Menu

Premium

De vergeetzenuw

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Over Jakobs heup in Genesis 32

Na de mysterieuze worsteling aan de Jabbok gaat aartsvader Jakob mank doordat hij geraakt is aan de heup. In het verhaal wordt vermeld dat de Israëlieten om die reden tot op de dag van vandaag een bepaald deel van hun geslachte dieren niet consumeren. Hoe zit het precies en hoe gaan joden er praktisch mee om? Sjimon René den Hollander gaat in op deze vragen, maar gaat eerst na wat er op het spel staat.

In de verhalen rond Jakobs gaan en komen naar Kanaän wemelt het van de engelen. Op de vlucht voor zijn broer Esau had Jakob in Betel destijds al een droom over engelen en een hemelse ladder gehad. Nu, vlak voor zijn terugkomst, is er weer zo’n ervaring met (een dubbel kampement) engelen. Het Hebreeuwse woord mal’achee/mal’achiem trouwens zowel ‘engelen’ als ‘boodschappers’ betekenen. Immers, engelen zijn boodschappers van God. Verder betekent het woord elohiem niet altijd God, maar het onder andere ook ‘machtigen’ betekenen. Mal’achee elohiem zou dus kunnen betekenen dat Jakob ‘engelen van God’ tegenkwam, maar ook ‘boodschappers van machtigen’; koninklijke gezanten bijvoorbeeld, of zelfs gezanten van Esau. De vertaling ‘engelen van God’ ligt echter het meest voor de hand gezien de parallellie met Jakobs visioen in Betel, waar exact dezelfde uitdrukking mal’achee elohiem gebezigd wordt, en waar het duidelijk hemelse wezens betreft. Wel een uitdaging voor deze benadering is het feit dat Jakob direct hierop zelf mal’achiem naar Esau stuurt, waarbij dit dan wel als ‘boodschappers’ wordt vertaald. Sommige midrasjiem en ook rabbi Sjelomo Jitschaki (Rasji) leren daarom dat Jakob hemelse engelen naar Esau stuurde.

Het verschil met het eerste visioen is dat Jakob toen van God een belofte van bescherming ontving. Nu is er geen dergelijke garantie. Dat moet Jakob zorgen gebaard hebben. Bovendien had zijn moeder Rebekka hem bij zijn vertrek opgedragen ‘een korte tijd’ naar Laban te gaan, totdat zij bericht zou sturen als Esau’s wraakneigingen geluwd waren. Meer dan twintig jaar had zijn verbanning geduurd en nooit was er een bericht gekomen dat de kust veilig was.

Slagveld?

Het is onduidelijk wat dat engelenkamp (machanayiem) precies betekent. Waren die engelen daar om Jakob te verwelkomen? Midrasj Rabba stelt: ‘600.000 engelen dansten en sprongen bij Jakobs terugkeer.’ Of waren ze er juist om hem de toegang tot Kanaän te beletten? ‘Engelen Gods ontmoetten (wajjifge’oe) hem.’ Dit werkwoord heeft een strijdvaardige bijbetekenis. Evenals het woord machanèh, dat ook wel ‘legerkamp’ betekent. Stelt zijn visioen Jakob gerust, of vreest hij een slagveld? In ieder geval betekent het uitblijven van een goddelijk groen licht dat er iets niet in orde is.

Jakobs grote angst en innerlijke worsteling betreft uiteraard zijn broer, die ooit gedreigd had hem te vermoorden. Hij stuurt Esau boodschappers met een respectvol bericht, gericht aan ‘mijnheer’, van ‘uw dienaar’. Maar als ze terugkomen zonder wedergroet en met het bericht dat Esau hem tegemoetkomt met vierhonderd man, slaat de angst hem om het hart. Dat is geen normale begroetingsprocedure…! Jakob vreest het ergste en verdeelt zijn gevolg in twee kampen, zodat in het geval er een razzia plaats zou vinden, in ieder geval de helft vluchten. Pas nadat hij al het menselijk mogelijke gedaan heeft, stort Jakob zijn hart uit voor God.

Eigen verantwoordelijkheid

Jakob bidt: ‘Red me van mijn broer, van Esau…!’ De term ‘broer’ legt de aard van zijn worsteling bloot. Zijn smeekbede richt zich op zijn verstoorde relatie met Esau, maar wat hij nog niet duidelijk genoeg ziet, is zijn eigen verantwoordelijkheid voor deze situatie, namelijk dat zijn eigen onbroederlijke gedrag jegens Esau de echte oorzaak van het probleem is. Wat twintig jaar lang verdrongen is, moet Jakob nu onder ogen zien. Niemand verwachten, ook Jakob niet, dat God voor hem een probleem oplost dat hij zelf geschapen heeft en in staat is recht te zetten. In zo’n situatie God vragen het probleem weg te nemen is misplaatst Godsvertrouwen. Geen wonder dat Jakob de slaap niet vatten.

Al gauw staat Jakob weer op. Zijn inzicht dat hij iets moet doen, wordt duidelijker en hij stuurt een serie delegaties, elk met aanzienlijke geschenken om Esau gewilliger te stemmen. Pas daarna valt hij in slaap. Maar niet voor lang. Dieper zelfonderzoek is nodig.

Nu hij zich realiseert dat hij zelf verantwoordelijk is voor zijn penibele situatie, beseft hij ook dat zijn pogingen ontoereikend zijn. Midden in de nacht verplaatst Jakob zijn familie naar een veiligere plek. Als hij daarna alleen is, vindt de mysterieuze worsteling plaats (Gen. 32:25) met een iesj, een ‘man’.

Wie was die man? Maimonides ziet de worsteling als ‘slechts’ een profetisch visioen. Of was het Jakob zelf? Anderen zien de worsteling namelijk als een allegorische verbeelding van Jakobs innerlijke strijd. Of was het misschien een engel, zoals meestal wordt uitgelegd? In de joodse engelenleer betekent iesj niet alleen ‘man’, maar is het ook de naam voor een bepaalde categorie engelen. Rasji bijvoorbeeld ziet in de tegenstander Esau’s beschermengel, een weerspiegeling van de idee dat elk volk zijn eigen hemelse vertegenwoordiger heeft. De verschillende benaderingen hoeven elkaar niet uit te sluiten. Een worsteling met Esau’s engel betekent tegelijk dat de strijd plaatsvindt op het diepste bewustzijnsniveau, in de wereld van waarachtigheid, waar het aankomt op kosmische gerechtigheid en diepmenselijk waardigzijn. En het is een culminatie van Jakobs voortgaande gewetensstrijd die nacht, met een grondige introspectie of zijn oude, kromme mentaliteit heeft plaatsgemaakt voor rechtschapenheid.

Jakobs heupzenuw

De worsteling duurt tot de dageraad: iemands worsteling duurt voort totdat hij voldoende licht op zijn levensweg laat schijnen. Als Jakob zich tegen de ochtend nog niet gewonnen geeft, raakt de engel hem op de heup, waardoor hij mank wordt. Volgens de tekst werd Jakob geraakt op de gied hanasjèh. Volgens de joodse traditie is dat de heupzenuw, de nervus ischiadicus, dus niet de heup-spier, zoals veel christelijke vertalers weergeven. Met andere woorden: Jakob kreeg een ischias, een hoogst pijnlijke aandoening. Dit wordt wel als argument aangedragen voor het idee dat de worsteling geen innerlijke geweest zijn. Jakob ging daarna immers hinkend door het leven! Echter, volgens sommige wetenschappers bestaat er op een diep psychologisch niveau een direct verband tussen verhoogde emotionele stress en chronische zenuwpijnen, vooral daar waar onderliggende problemen zich bevinden die weggestopt zijn en waarmee de pijnlijke confrontatie ontweken is.

Zoals dr. John E. Sarno, emeritus hoogleraar revalidatiegeneeskunde, met bijvoorbeeld zijn werk The Mindbody Prescription (1998).

Dat zou heel goed passen bij een psychologische benadering van Jakobs worsteling. Sommige commentatoren beweren trouwens dat Jakobs heuptrauma een straf was voor het huwen van twee zusters, Rachel en Lea. Jakob werd dan aan de binnenzijde van zijn heupgewricht getroffen, dicht bij zijn geslachtsorganen. Of het was een teken dat Esau’s nakomelingen (de Romeinen, en later de christelijke kerk) macht zouden krijgen over Jakobs kinderen.

De engel eist dat Jakob hem laat gaan (sommige midrasjiem leren dat engelen in ploegendienst werken en dat deze engel Jakob smeekte te mogen gaan omdat het zijn beurt was om God voor de hemelse troon lof te zingen), maar Jakob staat erop eerst gezegend te worden. Waarschijnlijk hoopt hij op een bevestiging dat alles goed zal aflopen. Maar als de engel hem vraagt: ‘Wat is je naam?’, wordt Jakob teruggeworpen op zichzelf. Het roept in herinnering dat Jakob de zegen van zijn broer stal door over zijn naam te liegen. Verder wijst Jakobs naam op het eigenlijke probleem. Esau had destijds uitgeroepen: ‘Terecht heet hij Ja‘aqov, want hij heeft me twee keer bedrogen (wajja‘qeveenie).’ Jakobs nieuwe naam Israël heeft meerdere associaties. Een ervan houdt verband met de wortel jasjar, ‘recht’, die in de nieuwe naam Jisraëel verpakt zit. Is alles wat krom was (Jakob) dan toch recht gekomen (Israël)? Niet zo snel! In tegenstelling tot Abraham, wiens oude naam Abram nooit meer gebruikt wordt, blijft Jakobs oude naam hem altijd achtervolgen, een blijvende herinnering van faalbaarheid. De worsteling tussen Jakobs oude en nieuwe identiteit houdt niet op.

Ook een voortdurende herinnering is de regel in het jodendom om de heupzenuw niet te eten. De Zohar wijst op de relatie tussen de naam van de zenuw (nasjèh), en het werkwoord ‘vergeten’ (nasjah). De mens kan zijn duistere kant overwinnen, maar het grootste gevaar is reeds geleerde lessen te vergeten. Dat levert een diepe verklaring op voor de vraag waarom deze ‘zenuw der vergeetachtigheid’ niet gegeten mag worden. Anderzijds sluit het aan bij de inzichten van bovengenoemde holistische doktoren betreffende de pijnlijke consequenties van het verdringen.

Het bijbelvers ‘Daarom eten de Israëlieten de heupzenuw niet tot de dag van vandaag’ geeft de indruk dat het hier ‘slechts’ om een vrijwillig gebruik zou gaan. Het rabbijnse jodendom leert daarentegen dat deze regel integraal deel uitmaakt van de Tora-geboden binnen de Mozaïsche wet. Zoals gebruikelijk in het jodendom is deze regel gedetailleerd uitgewerkt. Zo betreft het verbod de heupzenuw van beide achterbenen van het dier (ook al was Jakob slechts aan één kant mank). En het geldt voor vee, maar niet voor gevogelte. Een meningsverschil bestaat over de vraag waar deze zenuw ophoudt. De gied hanasjèh is feitelijk een bundel zenuwen die over tussenspieren loopt. Asjkenaziem verbieden ook de kleine eindvertakkingen die het spierweefsel ingaan. Het verwijderen ervan is haast ondoenlijk en maakt het vlees zwaar gehavend. Daarom verkopen Asjkenaziem de achterpoten van hun dieren door aan niet-joodse slagers. Voor Sefardiem gaat het alleen om de onvertakte zenuwstreng, die zij afsnijden waar die het vlees induikt. Sefardiem eten het achtervlees dus wel.

Een gelovig mens worstelt met God en met zichzelf en komt veranderd uit de strijd. Leverde die worsteling Jakob een levensveranderende ervaring op? Het lijkt er zeker op. Ooit had Esau uitgeroepen: ‘Hij heeft mijn zegen gestolen!’ Bij zijn ontmoeting met Esau, wijzend op de geschenken, zegt Jakob: ‘Ontvang toch mijn zegen!’ De zegen die ik je ooit ontfutseld heb!

Jakobs heuptrauma was zijn voortdurende herinnering aan een duur geleerde levensles. Voor latere generaties ligt die herinnering in het niet eten van de heupzenuw.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken