit het Midden-Oosten. Proefschrift Vrije Universiteit, Amsterdam.

Sharkey, H.J. (2017). A History of Muslims, Christians and Jews in the Middle East. Cambridge: Cambridge University Press.

Slageren, J. van, i.s.m. Salaam Somi (2018). In gesprek met Mor Polycarpus, Aartsbisschop van de Syrisch-Orthodoxe Kerk van Antiochië in Nederland. Glane-Losser: Bar Ebroyo Press.

Talay, Shabo, Sone Ö. Barthoma (2018). Sayfo 1915. An Anthology of Essays of the Genocide of Assyrians/Arameans during the First World War. Piscataway NJ: Gorgias Press.

Teule, H., Murre-van den Berg, H. (2018). De Westerse Kerken in het Midden-Oosten. In: Teule & Brüning, 493-503.

Teule, H. & Brüning, A. (red.) (2018), Handboek Oosters Christendom. Leuven: Peeters.

Teule, H. (2018). De (Assyrische) Kerk van het Oosten. In: Teule & Brüning, 172-186.

Van Rompay, L. (2018). De onafhankelijke volkskerken tot aan de Arabisch-islamitische veroveringen (451-641). In: Teule & Brüning, 21-49.

Varghese, B. (2004). West Syrian Liturgical Theology. Aldershot: Ashgate.

Websites

Assyrian Democratic Organization (ADO): en.ado-world.org/

Assyrian International News Agency (AINA): www.aina.org/

Mar Benyamin Church Holland: www.marbenyamin.nl/

World Council of Arameans (WCA): www.wca-ngo.org/

St. Ephrem The Syrian Monastery (website van Mor Ephrem-klooster, boekhandel en Nederlands aartsbisdom): morephrem.com/

Surayt-Aramaic Online: surayt.com/

Syrian orthodox Patriarchate of Antioch: syriacpatriarchate.org/

Syrisch-orthodox Jongeren Platform: sojp.nl/ zie ook Facebook-pagina: www.facebook.com/hetsojp/

Heleen (prof.dr. H.L.) Murre-van den Berg is bijzonder hoogleraar Oosters christendom aan de Radboud Universiteit Nijmegen en directeur van het Instituut voor Oosters Christendom.


Lees ook dit artikel:


Nieuwsbrief

Cover van Spiritueel bijbellezen, geschreven door Richard Rohr.

Schrijf je nu in voor de nieuwsbrief en ontvang het E-book Spiritueel bijbellezen cadeau.

Lees wekelijks de nieuwste artikelen en de meest actuele blogs.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken