Menu

Basis

De weduwe en de wees

Dr. P.J. van Midden is universitair docent Hebreeuws aan Tilburg University

Ik heb de verhalen vaak met open mond aangehoord: van vrouwen die achterbleven met een groot en jong gezin. De oorlog of een ziekte sloeg een gat in hun leven en toekomstplannen. En iedereen om hen heen was met zichzelf bezig. Daar sta je en je moet wat. Doorgaan vooral. Ik was diep van hen onder de indruk. Je gaat er anders door bijbellezen en je ontdekt hoe vaak ze voorkomen: tientallen malen kom je hen samen tegen in de Bijbel: de wees en de weduwe. Dikwijls zijn ze met hun drieën, als de vreemdeling er ook bij staat. En niet te vergeten de leviet. Er wordt op twee manieren over hen gepraat: in de waarschuwende zin, vooral in het boek Deuteronomium: ‘Denk erom dat je de weduwe en de wees niet vergeet, dat je hun onderkomen en brood biedt.’ En in de profetenboeken, als de profeten scherp vaststellen dat de weduwe en de wees weer het nakijken hadden.

De zorg voor weduwe en wees is in de Bijbel een soort graadmeter van sociaal gedrag. Een koning naar Gods hart is niet een bestuurder die ongeschonden tussen de klippen van de politiek kan doorvaren, maar iemand die de wees en de weduwe ziet staan en hun recht verschaft. Lees Psalm 72 er nog maar eens op na.

En de families dan? Zij moesten vaak hun uiterste best doen om hun leden te voeden. En kleine kinderen en vrouwen voor wie zij moesten zorgen, waren vooral een kostenpost. De spoeling werd dunner en wat ligt er meer voor de hand dan dat je bezuinigt op hen die minder of soms niets bijdragen aan dat vaderhuis. Dat is ook de achtergrond van het gebod ‘Eer je vader en je moeder.’ Als je in een tijd van schaarste je oude vader of moeder niet eert, in de zin van ‘slecht voedt’, kun je erop rekenen dat jouw kinderen later ook jou mondjesmaat zullen voeden! Een lang leven kun je dan wel vergeten. Het is dus ook een zaak van eigenbelang.

In het Nieuwe Testament is dat niet anders: Jezus haalt uit naar de schriftgeleerden die de huizen van de weduwen opeten (Luc. 20:47). En voor Jacobus is zuivere godsdienst: weduwen en wezen bijstaan in hun nood (Jac. 1:27). Je kunt het gehalte van een samenleving afmeten aan de manier waarop men er omgaat met de meest kwetsbaren. Dat is nog steeds zo.

De kerk fundeert daarop haar bestaan. In de tijd van de eerste gemeenten kwamen nogal wat joden uit het Romeinse Rijk naar Jeruzalem om er hun laatste jaren door te brengen. Daardoor steeg het aantal weduwen. Ook in de jonge kerk. Ze spraken Grieks en ze werden de sociale concurrenten van de weduwen die de volkstaal Aramees spraken. De weduwen ‘van buiten’ voelden zich achtergesteld en klaagden erover (Hand. 6:1). Daarom hebben de apostelen een diaconale organisatie opgetuigd. Gewoon omdat je het niet kunt maken mooie preken te houden maar de weerloze mensen te negeren. Jakobus noemt dat een vlek op je blazoen. En wie wil daarmee rondlopen?!

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken