Menu

Premium

De tien geboden in de eredienst

Een wandelaar op pad

In veel gemeenten kent de liturgie van de ochtenddienst de lezing van de Tien Geboden. Die wordt dan meestal gelezen aan het begin van de kerkdienst, uit Exodus 20, vóór de Schriftlezing en gevolgd door een Psalm. Veel kerkmensen horen de vertrouwde klanken van de wet en luisteren nauwelijks. Behalve als het net even iets anders gaat dan gebruikelijk. Daarvoor doe ik hieronder een aantal suggesties.

Suggesties voor andere Bijbelgedeelten

Meestal wordt de wet uit Exodus 20 voorgelezen, vaak met een samenvatting uit het NT, Mattheüs 22:37-40. Alternatieven zijn er ook, al zijn dat er weinig. Ten eerste kan natuurlijk ook Deuteronomium 5:6-21.

Er zijn maar weinig hoofdstukken vergelijkbaar met Exodus 20. Leviticus 19 kan selectief worden gelezen. Bijvoorbeeld de verzen 1-4, 9-12 en 34-37. In dit gedeelte spreekt God nadrukkelijk met gezag door voortdurend te herhalen: Ik ben de HERE. Als u vooraf meedeelt, dat de focus ligt op de relatie tussen God en Zijn volk, luisteren mensen anders naar het refrein: Ik ben de HERE, uw God.

Om te wijzen op het karakter van het geloof, namelijk het horen (Sjema Israël) van de woorden van God, en de eenheid tussen het OT en NT, is de volgende combinatie mogelijk: Deuteronomium 6:1-7 en Marcus 12:28-31. Aardig zijn ook de verbanden: horen, gehoor geven en gehoorzamen.

Andere plaatsen waar geboden staan: de Bergrede, Mattheüs 5, 6, 7; Mattheüs 19:1-12; Lucas 18:18-27; Romeinen 12:9-21 en 13:8-14, Galaten 5:13-26; Jakobus 2:8-13.

Commentaar vooraf/rondom de lezing van de wet

Hieronder volgen geen teksten die je zomaar kunt oplezen, maar meer gedachten waaruit het een en ander bruikbaar is als toelichting op de lezing van de wet. Die toelichting gaat natuurlijk aan de lezing vooraf. Ik streef niet naar een systematische aanpak en sommige opmerkingen hebben met andere te maken of overlappen elkaar. Neem er kennis van en oordeel zelf wat al dan niet bruikbaar is in de liturgie.

Het woord wet heeft in de westerse cultuur – en in de West Romeinse (katholieke) kerk – een juridische klank en een min of meer negatieve connotatie gekregen. In de wet staan geboden en verboden. De wet confronteert je met beperkingen. De wet is streng – echt iets voor de kerk – en bepaalt vooral wat je níet mag. Dat is natuurlijk niet zo, maar voor sommige mensen klinkt er toch heel wat mee in het woord wet. Het tegendeel is de bedoeling. De wet maakt het leven mogelijk. Denk maar aan het verkeer. Stel je voor, dat er geen regels zouden zijn. Het zou een chaos worden. Denk maar aan het water voor een vis. Dat legt beperkingen op. Zeker: een vis kan niet besluiten aan wal verder te gaan. Daar wordt hij voor ‘gestraft’. Daarom geeft het water aan het (vissen-) leven de ruimte. Het is verstandig voor vissen om zich aan de beperkingen van het water te houden, ook al blijft dat water natuurlijk een beperking. De wet beperkt, maar maakt daardoor het leven voor de gemeenschap en de enkeling mogelijk. Of weer anders gezegd: de wet legt niet in de eerste plaats beperkingen op, maar geeft ruimte om jezelf te zijn, om je in je element te voelen, om je te voelen als een vis in het water.

De negatieve connotatie van het woord wet valt lastig te combineren met de vreugde van de wet onder de joden. De Tora is niet zozeer een wet in onze betekenis, maar meer een levensinstructie om het leven mogelijk te maken. Volgt een mens deze regels, dan komt hij of zij tot het doel van zijn of haar leven. Het is een wet om naar te leven, die leven geeft en tot het leven leidt. Het is wel een heel alledaags, maar een navenant illustratief voorbeeld voor veel mensen: vergelijk de wet met een instructie om iets in elkaar te zetten. Denk aan een kastje van Ikea. Volg de instructie en er komt een kastje uit. Je kunt het natuurlijk ook eerst zelf proberen. Soms gaat het er dan heel wat stuk. Beter is het om maar meteen naar de instructie te kijken, of je moet die natuurlijk uit je hoofd kennen. In ieder geval leidt het volgen van de regels tot het gewenste doel/kastje. De aanwijzingen van die instructie zijn geen beperkingen, maar ze wijzen de weg om tot het beste resultaat te komen. Volg Gods instructie en het leven komt tot zijn doel. Een ander voorbeeld is de tom-tom die je brengt op de plaats van bestemming, tenminste als je de aangegeven richting volgt.

Het is goed te beseffen, dat de tien geboden in onze christelijke cultuur een heel geïsoleerde positie innemen en dat de Joden (en volgens mij ook het OT) de tien geboden meer zien als onderdeel van de leer van de Schrift. De samenvatting van de wet wordt gevormd door de eerste twee geboden, dat wordt daarna voortdurend uitgewerkt, (10 geboden, Tenach) tot de mondelinge overlevering toe. Het gezag van die voor ons verschillende bronnen, is voor hen gelijk. De kern is het Sjema Israël, het gaat om het horen van de woorden van God en de belijdenis dat de HERE één is. De tien geboden en de andere geboden breiden dat ‘slechts’ uit.

Volgens de Joden: waarom zijn de geboden niet opgeschreven op het steen, maar in het steen ingeschreven? Ze liggen er niet op, maar in, omdat de geboden niet extra zijn, niet erbij komen, niet op het leven komen, maar (onder)deel uitmaken van het leven. Zoals ze deel zijn van de steen, zo zijn ze deel van het leven.

De openbaring van de wet is een wezenlijk onderdeel van de bevrijding uit Egypte. De Joden hadden ruim 400 jaar als slaaf geleefd en moesten naar een ander land, een hele samenleving opbouwen, inrichten en zelf regeren. De bevrijding zonder wetgeving zou tot chaos en wanorde leiden. De wet gaf het volk kans van slagen om een nieuw tijdperk in te gaan. Vandaar ook de vreugde van de wet: het is een onderdeel van de bevrijding en biedt perspectief voor het beloofde land. Dat wat God zegt is geen wet, maar altijd evangelie, bevrijding. Vgl. NT: Jezus Christus = levende woord van God = bevrijding.

In Exodus 20 wordt niet gesproken over Gods wetten, maar Gods woorden. Het eerste woord is ook geen wet, maar een mededeling wie God is: Ik ben de HEERE, uw God en vervolgens wat Hij gedaan heeft: Die u uit Egypte, het diensthuis, heb uitgeleid. (Geen enkel woord wordt in de Bijbel vaker herhaald. Het wordt ook wel de handtekening van God onder Zijn liefdesbrief genoemd.) Het eerste woord gaat over God en wat God gedaan heeft en dan volgen de woorden waarin staat wat God van de mensen vraagt (om te doen). Anders gezegd: God zegt dus, wie Hij is en wat Hij doet. Voordat Hij de mensen vraagt iets te doen voor Hem, zegt Hij wat Hij gedaan heeft voor hen. God kan dus met recht met gezag spreken en de geboden opleggen. Anders gezegd: de Tien Woorden staan in het kader van een relatie (van liefde en genade) tussen God en het volk, van een verbond tussen de bevrijder en het slavenvolk. God gaf de bevrijding en als consequentie en de voortzetting daarvan de geboden.

Ik ben de HERE, uw God = een Koninklijke manier van spreken. God spreek onder verwijzing naar de bevrijding met koninklijke autoriteit. Anders gezegd: de tien geboden zijn een herinnering aan de geschiedenis, een herinnering aan de persoonlijke verantwoordelijkheid van de mens en een herinnering aan de manier van leven met de naaste.

Het eerste gebod suggereert meteen één centrale leider van de geschiedenis, een eerste oorzaak van alles, één Koning of Heerser. Het tweede gebod is een samenvatting van alle volgende geboden. Als je bereid bent te buigen voor het eerste gebod, God zelf, dan vloeit daaruit voort de gehoorzaamheid aan alle andere geboden. De wet wordt niet zozeer verbonden aan de priester die verzoent, maar aan de koning die leidt.

De Tien Woorden zijn opgetekend in de Tora-rol en daarnaast ook gegraveerd in twee stenen tafelen, als tekenen van het verbond. Zij werden door God gesproken in tegenwoordigheid van het gehele volk als directe getuige. Pas daarna vroeg het volk aan Mozes: spreek jij met ons (Ex. 20:16,19; Deut. 5:21). Als Mozes bij het zien van het kalf de stenen verbreekt is dat dus ook symbolisch. De tekenen van het verbond worden verbroken. De aanbidding van het kalf is de geestelijke breuk van het verbond, het stukgooien van de stenen de letterlijke.
Een andere gedachte in dit verband is, dat de twee tafelen dezelfde tekst bevatten. De één is een kopie van de ander, zoals heden ten dage bij een contract. De tien geboden ‘regelen’ dan de verplichtingen van Heer en leenheer, van Koning en onderdaan. Wie is God en wat doet het volk?

Juist in de woestijn is de wet gegeven, om tijdens de woestijnreis te overleven en als voorbereiding op volk in het land Kanaän. De Tien Woorden zijn ook te lezen als een voortzetting op de schepping. Met de Schepping is de wereld een gegeven, met de Tien Woorden de inrichting van de samenleving, de bestemming van het leven, het doel van het bestaan: doe dat en gij zult leven. Dat blijkt ook uit het boek Spreuken. Het naleven van de wet betekent: zegen, lang leven en geluk. Zie bijvoorbeeld Spreuken 9:10 en 11: Door mij, Wijsheid, vermeerderen de dagen van je leven, je levensjaren nemen door mij toe. En Spreuken 3:1,2 […] Zij vermeerderen de dagen van je leven, geven je vele jaren van geluk.

Er wordt in de Bijbel wel gesproken over de Tien Woorden, maar niet over een precieze indeling ervan. Sommige kiezen voor twee tafels met vijf geboden. De eerste richting God en de tweede richting de mens. Anderen beweren: de Tien Woorden omsluiten alle geboden. Het gaat om de eerste en de andere vloeien daaruit voort. Een ander accent beweert: in zekere zin is er zelfs geen onderscheid te maken tussen God en de naaste, want liefde tot God sluit liefde tot de naaste in. Het is ook mogelijk om te wijzen op de liefde tot God (in gedachten en overtuiging) in de eerste twee geboden en de vertaling daarvan eerst in het woord in gebod drie (naam God) en dan metterdaad in geboden vier tot en met tien (naaste).

Andere indeling zijn bijvoorbeeld: let in de geboden op hart (bijv.: liefde tot God), mond (bijv. Gods naam niet ijdel gebruiken) en hand (bijv. niet doden) of let tijdens het lezen op verschillen tussen denken (gebod 1,2), spreken (gebod 3) en handelen (vnl. tweede tafel).

De wet wordt wel eens gezien als afgedaan: ‘In het NT gaat het vooral om het evangelie.’ Jezus Christus kent die tegenstelling niet. Sterker nog: Hij zegt, dat niets van de wet en de profeten mag worden afgedaan. Hij is niet gekomen om de tien geboden op te heffen, maar om te vervullen. Het hele OT blijft overeind en doet helemaal mee. Geen tittel (accentteken) of jota (kleinste letter), geen punt of komma mag je afdoen van de wet en de profeten. (Er geldt nog steeds: Als je ze onderhoudt, word je groot genoemd in het Koninkrijk van God, Mattheüs 5:17-20. Het houden van de geboden wordt beloond.) Niet in termen van: doe dat en u zult leven. In die zin is het eerste verbond met Israël gesloten en niet met de volken. Maar wel in de geschiedenis van het heil. Dat Jezus Christus komt om de wet en de profeten te vervullen betekent, dat Jezus inhoud geeft aan de wet en de profeten, dat Jezus duidelijk maakt wat met de wet en de profeten wordt bedoeld, waar het naartoe gaat, hoe het tot zijn voleinding komt, hoe het Koninkrijk van God, als doel komt. In Jezus Christus zien we de vervulling van de vele beloften aan bijvoorbeeld Abraham: eindelijk worden de volken in hem gezegend. (Om het belang van de wet aan te geven: De christenen uit de Joden te Jeruzalem houden zich ook strikt aan de wet, Hand. 21:20.) Mede op basis hiervan wordt vaak gesteld, dat het beter is te spreken over het eerste en tweede of latere verbond, i.p.v. het OT en het NT. De wet en de profeten hebben hun eigen plaats in de heilsgeschiedenis. Niet: het ene (wet) wordt afgedaan en ingeruild voor het andere (evangelie), maar het ene gaat aan het andere vooraf. Het kan verhelderend zijn om voorafgaande aan de wetslezing aan te geven wat de plaats van die wet is.

Bijzonder is ook Psalm 19. De hemelen vertellen daar de eer en de heerlijkheid van God. Zo kun je God leren kennen. Opmerkelijk: ze doen dat zonder woorden, zonder geluid zelfs, vers vier. En dan volgt even later in vers acht de wet, dus wel met woorden en wat wordt er van die wet gezegd? De wet is volmaakt, volkomen, gezond, gaaf, af (overigens: niet volmaakter, zoals in sommige berijmingen) en die geeft leven en levenslust aan de ziel, die verkwikt de ziel (nèfèsj = levensadem, energie, levenskracht, iets wat dieren overigens ook hebben), brengt de ziel weer terug. Kortom: het overdenken van die wet geeft een mens energie. (Vgl. Psalm 1)

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

‘Ik ben de wijnstok, jullie zijn de ranken’

Het vijfde boek van Mozes spreekt in hoofdstuk 4 dankbare verbazing uit over Gods verbondenheid met zijn volk in Mozes. In de hele geschiedenis van God met de mensheid kwam zo’n unieke verbondenheid niet voor (Deuteronomium 4:32-33). De beproevingen logen er niet om, maar ook Gods wonderdaden niet (4:34). Jullie boffen dat jullie dit te zien gekregen hebben (4:35) en je hebt zijn woorden ook nog mogen horen (4:36). God zelf heeft jullie bevrijd (4:37). Onderhoud dan zijn geboden, dan is deze band niet kapot te krijgen en zal het jullie goed gaan (4:40).

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

Brood genoeg voor iedereen

In het Evangelie van Johannes heeft Pasen een belangrijke plek. ‘De inzichten van na Pasen zijn leidinggevend in dit Evangelie en hebben hun stempel gedrukt op het verhaal van Jezus vóór Pasen,’ schrijft professor Martin de Boer. Je moet dus niet alleen de gebeurtenissen rond Pasen, maar ook de rest van het Evangelie lezen in dat licht. Het teken van het brood in Johannes 6 kan dan ook gelezen worden als een opmaat naar Pasen. En zo is er in de uitleg ook een verbinding te maken naar het eten van het Pesachmaal in Jozua 5.

Nieuwe boeken