Menu

Basis

Door het duister naar het licht

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Paasnacht – Genesis 1:1-2,3, Genesis 22:1-18, Exodus 14:15-15:1a, Jesaja 54:4-14, Jesaja 55:1-11, Ezechiël 36:24-28, Sefanja 3:12-20, Romeinen 6:3-11, Kolossenzen 3:1-4 en Matteüs 28:1-10(20)

Evenals voor de Goede Vrijdag voert het Oecumenisch Leesrooster voor de Paaswake jaarlijks dezelfde lezingen op. Voor de Paaswake zijn dat er tien: drie uit de Tora, vier uit de profeten, twee uit de brieven en ten slotte het opstandingsevangelie, dit jaar volgens Matteüs. Het rooster geeft ook aan welke psalmen die lezingen kunnen afwisselen.

Op Paasmorgen 2020 gaat de zon in Nederland om ongeveer 6.51 uur op. Zou je Genesis 1 precies te middernacht gaan lezen, dan kun je telkens na drie kwartier de volgende lezing doen. Kolossenzen 3 klinkt dan om 6.00 uur, als de ochtendschemer begint, en daarna kan uitgezien worden naar de eerste zonnestralen om de Evangelielezing in te zetten.

Alternatieve lezingenreeksen

We moeten ons echter wel afvragen waarom we ieder jaar dezelfde tien lezingen op het rooster zien terugkeren. Dat suggereert dat dit de enige echte route door de Schriften naar de christelijke Paasmorgen is. Intussen kent de traditie ook andere lezingenreeksen. De klassiek-katholieke reeks is langer, met twaalf oudtestamentische lezingen, zes om zes uit Tora en profeten: Genesis 1, Genesis 6-8, Genesis 22, Exodus 14, Jesaja 54-55, Baruch 3, Ezechiël 37, Jesaja 4,2-6, Exodus 12,1-14, Jona 3, Deuteronomium 31,22-30, Daniël 3. Van de zeven oudtestamentische lezingen in ‘onze’ reeks komen er vijf met die klassieke lezingen overeen.

In beide reeksen ontbreken de ‘vroege profeten’ en de feestrollen. In tegenstelling tot de klassieke reeks houdt de onze de volgorde van de bijbelboeken aan, alsof we van Genesis 1 af al vooruitbladerend op het Paasevangelie afkoersen. Dat suggereert een soort heilshistorisch traject waarin we, door onze Bijbel heen werkend, recht op de ontknoping afgaan. Maar tussen de ‘opeenvolgende’ lezingen uit Exodus en Jesaja liggen dan wel honderden pagina’s die ongelezen gepasseerd worden.

Het mag duidelijk zijn dat ik enige wrevel voel bij het canoniseren van een zo beperkte leesroute door de Schriften naar de Paasmorgen. Ik denk dat er tientallen andere zinvolle lezingenreeksen te maken zijn, zodat de weg door de Bijbel in iedere Paasnacht weer anders zou kunnen klinken.

Géén heilshistorische reeks

De tien stappen volgens ons leesrooster komen kort getypeerd neer op de volgende route: (1) de schepping, of het opheffen van de chaos; (2) de binding en losmaking van Isaak; (3) de redding uit de benauwenis bij de Schelfzee, het pad door de zee en de vurige tussenkomst; (4) de verlossing van vrouwe Jeruzalem uit haar wanhoop en armoe; (5) de Eeuwige die zich royaal en doeltreffend naar zijn volk toekeert; (6) de zuivering en innerlijke vernieuwing die de Eeuwige aan Israël schenkt; (7) een jubellied voor Israëls herstel; (8) herinnering aan de betekenis van de doop als verbinding met Jezus’ weg door de dood heen; (9) vermaning om daaruit consequenties te trekken; (10) Jezus’ opstanding in de vroege morgen na de sabbat.

Ik zou die reeks niet willen opvatten als een heilshistorisch verloop van begin naar einde, maar als een reeks verbeeldingen van waar het met Pasen om gaat. Alle lezingen gaan over bevrijding, verlossing, vernieuwing, licht aan het eind van de tunnel. Alleen al door hun opeenvolging maken ze helder dat het Christusgebeuren met Pasen eigenlijk niets nieuws is: het is de exodus, de uittocht uit chaos en beklemming door de diepten van angst en dood heen. Maar die doortocht en uittocht worden wel telkens in een ander licht getoond.

Wel nieuw in het Christusgebeuren is dat hier sprake is van bevrijding door het graf heen: hier wordt niet voorkomen dat iemand sterft, maar wordt het leven door de dood heen getild. Jezus zal achteraf niet zeggen: ‘Ik dacht dat Ik doodging’ – Hij ging écht dood, maar zijn weg door de diepte doorbreekt de absolute geldingskracht van de dood als uiterste grens van ons bestaan. Daarmee is de belijdenis verbonden dat, hoe we dat ook leerstellig verwoorden, in Christus God zelf de weg door de diepste diepte maakt. Ook de ‘buitenste duisternis’ is aldus geïnfiltreerd door Gods licht en trouw.

Doopreeks

Die weg door nood en dood wordt verbeeld in de doop. In de klassieke reeks was het doopthema ook aanwezig met lezingen over de zondvloed en Jona. In plaats daarvan refereren in ‘onze’ reeks twee epistellezingen expliciet aan de doop. Het moet niet zo moeilijk zijn om vanuit de doopsymboliek een samenhangende reeks van tien lezingen op te stellen, die gelijkmatiger over de canon is verdeeld, met David aan de Kidron en Elia’s doortocht bijvoorbeeld. De kracht van zo’n doopreeks zou zijn dat de vermaningen van Paulus ons dan in die verhalen binnentrekken. Met elk verhaal en elke tekst oefenen we dan de gang door diepte en duisternis.

Het opstandingsverhaal bij Matteüs wijkt sterk af van de andere drie, en dat betreft niet alleen de militaire figuranten. Een engel, lichtend als de bliksem, rolt de steen weg – maar Jezus is dan al niet meer in het graf. De engel rolt hem weg om de levenden inzage te geven, niet om de Opgestane te bevrijden. Dat zegt misschien iets over het opstandingslichaam: dat laat zich niet achter een steen opsluiten. De vrouwen worden in Matteüs’ versie dan al bevangen door grote vreugde. En als ze van het graf weglopen, komt Jezus hen tegemoet – een merkwaardig onverwachte looprichting. Misschien zegt het dat je niet achter het nieuwe leven aan hoeft, het komt van tegenover, naar je toe. En ten slotte: ook de leerlingen zullen moeten gaan lopen willen ze de Heer ontmoeten. Naar Galilea, terug naar huis, drie dagreizen ver. Ze moeten een verwerkingsreis maken. Wie gaat zitten wachten, gaat het niet meemaken. Het is een prachtige verbeelding van de Jezusbeweging.

Deze exegese is opgesteld door Piet van Veldhuizen.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken