Menu

Basis

Een lege plek om te blijven

Het stiltecentrum als hart

Een stiltecentrum in een verpleeghuis biedt de gelegenheid om even te herademen. Je kunt het ervaren als een heilige plek, ook omdat deze ruimte zo geschikt is om ‘te wachten op iets dat geen gezicht krijgt’. Hier kun je je leeg maken voor de leegte en Gods Heilige Geest ongestoord zijn gang laten gaan. Het je openstellen voor een gesprekspartner gaat op dezelfde manier. Er kan zich dan iets bijzonders voordoen.

In het verpleeghuis waar ik als geestelijk verzorger werk, is een stiltecentrum. Mooi gesitueerd op de begane grond, in de gang iets voorbij de centrale kantine. Hier begin ik mijn dag. Eerst lees ik hardop een stuk uit de grote bijbel die op de lezenaar ligt. Die lezenaar bevat een oud stuk steen, dat nog stamt uit de vorige vestiging van het huis. ‘Mijn oog zal op u zijn, Ps. 32, vs. 8’, staat erin gegraveerd. Na het lezen uit de bijbel bid ik staand, in de orantehouding: voor de bewoners, hun familie, de medewerkers, vrijwilligers en iedereen die die dag in en uit zal gaan. Ik hecht aan dit ritueel, omdat hiermee voor mij de dag ingebed is. Wat er verder ook gebeurt, gebeurt in dat kader.

Het stiltecentrum wordt ook voor andere doeleinden gebruikt. De oud-bewoonster die het jaren geleden middels een legaat financierde, bepaalde dat het een ruimte moest zijn voor bezinning, bezieling en inspiratie. Bewoners trekken zich er even terug als ze daar behoefte aan hebben, bijvoorbeeld om een kaarsje aan te steken. Medewerkers blazen er stoom af als de emoties op een afdeling hoog oplopen. Familie wacht er op de uitgeleide van een overledene. Zelf begeleid ik in het stiltecentrum zogenoemde ‘ontmoetingsgroepen’ voor bewoners. In een groep van zo’n tien bewoners gaan we dan in gesprek over een bepaald thema, zoals geven en ontvangen, winnen en verliezen, of de seizoenen (van het leven). Ik ervaar die bijeenkomsten altijd als zeer verrijkend. Het verwondert mij hoe wijs mensen op leeftijd – tussen de 75 en 100-plus – kunnen zijn, ook als ze dementie hebben. Juist zij bepalen mij bij de kern van het menszijn en nodigen mij uit om spontaan, speels, flexibel en vriendelijk te zijn. In die zin zijn het echte leermeesters!

‘Loze’ ruimte

Het stiltecentrum wordt dus goed en waardevol gebruikt, maar blijft ook vaak leeg. Niet voor iedereen in de organisatie is dat gemakkelijk te accepteren. Wat voor nut heeft die – wat dan genoemd wordt ‘loze’ – ruimte, als er maar zo weinig mensen komen? Kunnen we die niet beter besteden aan de opvang van onrustige bewoners, of aan allerhande welzijnsactiviteiten? Toen ik eens aan een (overigens gewaardeerde) medewerker zei dat het stiltecentrum voor mij het ‘hart’ van de organisatie vormde, ontplofte hij bijna. Nee! Ik had het helemaal mis, het hart van het huis, dat waren de bewoners! In eerste instantie schrok ik van zijn reactie. Hier botsten twee werelden, of zienswijzen, bruut. Maar natuurlijk had mijn collega (ook) gelijk. Het welzijn van de mensen die ons zijn toevertrouwd, staat altijd voorop. En toch: wat is welzijn? Behoort daar ook niet toe dat bewoners, en anderen, de mogelijkheid hebben om zich even aan de hectiek van het 24-uurs zorgbedrijf te onttrekken en in stilte op te ademen?

Heilig

Maar dat is niet het enige. Dat het stiltecentrum mij zo aan het hart gaat, reikt verder dan het beschikbaar stellen ervan voor mensen die behoefte hebben aan ‘herademing’. Dat deze plek mij heilig is, heeft ten diepste te maken met mijn godsbeeld en het belang dat ik hecht aan contemplatie. Volgens filosoof Cornelis Verhoeven (19282001) stamt het woord contemplari uit de tijd van de Romeinse wichelpriesters en betekent het ‘zijn aandacht richten op een bepaald, afgebakend stuk van de hemelruimte, templum genaamd, in de verwachting daar een goddelijk teken te zien’ (Rondom de leegte, Damon, Best, 1998, p.152). Het is een manier van denken en zien, waarbij de leegte niet als beangstigend of pijnlijk, maar als vertrouwd wordt ervaren. Wie contem-pleert, geeft niet toe aan zijn of haar natuurlijke neiging de leegte te vullen – met woorden, beelden, gedachten, voorstellingen et cetera – maar laat die open, opdat iets van God geopenbaard kan worden.

Contemplatie heeft dus alles te maken met verwachting. Het is wachten op iets dat geen gezicht krijgt. Een voorstellingsloos verlangen naar wat zich mogelijkerwijs aandient. Mogelijkerwijs, want het ligt niet in ons vermogen om invloed uit te oefenen op het verwachte. Wij kunnen ons slechts leegmaken voor de leegte, meer niet. Die leegte is nodig om het geschenk dat daaruit opkomt te ontvangen. Het is eigenlijk heel logisch: om in te kunnen ademen, moet je eerst uitademen, voor vloed is eb vereist en in een kinkhoorn hoor je alleen de zee als de schelp niet meer gevuld is. Ik heb de bewoners van het verpleeghuis wel eens naar zo’n lege schelp laten luisteren: prachtig vonden ze dat. De verwondering bij het ontvangen van wat resoneert in de leegte kan overweldigend zijn.

Wachter

Dat maak ik ook mee in het een-opeen-contact met mensen. Aan een geestelijk verzorger wordt veel toevertrouwd, zoveel dat ik er soms verlegen mee ben. Wie ben ik, denk ik dan, dat men dit mij zomaar zegt? Tijdens een gesprek probeer ik mij zo open mogelijk op te stellen, opdat mijn gesprekspartner zich optimaal kan uiten, tot zijn of haar recht kan komen. Maar ook om Gods Heilige Geest ongestoord zijn gang te laten gaan. Als wachter bij Gods werk geloof ik dat dat zich vanuit de leegte zal manifesteren, wanneer, waar en hoe dan ook. Soms gebeurt dat al tijdens de ontmoeting zelf, wanneer je voelt dat je samen opgenomen wordt in een groter, verbindend geheel. Maar ook kan het pas achteraf zijn dat je je realiseert dat zich iets bijzonders heeft voorgedaan. Iets wat je bij voorbaat niet had kunnen verzinnen en wat je denken te boven gaat. Maar altijd is het iets waar je heel blij van wordt, iets wat je vult met een onuitsprekelijke vreugde. Je zou het, met Cornelis Verhoeven, ‘volheid van zin’ kunnen noemen. Een volheid die alle andersoortige, beperktere zingeving overstijgt. Het is een genadegeschenk dat komt en ook weer gaat, en je dankbaar en wellicht ook weemoedig achterlaat. Weemoedig, omdat je weet dat wat gebeurde van God kwam en je nu opnieuw zult moeten wachten.

Stiltebewaarder

De filosofische en religieus spirituele taal die ik hierboven gebruik, laat zich moeilijk verbinden met het economische en maatschappelijke jargon dat tegenwoordig domineert. In een op effectiviteit en winst gerichte instelling, die het verpleeghuis ook is, is het openhouden van een lege ruimte een hele uitdaging. Als het nut van het ‘nutteloze’ niet wordt ingezien, is het geen sinecure om de stilte te bewaren en te bewaken. Toch beschouw ik dat als mijn – misschien wel belangrijkste – taak: stiltebewaarder zijn te midden van een soms oorverdovende drukte. Want ik weet dat in die stilte zich grote dingen kunnen verwezenlijken. Dat in het ‘templum’ van het stiltecentrum alles mogelijk is en wacht om werkelijkheid te worden.

Laat het daarom een ‘lege plek voor iemand’ zijn, ‘om te blijven’ (Rutger Kopland).

Literatuur

Rutger Kopland, Een lege plek om te blijven, G.A. van Oorschot, Amsterdam, 1988, p.18.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken