Menu

None

Een goede preek ontsluit het gewone leven

In gesprek over kerkvernieuwing, met Nadine van Hierden (Dienstenorganisatie PKN)

‘De vernieuwingsbeweging ‘Kerk 2025’ en de ontwikkeling van missionaire pioniersplekken zijn twee simultane processen zijn die elkaar helemaal niet lijken te raken’, zegt Nadine van Hierden, werkzaam bij de Dienstenorganisatie van de Protestantse Kerk. En dan nog eens wat: ‘Kerkvernieuwing’ is veel breder dan de pioniersplekken.’ Een gesprek over kerkvernieuwing, de predikant en de prediking. ‘Zou je het gesprek bij het schoolhek ook kunnen beschouwen als een essentieel deel van je predikantschap?’

Nadine van Hierden, die bestuurs- en organisatiewetenschap studeerde, begon eind 2014 aan een promotieonderzoek naar de ontwikkeling van gemeenschapsvorming in pioniersplekken. Afgelopen voorjaar zag ze zich genoodzaakt het onderzoek af te breken. Met enige schroom heeft ze de uitnodiging voor het gesprek aanvaard, want ‘ik heb altijd vanaf de zijlijn naar kerkvernieuwing gekeken’.
Ze begint het gesprek met zo’n observatie. Haar man, jurist, sinds kort lid van de kerkenraad, werd een keer afgevaardigd naar de classisvergadering, waar ‘Kerk 2025’ op de agenda stond. ‘Hij kwam tamelijk gedesillusioneerd thuis, terwijl ik hem toch ken als iemand die houdt van de kerk en ook best door de vergadercultuur heen kan kijken. Maar hij vond het een ontregelende ervaring. ‘Er wordt steeds gezegd: we moeten terug naar de kern’, vertelde hij. ‘Maar waarom komen er dan vervolgens 40 powerpoint-slides met kerkordevoorstellen… We zouden toch ‘back to basics’?’ Dit bedoel ik dus: als mensen nadenken over een verandering van de kerkorganisatie, als ze de kerk bij de tijd willen brengen, doen ze dat met vormen die comfortabel voor hen zijn. Ze veranderen hier en daar een regeltje, ze schrappen een alinea of voegen een zinsnede toe… Dat is niet zo ingewikkeld. Maar het gesprek voeren over de vraag waar het ons als kerk vandaag om te doen is, beter gezegd: wat God vraagt van de kerk in deze tijd, dat is veel moeilijker.’

‘Kerk 2025’ is toch met een inhoudelijke notitie ingezet.
‘Ja, als we het daar eens met elkaar over konden hebben, dan heb je vuurwerk in de kerk, en heel wat meer dan Bengaals vuur. Dat zou stevige gesprekken opleveren. Maar in plaats daarvan is een soort juridisering opgetreden. Op de keper beschouwd is dat een vlucht. Ik zie ook wel dat de organisatie lichter moet worden gemaakt en de meeste voorstellen vind ik helemaal niet zo gek. Maar het echte gesprek over kerkvernieuwing wordt tot op heden nauwelijks gevoerd. Daarvoor moeten we niet alleen kijken naar de roergangers in de kerk; het is ook een uitnodiging aan elk gemeentelid. Laten we het niet houden bij constateren, maar ook de handschoen uit de notitie oppakken en elkaar durven te bevragen: wat bezielt u? Wat maakt dat u ouderling bent geworden, of predikant? Wat drijft u om kerkrentmeester te zijn of contactpersoon in het pastoraat te worden? Hoe wordt uw geloof gevoed door de kerk, en andersom?’ Nog een observatie: ‘Terwijl de vernieuwingsbeweging ‘Kerk 2025’ in de greep is van juridisering, hebben de missionaire pioniersplekken, waar de vernieuwing wél gestalte krijgt, geen invloed op dit officiële proces. Pioniersplekken zijn niet vertegenwoordigd in de ambtelijke vergaderingen; nog even afgezien van de vraag of ze dat willen.’

Hoe kunnen de ervaringen uit de pioniersplekken vruchtbaar worden gemaakt? Wie vertaalt de lessen naar andere contexten?
‘Dat zou de taak moeten zijn van onder meer de ‘pionierbegeleider’; zelf ben ik dat ook een tijd geweest. Je bent dan intermediair tussen de missionaire pioniers en de bestaande gemeenten. In de praktijk viel het accent vooral op de begeleiding van de pioniersplekken. Als zich een probleem of een conflict voordeed, stapte de pionierbegeleider naar de kerkenraad van de gemeente, om het op te lossen. Maar de inhoudelijke kant van de functie, waarbij de begeleider bruggen bouwt tussen de pioniersplek en de bestaande gemeente, kwam – vanwege beperkte tijd, maar ook vanwege prioriteiten – nauwelijks uit de verf. Het vereist, om in voetbaltermen te spreken, tweebenigheid. Je moet de taal van beide plekken spreken, en verhelderen wat in elk van de contexten gebeurt; het betekent ook dat je oude taal afleert, nieuwe taal verwerft, etc.

We spreken weleens wat pioniers. Eén van hun frustaties is juist het contact met de kerkenraad. Eigenlijk voltrekt zich hier dus op kleine schaal, wat je op landelijk niveau ook ziet. Ook hier wordt de discussie gejuridiseerd; het gaat over financiën, contracten, over de vraag wat wel en niet kan of mag…
‘Ja. Het laat ook zien dat deze spanning en frustratie er gewoon bijhoren. We zijn vaak geneigd om die spanning negatief te waarderen – en natuurlijk is spanning vaak ook niet prettig. Maar als je de die verschillen op de goede toonhoogte bespreekbaar maakt, kan dat óók helpen om elkaar te waarderen, juist vanwege de verschillen. Juist in het elkaars ‘tegenover’- zijn kunnen nieuwe inzichten ontstaan, kun je elkaar verrijken. Ik bedoel dus niet het wat-mag-wel-en-wat-kan-niet-gesprek, maar: waartoe zijn wij kerk? Wat drijft ons, hoe verschillend wij ook zijn? Spanning kan ons bij de essentie van kerkzijn brengen.’

In veel gemeenten zit de spanning ‘hoe-houden-we-de-boel-een-beetje-bij-elkaar’. De één wil klassieke gezangen, de ander Opwekkingsliederen, een derde wil ‘beleving’, een vierde maatschappelijke relevantie… Pioniers hebben daar in zekere zin geen last van; ze kunnen doen wat ze willen. Daarin zijn ze een bedreiging voor de moedergemeenten met hun wankele evenwicht. De bestaande gemeenten op hun beurt belemmeren de vrijheid van pioniersplekken… Het lijkt een structureel probleem. Of niet?
‘Probleem, bedreiging… De ‘mixed economy of church’ beoogt ruimte te scheppen voor verschillende groepen om op te ademen. Ze leeft van het besef dat de kerk groter is dan de plek waar ik me thuisvoel. Als we in de kramp schieten ‘om de lieve vrede te bewaren’, doen we volgens mij iets niet goed. De officiële definitie van het mixed economy-model van kerkvernieuwing spreekt over ‘inherited and new expressions of church, existing alongside each other within the same denomination, in relationships of mutual fellowship and support.’ De passage ‘within the same denomination’ was aanleiding voor heftige discussies. Sommigen hadden die verwijzing naar het kerkverband liever geschrapt. Maar ik geloof dat we ons juist gedwongen moeten voelen om dit te oefenen. De pioniersplekken bieden plaats aan vrije vogels, maar de Protestantse Kerk heeft er indertijd voor gekozen om ze altijd te verbinden aan een lokale kerkenraad. Dat dat tot spanningen zou leiden was te voorzien, maar het is een principiële keuze. Ik geloof erin dat de pioniersplekken de moedergemeenten tegen wil en dank op scherp stellen en dat beide partijen elkaar helpen in de oefening om het samen uit te houden. Het is de oefening om leerling van Jezus te zijn, zonder aanzien des persoons.’

Dat leerproces staat vandaag de dag erg onder druk. Predikanten en kerkenraden kunnen van diverse zijden klappen krijgen: van de evangelischen, van de Bachliefhebbers, van de maatschappelijk-relevanten, van orthodoxen en conservatieven, etc. Als je geen heldere koers kiest ga je als een biljartbal over het laken, alle kanten op. En er wordt neergekeken op de serieuze poging om iedereen bij elkaar te houden, omdat die bij voorbaat gedoemd is te mislukken.
‘We zijn ertoe geroepen om het model van de ene gemeenschap, met al haar verscheidenheid te omarmen en met een soort trots en liefde uitdragen. Tegelijk ontkom je niet aan de conclusie dat het model van ‘one size fits allniet in alles de toekomst heeft. We zijn in de kerk heel druk om de groep die we nu ‘binnen’ bij elkaar te houden en tevreden te stellen. Intussen is de samenleving hyper-geïndividualiseerd. Om maar eens wat te noemen: je kunt zelfs de knoop van je spijkerbroek op maat laten maken, hè. Zó gericht zijn mensen op ‘wat bij hen past’. We kunnen niet achteloos voorbijgaan aan die trends in de samenleving, als we mensen de waarde van het evangelie willen laten ontdekken.’

Dus je zegt, ‘omwille van het vlees’, hebben we ons nu eenmaal te verhouden tot de samenleving. Beweeg als kerk een beetje mee…’
‘We zouden kunnen leren van de inzet van ‘Mission Shaped Church, dat in 2004 in Engeland verscheen in Engeland. Het rapport heeft de pioniersbeweging die er al was body gegeven. Datzelfde rapport is in Nederland aangegrepen om de pioniersbeweging van Missionair Werk en Kerkgroei in het leven te roepen. Tussen haakjes: dat is nogal een verschil hè. In Engeland was het een ‘grassroots’-beweging, in ons land is de pioniersbeweging, passend bij hoe wij in Nederland denken over organiseren, als een ‘project’ aangestuurd. Ds. Hans van Ark, die er leiding aan gaf, zal ongetwijfeld erkennen dat er kanttekeningen bij het proces zijn te plaatsen, maar hij zegt ook: als we het niet hadden gedaan, wat er misschien wel niets gebeurd…’

Want…?
‘Kijk naar hoe we zaken in de kerk aanpakken. In 2004 werd er pas een Protestantse Kerk gevormd. Het duurde 40 jaar voor die juridische en organisatorische eenheid een feit was. Waar het me om gaat, is dat in Engeland veel is gediscussieerd over de essentiële vraag: Heeft de kerk een missie of heeft de Gód van de kerk een missie en gebruikt Hij de kerk daarvoor als een instrument? Het accent lag op het laatste. Ik ben geen kenner van de anglicaanse kerkgeschiedenis, maar door de bestudering van de discussies vermoed ik dat in Engeland een stevige relationele ecclesiologie is ontstaan. ‘Kerk’ is niet primair de optelsom van een gebouw, een dominee een een kaartenbak met leden, maar een relatie met God, een relatie met de wereld, een relatie met elkaar en een relatie met de wereldwijde kerk. Het denken over de kerk is een afspiegeling van het trinitarisch Godsbegrip. We zien in de praktische theologie in de afgelopen tien jaar een verschuiving. Waren we in Nederland altijd sterk georiënteerd op min of meer ‘dogmatische’ ecclesiologie van Duitse origine, nu is onze blikrichting compleet geswitcht naar Engeland. De pioniersplekken oriënteren zich op angelsaksische kerkmodellen. Het zou veel verhelderen als het gesprek daarover veel meer werd gevoerd.’

We spreken steeds over kerkvernieuwing. Waar bestaat die uit?
Het is een misverstand om bij kerkvernieuwing alleen aan pioniersplekken te denken. De Hervormde gemeente in Putten, waar ik ben opgegroeid, heeft zich in de afgelopen 10 jaar ook vernieuwd.
In de visienota ‘Kerk 2025’ wordt kerkvernieuwing omschreven als ‘een bewust ingezette en door de context gevoede beweging om het functioneren van de kerk zo aan te passen dat individuen en gemeenschappen beter door het evangelie van Jezus Christus kunnen worden geraakt, vernieuwd en in beweging gezet.’ Zo kijk ik er ook naar. Het is onzinnig om van elke bestaande kerk een pioniersplek te willen maken. In ‘extreme’ vorm wordt iets nieuws gestart, maar in Putten zie je ‘kerkvernieuwing’ bijvoorbeeld in veranderingen in de liturgie. Het gaat me nu niet om de liturgie op zich, maar om het proces waarbij de kerkenraad zich bewust is afvraagt wat er in de context van de gemeente speelt. Waarom willen mensen Opwekking of iets anders zingen? Waar heeft dat mee te maken? Wat doen we met dat nare gevoel in onze buik, als we merken dat de animo voor de jeugdvereniging afneemt? Maar het gaat ook om gesprekken op het dorpsplein: wat kunnen we betekenen bij werkstress? Of: we merken dat mensen angstig zijn door wat er in de wereld gebeurt. Heeft de Bijbel daar iets over te zeggen? Kortom: wat betekenen deze vragen voor de preek, de activiteiten, de manier waarop wij kerk zijn in onze omgeving, hoe het Evangelie ons dagelijks leven raakt? Daar ontstaat vernieuwing. Er is in de samenleving een groot verlangen naar zingeving, niet alleen onder christenen. Als je ziet hoeveel van mijn vriendinnen naar een psycholoog gaan, aan yoga doen, een mindfulnesstraining volgen… Dan denk ik: dat heeft de kerk allemaal in huis, maar het komt niet in hen op om ook eens te kijken naar het ‘aanbod’ van de kerk. Ze doet er ook niet veel aan om dat aantrekkelijk te presenteren.’

En dat proces van kerkvernieuwing is overal gaande, zeg je. In Putten net zo goed als in Amsterdam… Is elke kerkenraad en elke gemeente bezig met de vraag hoe we de dingen die wij doen in dit nieuwe seizoen, relateren aan onze omgeving?
‘Ik hoop dat predikanten en kerkenraden signalen uit hun context oppikken en zich realiseren: ‘Daar moeten we iets mee’. Niet om méér te doen, maar om ánders te kijken naar wat je al doet. Soms moet je dan met iets stoppen, omdat het niet loopt. Dan ontstaat er ruimte. Sommige kerkenraden signaleren vooral: ‘We moeten de boel bij elkaar houden’ of: ‘Het lukt niet meer om mentoren voor de catechese te vinden’, en meer van dat soort zorgwekkende constateringen. Als je zo probleemgeoriënteerd leiding geeft aan de gemeente, is er weinig hoop en verwachting. Zie dat soort constateringen als een kans voor gesprek: wat is hier aan de hand? Stap uit het georganiseer en de oplossingsgerichtheid, durf meer onderzoekend leiding te geven, ‘met de Geest erbij’.

Je bent een betrokken kerkganger en hebt door je werk veel rondgekeken in de kerk. Vanuit die ervaring horen we graag je mening over preken. Om er met gestrekt been in te gaan: Wat irriteert je in prediking?
‘Als een preek vooral bijbelstudie, bijbelstudie, bijbelstudie is, losgezongen van het gewone leven. Dat geldt trouwens van meer zaken die we in de kerk doen, het kunnen ‘eilandjes’ zijn in ons bestaan. De preek, de vormgeving van de dienst, het kerkenraadswerk, de organisatie van de gemeente. Ik hoop dat mensen niet in alleen als diaken of ouderling aan de kerkenraadstafel zitten, maar ook als vader, juf, patiënt, buurman,….Die ervaring hoort er voluit bij. Maar we hebben het leven vaak zo opgedeeld in domeintjes dat we die ‘shift’ moeilijk maken. Je kunt de lijn ook doortrekken naar andere activiteiten in de kerk. Een catechisatie kun je starten bij de voorgeschreven les, maar ook – en mijns inziens veel beter – bij de vraag: Hoe was jouw week? Vanuit die gebeurtenissen zoek je naar iets wat we leren in de bijbel, of de geloofstraditie.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken