Een goed hotel
Het valt niet mee om een hotel te vinden in Amsterdam rond de Kerstdagen. Na goed zoeken vindt Els eindelijk een hotel. Bij de balie wacht ze rustig haar beurt af. Opeens hoort ze zeggen: ‘Hé, jij daar. Wegwezen, dit is geen hangplek voor zwervers.’ Els ziet een vrouw met een hoofddoek en een lange jurk staan en voor ze het weet flapt ze er uit: ‘Ze hoort bij mij.’ Els omhelst de vrouw om te laten zien dat ze elkaar kennen en neemt een tweepersoonssuite.
‘Ik lijk wel gek,’ denkt Els, als ze met de vrouw in de lift staat. De kamer is mooi. Het enige probleem is de vrouw, die niet te verstaan is en die stokstijf in het midden van de kamer blijft staan. Het is al half tien en Els heeft nog niets gegeten. Terwijl Els eten bestelt per telefoon, glipt de vrouw de badkamer in. Ze doet de deur achter zich dicht. Het eten komt, maar de vrouw komt niet tevoorschijn. Na verloop van tijd wordt Els ongeduldig en bonkt op de deur. Er komt een weeklagend, jankend geluid uit de badkamer. Na nog een poging gaat de deur op een kier open. De vrouw ligt kermend op de grond. De vrouw kijkt haar aan en gebaart naar haar buik. Dan begrijpt Els het. De vrouw krijgt een baby. Wat nu? Els belt een taxi, maar er zijn geen taxi’s te krijgen om deze tijd. Ook geen dokter. Dan maar 112. De vrouw aan de andere kant geeft instructies en zo wordt het kind geboren op de hotelkamer. Verdwaasd staat Els met het kleine nieuwe leven in haar handen. Ze wikkelt het kind in een handdoek. Een jongetje, geboren op 25 december om 0.03 uur in Amsterdam Zuidoost.