Menu

Premium

De wonderbaarlijke kerststal

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Bij Lucas 2,1-20

Bij Wouter thuis hebben ze een kerststal, die elke week een beetje veranderde. Eerst stonden er alleen een os en een ezel. Daarna kwamen Jozef en Maria erbij, en toen de herders. En de wijzen kwamen elke dag een paar centimeter dichterbij.

Het lijkt net alsof die kerststal vanzelf verandert. Natuurlijk weet Wouter ook wel dat zijn ouders dat ’s avonds doen, maar het is veel leuker om net te doen alsof je dat niet weet. Wouter noemt de stal ‘onze wonderbaarlijke kerststal’.

Nu zijn ze net thuis, na de kerstnachtdienst, en Wouter mag het kindje Jezus in de stal neerleggen. Als hij dat heeft gedaan, zit hij nog even op de bank en staart naar hun wonderbaarlijke kerststal.

Wat ziet hij daar? Een heel klein lichtpuntje vliegt naar de stal. Het lijkt wel… een engeltje, een heel klein engeltje dat door een gaatje in de stal naar binnen kijkt!

Dan fluit het over zijn schouder en wenkt. En ja hoor, daar komen nog veel meer engelen aan. Het wordt helemaal licht om de stal heen. De engelen vliegen in een mooie bocht naar de herders. Heel zacht klinkt hun kerstlied: ‘Eer aan God in de hoogste hemel, en vrede op aarde voor alle mensen.’ De herders gaan gelijk naar de stal. Heel zachtjes gaan ze naar binnen, naar Jezus. ‘Ahhh,’ fluistert de één.

‘Ohhh,’ zucht de ander.

‘Kom op joh, naar bed, je zit al bijna te slapen.’ De moeder van Wouter geeft hem een zetje. Wouter kijkt verstoord op. Als hij even later weer naar de kerststal kijkt, zijn de engelen verdwenen. Jozef en Maria en Jezus staan weer gewoon bij de os en de ezel in de stal en de herders staan stokstijf stil op hun plaats. Op één herder na. Die knipoogt naar Wouter. Want herders geloven ook in wonderbaarlijke

dingen.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken