Menu

Premium

Een bron van hoop

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Bij Lucas 3,1-6

Neema is elf. Ze woont in Tanzania, een land in Afrika. Ze hoort bij de Masai, mensen die leven van de veeteelt. De broers van Neema trekken rond met de dieren op zoek naar gras en water. Water is moeilijk te vinden. Terwijl de eerste zonnestralen voorzichtig door de wolken schijnen, zijn Neema en haar moeder al op pad met een waterkruik op hun hoofd. Eindelijk zien ze water. Neema wil er al heen, maar haar moeder zegt: ‘Hier niet, er staan koeien in het water. Dat water is vies. We moeten verder.’ Eindelijk komen ze bij de bron. Het water zit diep, maar er is nog water. Samen lopen ze terug.

Als ze thuiskomen, zijn de broers er ook al. Vroeger dan verwacht. Kinto vertelt dat ze koeien hebben verkocht om aan geld te komen. Het eten moet ergens vandaan komen. Vroeger was er voldoende gras, maar nu zijn er veel natuurparken voor de toeristen en grote boerderijen die het land innemen. ‘Er gaat veel veranderen,’ zegt moeder. ‘Nu trekken je broers dagenlang rond met het vee, maar er zijn plannen om maïs en andere gewassen te gaan verbouwen. Dan kunnen we op die manier voor ons eten zorgen.’ ‘Maar hoe dan?’ vraagt Neema, ‘het land is ontzettend droog en dor.’ Dan vertelt moeder: ‘Er zijn mensen gekomen die bezig zijn een pijpleiding voor schoon drinkwater aan te leggen. En je broers gaan samen met andere mannen vijvers graven om regenwater op te vangen. Dan hoeven we niet meer naar die verre bron te lopen. Misschien kun je dan wel naar school. Met Gods hulp kunnen we bouwen aan een betere toekomst.’

Bij Lucas 3:1-6

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken