Menu

Basis

Dood en leven in de Bijbel

Vóór we gaan beschrijven en nadenken over hoe wij omgaan met sterven en begraven, luisteren we eerst naar de Bijbel. Wat weten we in dezen over de bijbelse tijd? Hoe wordt over sterven en begraven, maar vooral over God en het leven, en een mogelijk na-dit-leven, gedacht en geschreven…?

In deze bijdrage beschrijf ik eerst enkele gebruiken en rituelen rond het begraven van doden in bijbelse tijden. Daarna graaf ik nog wat dieper en laat ik zien dat de Bijbel een meerstemmig geheel is als het gaat over vragen rond dood en leven. Bij wijze van toegift stel ik de vraag in welke richtingen deze ideeën in de na-bijbelse traditie zijn gekanaliseerd.

Gebruiken en rituelen

In de Bijbel geldt het als een groot geluk als mensen de kinderen van hun kinderen mogen zien en pas na een lang en gelukkig leven in vrede kunnen sterven. Tegenwoordig zeggen we graag dat het leven pas bij veertig begint, terwijl in de Bijbel de meeste mensen die leeftijd niet eens bereikten.

Sterven betekende met je voorouders verenigd worden. Je bleef dus geborgen in het netwerk van je familie en clan. Voor nabestaanden was het een heilige plicht om ervoor te zorgen dat de dode op een eervolle wijze begraven werd, liefst vlakbij de geboorteplek. Alleen lijken van vijanden en booswichten liet men wel eens liggen in het open veld, ten prooi aan roofvogels en wilde dieren.

In de regel vond de begrafenis plaats op de dag van het overlijden, nog voordat de avond viel. Langer conserveren van een dode was gezien het vaak warme klimaat niet goed mogelijk. Hoewel het aanraken van een gestorvene taboe was, werd een dode toch heel zorgvuldig gewassen en ingesmeerd met een mengsel van verschillende kruiden. Daarna omwikkeld met een lijkwade, op een baar gelegd en vervolgens uitgeleide gedaan naar een plek buiten de stad of het dorp. Deze tocht werd soms opgeluisterd door fluitspelers en ging haast altijd gepaard met luide jammerklachten, als uiting van diep verdriet.

Arme mensen werden in de grond begraven, voorname en eerbiedwaardige m ensen bijgezet in een grot of grafkamer

Mensen die arm waren (en dat geldt voor de meesten), werden in de grond begraven. Het graf werd afgedekt met stenen, natuurlijk weer tegen roofdieren. In de Bijbel staan bijna alleen begrafenissen vermeld van koningen en andere voorname of eerbiedwaardige personen. Eeuwenlang was het gebruikelijk om hen bij te zetten in een natuurlijke grot of in een grafkamer, die in een rots was uitgehouwen. Het gaat daarbij niet om een laatste rustplaats voor slechts één persoon, maar om familiegraven, waarin plaats was voor verschillende generaties.

Rotsgraven en ossuaria

Rotsgraven bestonden vaak uit een voorportaal met daarachter een vierkante ruimte. Deze ruimte bevatte aan drie kanten rustbedden, waarop lijken konden worden neergelegd. Ook waren in de wanden horizontale schachten uitgehouwen, waar doden in konden worden geschoven. Archeologen hebben tal van dergelijke rotsgraven blootgelegd, bijvoorbeeld rond Jeruzalem en Jericho. Daarbij vonden ze ook gebruiksvoorwerpen en sieraden, maar soms waren grafrovers hen allang te slim af geweest. Dat doden ook voedsel en drank meekregen, wijst erop dat men dacht dat ze nog niet helemaal dood waren. Een begrafenis ging in de regel gepaard met een maaltijd ter plekke. Ook in het eerste jaar na iemands overlijden vonden bij de begraafplaats enkele keren maaltijden plaats om de gestorvene te gedenken. Een apart ritueel is dat de botten, die na een jaar ontvleesd waren, opgeborgen werden in een put middenin de grafkamer. Zo kwamen er plaatsen vrij voor nieuwe overledenen. In nog weer latere tijden werden de botten bewaard in stenen kistjes, die bekend staan als ossuaria. Soms kregen de resten van meerdere doden een plaats in een en hetzelfde kistje, ook weer om plaats te maken voor nieuwkomers, Tegen het begin van onze jaartelling ontstond het gebruik om doden in doodskisten in de grond te begraven, in lange rijen naast elkaar. Dit duidt op een meer individuele benadering, die misschien samenhangt met het toen ontluikende geloof in de wederopstanding, met lichaam en al. Zo zijn in Qumran, een belangrijke vindplaats van Dode Zee-rollen, ongeveer 1100 graven ontdekt, vooral van mannen maar ook van vrouwen en kinderen.

Een goed werk

Het begraven van doden is volgens het Oude Testament een goed werk. Een voorbeeld daarvan is het boek Tobit.

Dit geschift gaat over een vrome Jood, Tobit geheten (‘god is goed’). Rond 722 is hij als balling gedeporteerd naar de Assyrische hoofdstad Nineve. Daar legt hij zich toe op goede werken om de nood van zijn medeballingen te lenigen. Een van deze goede werken is dat hij ’s avonds in het geniep de lichamen begraaft van Israëlieten die gestorven zijn, of vermoord zijn door de Assyriërs.Dat doet hij met gevaar voor zijn eigen leven, want daarmee overtreedt hij een verbod van de koning.

In de Talmoed worden goede werken sterk aangeprezen. Het bijzondere van goede werken is dat ze de inzet vergen van heel de persoon; daarom worden ze ook wel liefdewerken genoemd. Bijzonder is ook dat God zelf het voorbeeld geeft: God bezoekt zieken (abraham bij Mamre), voorziet mensen van kleding (adam en Eva) en begraaft doden (mozes).

Geen wonder dat Lactantius (ca. 250-320 n.Chr.) doden begraven als zevende werk toevoegde aan de lijst van zes werken van barmhartigheid uit Matteüs 25.

Stemmen uit de Bijbel

In de Bijbel klinken vele stemmen als het gaat over het levenseinde. Soms lijken ze elkaar zelfs tegen te speken. In deze bijdrage stel ik twee stemmen aan de orde, met als eerste het donkere scenario.

1. De dood als een zwart gat

De Bijbel verheelt niet dat de dood bij het leven hoort. De dood is voor velen – ook voor gelovigen – een echte crisis, een zwart gat waaruit geen terugkeer mogelijk is. Volgens vele teksten uit het Oude Testament is het na het sterven echt over en uit. We verzinken in het niets en we worden steeds verder vergeten.

‘Doden begraven’ wordt het zevende werk van barmhartigheid

Deze kijk op de dood hangt samen met het oudoosterse drieledige wereldbeeld. In dat wereldbeeld gaan doden naar een ruimte onder de aarde, naar de onderwereld, die in het Oude Testament de Sjeool heet en in het Nieuwe Testament de Hades.

Het eigenlijke probleem is niet dat de dood onherroepelijk is. Erger is nog dat de dood een macht is die zich niet laat opsluiten in de onderwereld en jonge kinderen zomaar kan wegrukken uit het leven en volwassenen kan belagen die nog midden in het leven staan. Ook armoede, ziekte en eenzaamheid zijn verschijningsvormen van deze donkere macht. God moge dat alles verhoeden, maar als dat niet gebeurt, kunnen gelovige mensen in een ernstige geloofscrisis verzeild raken. Denk maar aan Job, die God de les wil lezen.

2. Het leven heeft een open einde

Christenen denken vaak nog dat het Oude Testament een en al duisternis is en dat het licht pas verschijnt in het Nieuwe Testament, omdat daar alles draait om de verrijzenis van Jezus, die ook voor zijn volgelingen de weg opent naar het ware leven. Maar ook het Oude Testament kent een hoopvolle stem. Ik duid deze stem aan als ‘geloof in een open einde’. Vooral de psalmen zijn daar sterk in. Zie bijvoorbeeld de psalmen 16, 23 en 73.

Dit geloof is geënt op het vertrouwen dat God de enige grond is voor de hoop op een leven dat verder reikt dan de dood. Zonder God kan de dood zelf uitgroeien tot een god en zo de baas worden.

Dat God als de schenker van het leven de dood de baas is, staat ook voor gelovigen niet altijd zo vast als een huis. In tijden van rampspoed, duisternis en gemis is het niet eenvoudig om Gods aanwezigheid te ervaren en te ontdekken dat we in God de voltooiing van ons leven kunnen vinden.

Twee visies die elkaar aanvullen

De twee bijbelse opvattingen die ik hierboven vermeld heb, lijken elkaar tegen te spreken. Toch is dat niet het geval. Ze vullen elkaar aan. De visie dat de dood een zwart gat is, neemt de dood volledig serieus. De opvatting dat het leven een open einde heeft, laat volop ruimte voor God. Als we alleen het zwarte gat naar voren schuiven, maken we de dood te groot en God te klein. Als we alleen inzetten op een leven met een open einde, nemen we God wel serieus, maar bagatelliseren we de dood.

God geeft de band met zijn getrouwen nooit op, maar hoe dat kan en zal zijn, blijft een mysterie

Wat ik bedoel met een open einde laat zich als volgt omschrijven. Wij gaan wel dood, maar als wij er niet meer zijn, dan is God er nog altijd. En dan is er nog van alles mogelijk. Zelfs als wij menselijk gesproken verzinken in het niets, blijft God ons trouw. Zeker als wij geleefd hebben in het spoor van zijn Thora en dus integer zijn tot in alle vezels van onze ziel. Hij geeft zijn band met zijn getrouwen nooit op. Zo bezien is de dood niet alleen een zwart gat, maar ook een open plek, die God kan vullen met zijn creatieve aanwezigheid. Hoe dat kan en hoe dat zal zijn, blijft een mysterie, maar ik laat mij graag verrassen.

Na de Bijbel

In de na-bijbelse traditie is de rijke verscheidenheid aan visies op dood en leven die we in de Bijbel aantreffen, in twee richtingen gekanaliseerd. Aan de ene kant gebeurde dit doordat het nieuwtestamentische verrijzenisgeloof andere bijbelse visies ging overvleugelen. Aan de andere kant doordat ‘verrijzenis’ werd gekoppeld aan het Griekse idee van een onsterfelijke ziel.

Daarnaast zijn er allerlei varianten van de ziel in de omloop. Zoals het hogere zelf, het eigenlijke ik, het eindeloze bewustzijn of de aanname dat er in ons een goddelijke vonk sluimert, die na de dood opgaat in het Al of in God. Al deze ideeën leggen het vermogen tot voortbestaan in de mens zelf.

Het heeft weinig zin om deze kleurrijke ideeën van de hand te wijzen. Maar als ik moet kiezen geef ik toch de voorkeur aan de bijbelse visie dat alleen de levende God ons kan opbeuren uit stof en as.

Wim Weren is emeritus-hoogleraar Bijbelwetenschappen, Nieuwe Testament, aan de Universiteit van Tilburg. Ook is hij de auteur van het boek Dood en dan? Stemmen uit de Bijbel, echo’s in onze cultuur, Meinema, Zoetermeer 2010.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken