Menu

Premium

Een christologie als een symfonie: het harmonische geluid van Colin E. Gunton

De theologie – en daarmee ook de christologie – van de Engelse systematisch theoloog Colin E. Gunton (1941-2003) is relatief onbekend gebleven. Wie kennis wil maken met de christologie van een bepaalde theoloog vaak terecht in een afgebakend terrein van enkele hoofdstukken c.q. paragrafen binnen een verschenen Systematische Theologie of Dogmatisch Handboek. Dat is bij Gunton niet het geval. De aangrijpende reden daarvan is zijn plotselinge overlijden op 6 mei 2003. Voorbereidingen voor een driedelige Systematisch Theologie waren toen in volle gang.

Colin E. Gunton, The Christian Faith:An Introduction to Christian Doctrine, Oxford 2002, geeft een samenvatting van het christelijk geloof en werd geschreven als voorbereiding op zijn geplande magnum opus. De verzamelbundel Father, Son & Holy Spirit: Essays Toward a Fully Trinitarian Theology, Edinburgh 2003, is het laatste boek dat hij persklaar gemaakt heeft en deze opstellen vormen ‘part of a continuing project of trinitarian theology’, zoals Gunton het zelf uitdrukt in zijn Preface, xiii. Stephen R. Holmes schrijft in zijn ‘Foreword’ dat deze bundel een geschikte finale wil zijn ‘weaving together the themes which had been deployed and developed in a profound mature statement of Colin’s theological vision’, ix.

Het ontwerp is dus nooit ten uitvoer gebracht. Zijn grote voorbeeld voor het ontwerp was het werk van Samuel Taylor Coleridge (1772-1834), ‘because, like Irenaeus, Coleridge saw things whole, and yet in their parts as well’.

Gunton, Theology Through the Theologians:Selected Papers 1972-1995, 1996, 15. Ik voeg eraan toe dat het niet zo verbazingwekkend is dat ook Edward Irving een door Gunton zeer gewaardeerde theoloog is. A. Dallimore, The life of Edward Irving: Fore-runner of the Charismatic Movement, 1983, 45-49 spreekt van ‘An Unique Friendship’tussen en Coleridge. Gunton noemt Coleridge ‘a pivotal figure in the alternative tradition of Western thought’,The Promise of Trinitarian Theology, Edinburgh 1991, 96.

Wat hij nu nagelaten heeft is een variatie aan bundels met uiteenlopende onderwerpen en enkele grotere en kleinere monografieën. Toch blijkt – om met het zojuist genoemde citaat te spreken – uit deze ‘parts’ toch ook wel iets van de ‘things whole’ in zijn theologie.

Dit brengt me bij de eerste reden om in deze kennismaking met de christologie van Gunton deze te typeren als een symfonie, een samenklank. Wie wil luisteren naar wat Gunton over Jezus Christus naar voren gebracht heeft, dient alle ‘losse’ werken mee te laten klinken om zo binnen het geheel de samenhang ervan op te sporen.

Zelf heb ik deze methode gevolgd in mijn onderzoek naar het spreken over de pre-existentie van de Zoon: M.J. Kater, Kom en zie (deel 1). De plaats en betekenis van de pre-existente van de Zoon belicht vanuit de theologie vanKuschel, Pannenberg en Gunton, Apeldoorn 2010, 235-350.

De tweede reden is dat Gunton zelf in zijn eerste christologische studie Yesterday and Today gebruik maakt van muziektheorie om enkele aspecten die van wezenlijk belang zijn aan te duiden en hij metaforen als een nuttig instrument ziet om in de theologische bezinning aspecten van een realiteit tot uitdrukking te brengen die ons denken maar ten dele kan denken, laat staan onder woorden brengen.

Gunton, Yesterday and Today: A Study of Continuities in Christology, 19972, 1983.

De derde reden is om tot uitdrukking te brengen wat de bedoeling is van dit artikel. Want wat maakt de christologie van Gunton zo interessant? Dat is naar mijn mening juist het symfonisch karakter van zijn christologie. Waaruit blijkt dat? In de eerste plaats blijkt Gunton de christologie harmonieus te verbinden met de ontologie en de epistemologie. Dat is, zo laten veel christologische ontwerpen zien, ‘na Kant’ bepaald niet vanzelfsprekend. In de tweede plaats blijkt dit ook uit het samen laten klinken van christologie en pneumatologie. Over Jezus is geen zinnig woord te zeggen wanneer men de Geest niet mee laat spreken. Deze samenhang staat bij Gunton in een trinitarische toonzetting.

De triniteitsleer blijft in dit artikel grotendeels buiten beschouwing. Dat is niet slechts vanwege beperkte ruimte, maar is principieel voor de weergave van Guntons christologie: die veronderstelt niet noodzakelijk, maar leidt wel tot het belijden van de drie-enige God.

Binnen deze symfonie worden dan de samenklanken ten gehore gebracht die ontstaan wanneer gelijktijdig de tonen van eeuwigheid en tijd, Schepper en schepping, de Zoon van God en Maria’s kind aangeslagen worden. Deze dualiteiten als harmonieuze tweeklanken beluisteren, is een wezenlijk kenmerk voor Guntons christologie en geeft deze een eigensoortig karakter.

Voor het onderscheid tussen ‘dualisme’ en ‘dualiteiten’:Ugo Bianchi, “Dualism”, in Mircea Eliade (red), The Encyclopedia of Religion,New York 1987, IV, 506-512, 506.

In deze gehele symfonie klinkt de cantus firmus van de ‘logic of divine love’:

Jesus of Nazareth is the logic of divine love, logic in the sense of spelling out and making present in earthly actuality its eternal reality. (…) This is surely the main point of the language of pre-existence. Jesus of Nazareth is not simply an unprecedented irruption or intervention of God upon the stage of history.(…) The love of God which made the world is the same love as that which comes to it in person, albeit now for a different purpose.

Gunton, Yesterday,133.

De hierboven genoemde tweeklanken kunnen worden geduid door drie voorzetsels:door, in en tot. In elk van de drie nu volgende onderdelen krijgt een van deze voorzetsels een accent.

Alles door Christus: christologie en ontologie

Gunton is van mening dat christologie en ontologie onlosmakelijk aan elkaar verbonden zijn. Dat is methodisch zo, maar ook theologisch.

Methodisch, omdat iedere taal of ieder concept waarin we tot uitdrukking brengen wie Jezus Christus is, ontologische implicaties met zich meebrengt of in ieder geval een bepaalde wereldvisie veronderstelt. In de christologische bezinning houden we ons immers bezig met zaken als onze visie op wat historie is, de relatie van eeuwigheid en tijd en van God en mens.

Terzijde merk ik op dat Gunton, Yesterday,48, een bijzonder werkwoord gebruikt voor deze christologische bezinning: to dabble! Het heeft naast ‘ploeteren’ ook de betekenis van ‘liefhebberen, rondscharrelen, poedelen’. Dat lijkt me een leerzaam en ontwapenend beeld voor iedere theoloog die zijn eigen kennis van de christologie te hoog inschat.

Theologisch, want deze methodische samenhang is gefundeerd in een voor Gunton kardinaal gegeven: alles is ‘door Hem’, ‘in Hem’ en ‘tot Hem’ geschapen (Kol. 1:16). De ruimte is daarom geen absolute ruimte buiten God, waar God alleen extern aan gerelateerd is. Evenmin is de tijd een absolute grootheid, waarbinnen voor de eeuwigheid geen plaats is. Het is de dualistische scheiding tussen ‘boven’ en ‘beneden’, van tijd en eeuwigheid en van Schepper en schepping waartegen Gunton in zijn christologische bezinning voortdurend ten strijde trekt.

Het dualisme dat Gunton bestrijdt, definieert hij als volgt (en onder dat oordeel vallen Plato én Kant om twee markeringspunten te noemen): ‘In this context it does not refer to a metaphysic in which two different kinds of reality are supposed, but one which conceives two realities as either opposites or contradictions of each other’,Yesterday, 86. Gunton trekt fel van leer tegen Augustinus. Dat is voor hem de kwade genius achter de theologie van het Westen. Voor een ontkrachting van deze visie zie bijvoorbeeld: Brad Green, ‘The Protomodern Augustine? Colin Gunton and the Failure of Augustine’,International Journal of Systematic Theology 9 (2007), 328-341.

De actualiteit van een scheidingsdenken tussen God en mens bleek in ons taalgebied onlangs nog weer uit de studie van A.F. Troost.

Zie de bespreking: G. H. van Kooten, ‘Hoe goddelijk is Jezus? Hoge christologie, “kenotische” christologie en engelchristologie’, Nederlands Theologisch Tijdschrift 65/3 (2011), 173-.n. 181-191.

Een tweenaturenleer – de Godmens – blijft logisch en theologisch een contradictio in terminus zolang we denken vanuit een dualistisch schema.

Er is geen noodzakelijke logische contradictie tussen het vere deus en vere homo. Een goed voorbeeld van een coherent model, bedoeld om aan te tonen dat het heel goed mogelijk is om op zinnige en coherente manier te spreken over de incarnatie geeft: A.Loke, ‘On the Coherence of the Incarnation. The Divine Preconscious Model’, Neue Zeitschriftfür Systematische Theologie 51(2009), 50-63; een soortgelijk model waarin gepostuleerd wordt dat de goddelijke aspecten van Jezus’ persoon grotendeels onder de bewustzijnsdrempel bleven gedurende de staat van zijn vernedering: J.P. Moreland, W.L. Craig, Philosophical Foundations For a Christian Worldview, Downers Grove 2003, 606- Cf. J.W.Richards, ‘Is the Doctrine of the Incarnation Coherent?’, in W.A. Dembski, Richards (red.),Unapologetic Apologetics: Meeting the Challenges of Theological Studies, Downers Grove 2001, 131-143; Brian Hebblethwaite, ‘The Propriety of the Doctrine of the Incarnation as a Way of Interpreting Christ’,Scottish Journal of Theology 33 (1980), 201-222.

De enige uitweg blijkt dan iedere keer weer te zijn om ergens tussen hemel en aarde te blijven hangen, in een halfgod of engel als tertium quid. De consequentie daarvan zijn dat Jezus niet meer ‘hoog’ genoeg is om te aanbidden en niet ‘laag’ genoeg om werkelijk mens te zijn. Een supermens is immers een onbereikbaar ideaal. Hoe meent Gunton dan dat het bovengenoemde dualisme – typerend voor veel oude (‘Yesterday’) en moderne christologieën (‘Today’) – overwonnen worden?

Gunton maakt nauwelijks gebruik van abstracte redeneringen, maar kiest zijn uitgangspunt in wat ons overgeleverd is over Jezus. Wat het voor Jezus betekent om een goddelijke en menselijke natuur te hebben kunnen we daarbij volgens Gunton niet simpelweg a priori beslissen. De bipolariteit (dualiteit) die we aantreffen in de daden van Jezus is heel wat anders dan het dualisme tussen ‘Jezus als mens’ en ‘Jezus als God’. deze reden is het helderder om ons te concentreren op de notie van actie dan die van natuur. ‘The human acts of Jesus are at the same time and without confusion the acts of the eternal Son of God, and therefore the humanly mediated acts of God the Father, because Jesus is the etemal Son of God.’

Gunton, Act and Being: Towards a Theology of the Divine Attributes, London 2002, 153. Hij licht de betekenis hiervan toe aan de hand van de bespreking van enkele eigenschappen: alomtegenwoordigheid, almacht en Christus als de kracht en wijsheid van God.

Laat Gunton ons bijvoorbeeld meenemen naar de storm op het meer van Galilea (Marc. 4:35-41). Immers dan en daar klinkt de (christologische) vraag ‘Wie is toch deze …?’! De Schepper komt hier tot het zijne om het weer op te eisen. De Heer van de schepping keert terug om een verloren wereld te bevrijden. Deze verbinding blijkt uit de ‘kosmos’ die ontstaat als de ‘chaos’ van het woeste meer wordt overmeesterd. En deze Heer van de schepping lag ‘heerlijk’ te slapen op een kussen in de volle overgave aan zijn Vader te midden van de tegenkrachten.

Gunton, Father,155; cf. Gunton, Christian Faith,102-109.

Wat blijkt hier? Volgens Gunton zien we hier dat de middelaar van de verlossing de middelaar van de schepping is. Immers door deze Zoon van God zijn alle dingen geschapen.

Gunton, The One, the Three and the Many: God, Creation and the Culture of Modernity,1993, 178 als samenvattend pleidooi om Logos en Christus wel te onderscheiden, maar nadrukkelijk deze relatie recht te doen.

En in dit ‘door Hem’ geschapen zijn van alles (Joh. 1:3, Hebr. 1:2) ligt voor Gunton de eenheid van Oude Testament en Nieuwe Testament. In dit ‘door Hem’ komen in het aardse, lichamelijke bestaan van deze mens Jezus de geschiedenis van schepping en verlossing samen.

Gunton, Father, Son & Holy Spirit, 163.

Daarin is ook – om de belangrijkste tweeklanken te noemen die harmonieuze akkoorden vormen – de relatie tussen Schepper en schepping, tussen transcendentie en immanentie, tussen ‘boven’ en ‘beneden’, tussen eeuwigheid en tijd gegeven.

Hoe typeert Gunton de relatie tussen God (Schepper) en wat niet-God (schepping) is? Het gaat in de relatie tussen God en deze wereld allereerst om een co-presence in time. Gunton ontkent niet het belang van een daarmee verbonden co-presence in space, maar is wel van mening dat we in de christologie meer gediend zijn met temporele dan ruimtelijke uitdrukkingen. Deze relatie is een bemiddelde relatie, bemiddeld door de ‘twee handen van God’, de Zoon en de Geest. Laatstgenoemde uitdrukking ontleent Gunton aan de theologie van Irenaeus. Guntons visie op schepping en geschiedenis is gevormd door Irenaeus’ werk. De belangrijkste typering van deze bemiddelde relatie geeft Gunton als volgt: otherness-in-relation.

Op één punt wil ik nog verder de betekenis van Gunton’s christologie als een symfonie toespitsen. De genoemde ‘co-presence in time’ houdt in dat eeuwigheid en tijd met elkaar verweven zijn. Verabsolutering van één van beide leidt tot een adoptianistische – wanneer we de tijd als het één en al zien – danwel docetische christologie – wanneer we vanuit de eeuwigheid denken. Voor Gunton is onopgeefbaar: ‘Jesus is one person, because he is the hypostatic or personal union of God the Son with the man Jesus of Nazareth. (…) rooted in God’s love for his creation, on this occasion his love for the creation in its lost and endangered condition.’

Gunton, Christian Faith, 96; cf. Gunton, Act and Being: Towards a Theology of the Divine Attributes, London 2002, 149, met een verwijzing naar de formulering van Heppe in diens dogmatiek: de eigenschappen behoren tot de naturen distincte, terwijl ze tot de persóón indistincte behoren.

Het Nieuwe Testament kent geen andere Jezus dan Hem die van meet aan verstaan wordt als Gods aanwezigheid in de tijd. ‘The temporal (‘below’) is from the outset charged with the life of the eternal (‘above’).’

Gunton, Yesterday, 83.

Met name om deze reden heb ik – allereerst op dit spoor gezet door Gunton – een pleidooi gevoerd om in plaats van het tweetal ‘van boven’ en ‘van beneden’ in de christologie meer gebruik te maken van het tweetal from within en from ahead. Het eerste tweetal is al te vaak gebruikt als een tegenstelling, terwijl het tweede paar complementair is en de nadruk legt op het tijdsaspect. Ieder moment binnen de christologische bezinning is een snijpunt vanuit het binnenperspectief van de geschiedenis en de toekomst van Gods eschatologische werkelijkheid.

M.J. Kater, Kom en zie (deel II). De pre-existentie van de Zoon belicht vanuit de existentie van Jezus, de Christus, Apeldoorn 2011, 239-253.

In het licht van Gods aanwezigheid in de tijd (en ruimte) onderstreept Gunton dat ook de incarnatie geen plotselinge interruptie, een eenmalige interventie van ‘buitenaf door God is. Gunton doet daarmee geen woord van deze unieke gebeurtenis af, maar wijst op het Oude Testament (Israël) dat ons reeds de ‘logic of christology’ aanreikt. Daarin zijn allerlei anticipaties te vinden van wat in de incarnatie vervuld wordt in Jezus Christus. Daarbij gaat het niet zozeer om allerlei losse (messiaanse) ‘bewijsteksten’, maar veel meer om die concepten die de voortdurende condescendentie van JHWH – zeer verheven en zeer nabij – onderstrepen, zoals die concreet bleek in het (tent)heiligdom, de malak JHWH en de kabod JHWH.

Helaas in dit kader de discussie over deze belangrijke kwestie nu niet gevoerd worden. Juist de laatste decennia is hier aandacht voor gekomen. Een van de eerste stimulansen op dit terrein werd gegeven door de studies van Martin Hengel sinds diens Judentum und Hellenismus, Tübingen 1973 en Der Sohn Gottes, Tübingen 1977, uitmondend in de ‘Fundgrube’: Martin Hengel, Anna Maria Schwemer, Jesus und das Judentum, Tübingen 2007. Daarnaast is in de Angelsakische literatuur op dit gebied veel verschenen. Ik wijs dan met name op de studies van Larry W. Hurtado en Richard Bauckham. Hierin heeft terecht ook de intertestamentaire literatuur veel meer een plaats gekregen dan in oudere literatuur het geval was.

Interessant is ook Guntons pleidooi om af te zien van slechts visuele patronen die onze perceptie van de ruimte domineren (éénzijdig) en meer uit te gaan van het horen (méérstemmig). Wat bij het zien elkaar uitsluitende zaken lijken te zijn, kan namelijk bij het luisteren juist heel goed samengaan. Hij ontleent deze gedachten aan Sound and Symbol (1956) van de Australische musicoloog Viktor Zuckerkandl (1896-1965). Deze muzikale ontologie past Gunton ook toe inzake de problemen die wij hebben met de samenhang van tijd (samenhang van verleden, heden en toekomst) en eeuwigheid. Dan biedt de muziek een aantal verhelderende concepties.

Gunton, Yesterday,121-124.

Johannes heeft in zijn Evangelie – deze symfonie van eeuwigheid en tijd – de spanning opgevoerd tot een hoogtepunt wanneer uit Jezus mond de woorden klinken (Joh. 8:58): ‘Eer Abraham was, ben Ik’.

Gunton, Act and Being,147: ‘Jesus of Nazareth is the eternal Son of God, who is before Abraham was. What it is to be a human person is in this case identical with what it is to be a divine person, and therefore the word means the same at the levels of Creator and creation’.Zie voor Guntons persoonsbegrip, Promise, 83-99.

Een citaat dat kernachtig Guntons visie hierop samenvat, is het volgende:

Jesus of Nazareth, the one who was begotten in time, is also at the same time the one who is eternally begotten. But what is the meaning of that ‘at the same time’? Here is the place at which our categories simply fail to encompass the mystery, for we have two things which appear to be contradictory: that he is Son quite apart from and in advance of being Jesus of Nazareth – for Jesus of Nazareth has a begetting in time – and yet he is not Son apart from being Jesus. Everything depends on how we hold the two in tension.

Gunton, Father, 70.

Voor Gunton is christologie geen bezinning op een historisch figuur uit een grijs verleden, maar is christologie een zaak van presentie: Christus is. Het wordt daarom tijd verder kennis te maken.

Alles in Hem: christologie en epistemologie

Een christologische toespitsing van de reeds genoemde typering otherness-in-relation kan gegeven worden vanuit wat Gunton opmerkt over het ‘in Christus’ geschapen zijn van alles (Kol. 1:16). Hij ziet deze ruimtelijke metafoor als een aanwijzing dat de plaats waar de relatie tussen God en de wereld gerealiseerd is en wordt verstaan een persoon is. In de Zoon heeft de relatie tussen God en wereld haar paradigmatische en beslissende vorm gekregen.

Het woordje ‘in’ heeft vanuit Guntons christologisch verstaan van de ontologie ook betekenis voor de epistemologie. En ook hier is bij hem sprake van een voortdurend anti-dualisme. Een absolute scheiding tussen contingente en noodzakelijke waarheden (Lessing) is voor hem onmogelijk. Het berust volgens hem op een verouderde visie – sinds Descartes object en subject scheidde – op de betekenis van woorden in relatie tot de werkelijkheid die ze tot uitdrukking brengen. Die relatie is nimmer direct, een één-op-één-relatie, noch objectief alsof wij zouden beschikken over een God’s-eye-view. Evenmin is het een view from nowhere, want dan komen we niet verder dan een view from anywhere.

Gunton heeft gebruik gemaakt van de metafoor die Polanyi heeft gebruikt, die van het inwonen

Gunton, ‘The Truth of Christology’, in: T.F. Torrance, Belief in Science and in Christian Life. The Relevance of Michael Polanyi ‘s Thought for Christian Faith and Life, 1980, 91-107.

Die wijst een relationele weg tussen object en subject, bewaart voor een oeverloos relativisme en voor een overschatting van wat de rede kan kennen van de werkelijkheid. We kennen de wereld alleen doordat we er deel van uitmaken. De wereld biedt geen spiegel, maar laat een echo horen. Ook bij dit inwonen is het ‘in Christus’ geschapen zijn van wezenlijk belang. De taal voor christologische uitspraken wordt ontvangen door hen die tot Hem in relatie gesteld zijn krachtens het geplaatst zijn of worden in een belijdende en aanbiddende gemeenschap. Een taal voor ingewijden dus? Ja, maar dan wel als een open gemeenschap. Bovendien is Christus ook aanwezig in de geschapen orde. Het ‘in Hem’ geschapen zijn, is beslissend voor wat Gunton aanduidt als contingent rationality.

Deze uitdrukking ontleent Gunton aan: T.F. Torrance, Divine and Contingent Order, 1981.

De Logos embedded in nature is geen andere dan de Logos embodiedin Christ

A. E. McGrath, Scientific Theology, Vol. 2, London 2002, 267, cf. 307, 312-3.

De schrijvers van het Nieuwe Testament en allen die na hen kwamen woonden in dezelfde menselijke en goddelijke realiteit als wij. Hun woorden die kennis uitdrukten waren het resultaat van hun inwonen in een cultuur die van de onze verschilt, maar tegelijkertijd in vele opzichten overeenkomsten vertoont.

Zo bijvoorbeeld: Gunton, Yesterday, 97: ‘Post-Kantian dualism is to our time what the axiom of impassibility was to that of the Fathers.’

Eigentijdse woorden om kennis van Christus tot uitdrukking te brengen, vinden we alleen door ook hun woorden ‘in te wonen’. Zo kunnen we vandaag kritisch met de traditie in gesprek zijn en tegelijkertijd nieuwe woorden ontvangen om in onze culturele setting de betekenis van Jezus Christus te belijden. En dit proces verschilt niets van het proces dat een natuurwetenschapper doormaakt. Hij maakt ook deel uit van generaties natuurkundigen voor hem met wie hij kritisch in gesprek gaat en zo ontvangt hij vanuit de werkelijkheid waar hij ‘inwoont’ en die hij bevraagt nieuwe woorden en inzichten. Bij een theoloog gaat dat niet anders.

Voor de christologie is volgens Gunton daarom van belang om te denken vanuit de openbaring van Jezus van Nazareth als Jezus de Christus. ‘We must place ourselves theologically where the action is, because if we turn away from God’s actual historical self-identification in Jesus, we simply manufacture an idol, or a series of idols.’

Gunton, Father, 26.

Daarmee is onlosmakelijk verbonden het gegeven dat nergens een absolute identificatie plaatsvindt tussen Jezus en God. Dat zou afbreuk doen aan zijn mens-zijn. Jezus is niet zonder meer God. Hij is immers ‘God geopenbaard in het vlees’. Daarom: ‘It is as human that Jesus expresses the divinity of the eternal Son and so makes known the Father.’

Gunton, Theology, 167.

We dienen over Hem als Jezus met twee woorden te spreken en daarbij recht te doen aan de eenheid en het onderscheid tussen Vader en Zoon. Zo kennen we ‘beneden’, maar daarbij is ‘boven’ in de Bijbel steeds verondersteld.

W. Dekker, ‘De boodschap en de kloof, in: H.M. Kuitert, A. van de Beek,Jezus: bij hoog en bij laag. De christologie van Van de Beek en Kuitert, Kampen 1999, 100-101 voert dat pleidooi voor een christologie van beneden, maar dan wel met de christologie van boven als veronderstelling, zoals N. Lash’ s pleidooi in: S. Sykes, D. Holmes (red.),New Studies in Theology, London .n. 33-42.

Het historisch karakter van het Nieuwe Testament dan ook niet bestudeerd worden los van de theologische inhoud. Het door Gunton zo verfoeide dualisme blijkt te kunnen eindigen in een ‘God bestaat niet en Jezus is zijn zoon’. Voor Gunton is dat een vorm van christelijke schizofrenie die vooral in het Westen de gedachten is gaan bepalen.

Gunton, Yesterday,95.

Christology is bound to begin with Jesus. That is right, but there is a qualification to be made. We may not build our own ladder to heaven, so that Jesus with whom we begin is not our invention or discovery. It is of the essence not only of our creaturehood but of its fallenness that we are unable to approach the holy God apart from his initiative. To be sure, there is need of mediation, but in view of the human condition it must be provided by God. That is the point of Christology of the confession that in Jesus is not merely a man but the eternal God who meets us.

Gunton, Christ and Creation,1992, 67.

Het inwonen is gave van de Geest en daarmee is kennis als voorlopig, maar wel werkelijk getypeerd. In het licht van de eschatologie is alle christologie ten dele. Dat ons bewust te zijn onderstreept de noodzakelijke verbinding tussen christologie en pneumatologie. Dat is niet alleen soteriologisch van levensbelang, maar ook theologisch wanneer we Jezus Christus mogen zien als de persoon in wie Gods liefde vlees en bloed is geworden. Dat is meer dan het menselijke, omdat Hij de liefde van God definieert. Dat is de kern van Guntons christologie.

Alles tot Hem: christologie en pneumatologie

Gunton signaleert een pneumatologisch tekort in de theologie van het Westen. Dit was voor hem de belangrijkste reden om zich op het Oosten te richten. ‘The Achilles’ heel of Western theology (…) is the under-determination of the person of the Holy Spirit in almost all areas of dogmatics.’

Gunton, Theology, 86.

Reeds eerder zagen we hoe Gunton voortdurend – met het beeld ontleend aan Irenaeus – spreekt over de Zoon en de Geest als de twéé handen van God. In de bezinning op de persoon en het werk van Jezus Christus neemt dan ook de Geest een belangrijke plaats in.

Het gaat niet ‘slechts’ om de Geest van Christus, maar ook om de Christus van de Geest.

Gunton, Promise,133, noemt als één van de bezwaren tegen het Westerse filioque:‘although the risen Christ is indeed the agent of the pouring out of the Spirit, the incarnate Son is equally the gift of the Spirit’.

Zijn pneumatologische christologie is echter geen pneuma-christologie in de strikte zin van het woord.

Een studie die veel inzicht geeft in soorten Geestchristologieën in de theologie (inspiratorische, trinitarische) en binnen het NT (bij Paulus, Lukas en Johannes): M. Preß, Jesus und der Geist: Grundlagen einer Geist-christologie, Neukirchen-Vluyn 2001; cf. Ulrike Link-Wieczorek, Inkarnation oder Inspiration? Christologische Grundfragen in der Diskussion mit britischer anglikanischer Theologie, Göttingen .n. 236-334. Van wezenlijk belang is wat Gunton, Theology, 166, opmerkt n.a.v. de Geestchristologie van G.H.W. Lampe, God as Spirit, London 1977, namelijk dat voor Lampe ‘Geest’ de immanentie van God karakteriseert, terwijl de Geest juist een transcendente realiteit is als de ‘presence of God to the world but as other than it’.

Voor Gunton is er tussen Jezus Christus en ons meer dan een gradueel verschil en zijn denken is trinitarisch en niet unitarisch gestempeld. Gunton heeft overigens wel een ontwikkeling doorgemaakt, waarbij hij steeds meer oog gekregen heeft voor de plaats en betekenis van de pneumatologie voor de christologie en de eschatologie.

Cf. het nawoord van zijn 2eeditie van Yesterday and Today.De theologie van Irving bracht hem op het spoor van de pneumatologische aspecten van de christologie van John Owen. Een van Guntons leerlingen, Alan Spence, heeft daar nader onderzoek naar gedaan: A. Spence, Incarnation and Inspiration: John Owen and the Coherence of Christology, London 2007. Voor kritiek op de christologie van Owen, namelijk dat zo de Zoon los komt te staan van de mens Jezus: Oliver D. Crisp, ‘John Owen on Spirit Christology’, Journal of Reformed Theology 5 (2011) 5-25.

Dit laatste hangt samen met Jezus Christus als telos en de betekenis van het offer van zijn leven als verzoening.

Over verzoening als metafoor, zie: Gunton, The Actuality of Atonement: A Study of Metaphor, Rationality and the Christian Tradition, 1988. Het is niet alleen spelen met woorden wanneer gesteld wordt dat atonement weergegeven worden als een at-One-ment. Deze beweging ziet Gunton als typerend voor Ef. 1:10 en Kol. 1:16 (het voorzetsel eis+ acc.). Het ‘alles tot hem’ – zie het derde deel van dit artikel – is daarbij pneumatologisch gevuld.

De schepping is als project aangelegd op de vervulling ervan in Jezus Christus (Ef. 1:10).

Abstract denken over de verhouding van de menselijke en goddelijke natuur van Jezus leidt nogal eens tot (Alexandrijnse) opheffing van één van beide of een (Antiocheense) ‘gespleten persoonlijkheid’. Het dualistisch denken – in tegenstelling tot het relationeel denken – zelfs ontaarden in een ‘vierkante cirkel’. Gunton benadrukt dat een christologie los van de ‘human career of the incarnate Lord’ een abstractie is, waarbij vooral zijn mensheid het vaak moest ontgelden. Hooguit heeft dan het vere homo slechts een passieve rol gehad, waarbij de suggestie is dat Jezus op een bepaalde manier geleid werd door de ‘automatische piloot’ van zijn god-zijn of de Logos. Het bidden van Jezus, juist op cruciale momenten in zijn leven, dreigt dan bijvoorbeeld een schijnvertoning te worden. Dat bij Gunton de Geest niet deze ‘automatische piloot’ wordt, is te danken aan het feit dat Gunton de Geest ziet als de persoon die de ander tot zijn recht laat komen in otherness en in particularity. Ook hier men het op de noemer brengen van het kernbegrip otherness-in-relation, zoals we dat hierboven tegenkwamen bij de verhouding tussen Schepper en schepping. Zo noemt Gunton de Geest ‘Jesus’ other who empowers his life and ministry’.

Gunton, Promise, 132. Cf. Gunton, Theology, 192. Zie ook: Gunton, The Triune Creator. A Historical and Systematic Study, 1998, 170-171, idem, Intellect and Action. Elucidations on Christian Theology and the Life of Faith, Edinburgh 2000, 80.

Hoe ziet Gunton deze verhouding van de Geest en Jezus in het concrete leven van Jezus getekend? Ik wil dat laten zien aan de hand van enkele voorbeelden, maar eerst de hoofdlijn tekenen. En deze hoofdlijn is dat de Geest het eschaton doet aanbreken en zo de perfectionerende oorzaak is in het hele traject van schepping naar herschepping (recapitulatie). Zo zal dan ten slotte Jezus’ wederkomst de recapitulatie van Adams geschiedenis, begonnen bij Jezus’ conceptie in de moederschoot van Maria, completeren (cf. Ef. 1:10).

Gunton, Triune Creator, 223.

Nu deze hoofdlijn genoemd is, kunnen we enkele aspecten nader bezien.

Juist de conceptie en de vorming van het lichaam voor de Zoon van God onderstreept hoezeer Jezus van de Geest is. De ‘maagdelijke geboorte’ functioneert niet als bewijs voor de afkomst van de Zoon, maar wijst op het goddelijk initiatief en juist op zijn werkelijke mens-zijn. En dat betekent voor Gunton een delen van Jezus in de gevallen menselijke natuur. Daarom is ook Jezus als vere homo aangewezen op het heiligende werk van de Geest (cf. Hebr. 5:8, 9). Zo werd Hij in staat gesteld niet te zondigen. In Jezus’ leven vormt de toetsing van het zoonschap (van deze ware Israëliet), een zoonschap door gehoorzaamheid, het raamwerk. Dat zet in bij de doop in de Jordaan gevolgd door de test in de woestijn. Deze toetsing krijgt z’n toespitsing in zijn weg richting het kruis. In dit messiaanse zoonschap komt zijn ontologische zoonschap, Jezus’ unieke zijnsrelatie tot de Vader, tot uitdrukking. Deze relatie is ook pneumatologisch bepaald, want ‘it is only through the Spirit that the human actions of Jesus become ever and ever again the acts of God’.

Gunton, Promise, 67.

Maar Gunton kan ook het omgekeerde zeggen. De incarnatie van de Zoon is voor Gunton juist dé expressie van de eeuwige realiteit van de Zoon.

Gunton, Theology, 164.

Met nadruk brengt Gunton naar voren dat het hele leven van Jezus één priesterlijke dienst, één offer is. Dus niet alleen het afleggen van Zijn leven. ‘That sacrificial offering can be understood in its fullness if it is seen to consist not only in the life laid down, but in the whole pattern of a life leading to passion and death.’

Gunton, Christ and Creation,57. N.B. dit is één van de weinige punten waarop hij binnen de christologie met Irving van mening verschilt, die immers stelt dat Jezus pas na Zijn opstanding gezalfd is met priesterlijke kracht en volmacht (Collected Writings, vol. 5, 236-238).

Jezus’ dood ziet Gunton in het Nieuwe Testament gepresenteerd als het hart van die beweging van de Zoon van God in de tijd als de geschiedenis waarin God de beweging van de schepping naar haar finale verlossing reïnaugureert.

Gunton, Christian Faith, 109.

Gunton legt verband tussen zijn sterven aan het kruis met de doop van Jezus, namelijk als de vervulling daarvan in Zijn volledige identificatie met Israël en uiteindelijk met alle mannen en vrouwen in de door hen zelf veroorzaakte afscheiding van hun Schepper. Het kruis is de plaats waar Jezus ‘de gehoorzaamheid die Hij geleerd heeft’ tot voltooiing en volmaaktheid brengt.

Gunton, Christ and Creation, 59-60.

Gunton brengt hierbij ook de ‘noodzakelijke ergenis’ ter sprake, moreel en intellectueel, dat het tegen onze diepste gevoelens indruist dat de sleutel tot de betekenis van ons leven en sterven de dood van een man aan het kruis is.

Gunton, Christian Faith, 78; cf. Act and Being, 132: ‘[I]t cannot rule out what for many a Greek philosopher made Christianity incredible: the eternal and fully divine Son’s taking flesh for the sake of the world. Here for ancient and modern theology alike, the cross is literally the crux. ’

De dood van Jezus was daarom zo ‘dodelijk’, omdat het met zich meebracht dat Hij prijsgegeven werd aan het domein dat gescheiden is van God.

Gunton, Christian Faith, 139.

Het is de Geest die dit lijden maakt tot een overwinning op het lijden en de oorzaak ervan.

It seems therefore that the so-called cry of dereliction should not be seen in such terms (sc. ‘breach of perichoresis’,‘rift in God’), but as the final episode in the incarnate Son’s total identification of himself, through the Spirit, with the lost human condition. More simply, it is the cry of an Israelite expressing the self-distancing of that people from God as the result of their sin, the completion of Jesus’ identification with in his baptism.

Gunton, Act and Being, 130-1.

De opstanding is volgens Gunton een eschatologische daad par excellence. Het is de daad van de Vader door de Geest als de bemiddelaar van Gods eschatologisch handelen. De brief aan de Hebreeën ziet Gunton als een uitgebreide weergave van de betekenis van de woorden van 1 Timotheüs 3:16 ‘gerechtvaardigd door de Geest’. Woorden die op hun beurt het leven van Jezus samenvatten en heenwijzen naar zijn glorie tot in eeuwigheid.

Gunton, Christian Faith, 111-113.

Aan het einde van deze korte introductie in de christologie van Gunton lijkt het me goed de woorden te vermelden die aangeven dat we nog maar net begonnen zijn: ‘And yet the mysterie is such that this knowability, though real, can never be explained or plumbed.’

Gunton, Father, 114.

Christologie is een symfonie – nu reeds hoorbaar, maar nog met dissonanten – van de liefde van God.

Conclusies en aanbevelingen

  • De christologie van Gunton laat OT en NT als symfonie klinken. Dat kan verdere bezinning op het OT als de ‘logic of christology’ stimuleren en ons er aan herinneren dat Jezus allereerst in deze context verstaan dient te worden. Dat Gunton veel literatuur uit het tweede-tempel-Jodendom buiten beschouwing laat, is een omissie.

  • De christologie van Gunton laat ‘boven’ en ‘beneden’ als dualiteit – een harmonieuze tweeklank – klinken. Hij heeft laten zien dat het gebruik van tijdscategorieën aan te bevelen is. Als nadere concretisering daarvan is te wijzen op het gebruik van aanduidingen als from withinen from ahead.Men zou daarbij de eerstgenoemde aanduiding kunnen omschrijven als een beweging van Urzeit naar Jetztzeit binnen een lineaire chronologie; de tweede categorie wijst dan op de eschatologische doorbreking van dat kader vanuit de Endzeit naar de Jetztzeit. Beide bewegingen zijn voortdurend op elkaar betrokken in de leer van Christus.

  • De christologie van Gunton laat het ontologische en messiaanse zoonschap van Christus samenklinken. Dat gebeurt dankzij het honoreren van de relatie tussen Zoon en Geest in het leven van Jezus. Een pneumatologische doordenking van de christologie is een heilzame aanvulling c.q. correctie op een abstract denken over goddelijke en menselijke natuur en past in een relationeel denken binnen de theologie.

  • De christologie van Gunton biedt heilzame perspectieven voor een samenleving, een kerk waarin de samenhang gaat ontbreken en zo de symfonie dreigt te ontaarden in een kakofonie. Dit vooral vanwege het relationele karakter van zijn theologie, met name Guntons bezinning op persoon-zijn en op wat echte vrijheid is, namelijk geen individuele maar persoonlijke vrijheid. Daar heb je een ander, zelfs de Gans Andere, voor nodig.

    Met dank aan de referenten die me voorzien hebben van commentaar dat stellig bijdroeg tot een versie die aan waarde gewonnen heeft. Mocht deze laatste constatering onjuist blijken te zijn , dan is dat voor mijn rekening.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken