Menu

Premium

Een woord dat je hoort kan alles anders maken

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Bij Zacharia 8,1-23, Galaten 4,22-5,1a en Johannes 6,1-15

Terugkeer naar Sion

Tien regels in de Zacharialezing beginnen met: ‘Zo zegt de Heer der heerscharen’. Onder die aanhef horen we eerst drie keer over de ijver van de Heer, aangejaagd door zijn vastberaden gloed (Zacharia 8,1). Hij kondigt zijn terugkeer naar Sion aan en zijn wonen in het midden van Jeruzalem, de stad van trouw waar de berg van ‘de Heer der heerscharen’, de heilige berg wordt genoemd. Oud en jong zitten en spelen weer op haar pleinen. Een wonder voor de rest van het volk, een wonder ook voor de Heer. Hij bevrijdt hen uit het land van de opgang en de ondergang van de zon en brengt hen terug, zodat zij wonen, midden in Jeruzalem: ‘Zij mijn volk, Ik hun God, in genegenheid en recht’ (Zacharia 8,1-8).

Woorden om te doen

In deel twee van de lezing roept de Heer op je handen sterk te maken (Zacharia 8,9.13) voor het bouwen van het heiligdom. Vóór die tijd was er geen loon voor mens en dier, geen vrede voor de komende en gaande, want ieder was tegen de ander. Maar dat is nu anders, zegt ‘de Heer der heerscharen’. Zes keer sluit die naam in de perikoop een regel af, één keer wordt alleen ‘de Heer’ genoemd. Dan gaat het om ‘de woorden die jullie zullen doen’ (8,16), het meest simpele, het oude steeds weer als nieuw gevraagde sociale programma: betrouwbaarheid, recht, vrede, geen kwaad in je hart tegenover je naaste, geen valse eden – waaraan Zacharia bijna overbodig, maar toch toevoegt: ‘want dat zijn de dingen die Ik haat’ (Zacharia 8,16-17).

Een minjan uit de volkeren zal komen

In deel drie biedt de Heer het perspectief, wanneer de tijden van ontbering en vasten tijden van welbevinden en vreugde, goede tijden, zijn geworden. De volkeren en de bewoners van de steden zullen dan naar elkaar toe gaan om elkaar aan te sporen: ‘Laten we gaan om het aangezicht van de Heer der heerscharen te zoeken.’ Zij zullen Hem in Jeruzalem komen zoeken. Tien mannen uit alle volkeren, een complete vertegenwoordiging – een minjan – zullen komen en de slip van een Joodse man vastpakken om met hem te gaan, ‘want we horen dat God met jou is’ (Zacharia 8,18-23).

Geobsedeerd door bevrijding

De aarde en de hemel staan in de brief van Paulus aan de Galaten vanaf het begin heftig tegenover elkaar: ‘Paulus, apostel, niet door mensen en niet door een mens, maar door Jezus Christus en door God die Hem uit de doden heeft opgewekt’ (Galaten 1,1). Daarbij gaat het niet over een zeker antropocratisch dan wel democratisch tegenover een theocratisch systeem van zending. Het Griekse woord ediooken (‘hij vervolgde’ – 4,29) kan een lezer/hoorder op het spoor van het complete drama zetten: Paulus zit in opdracht van Jeruzalem, op weg naar Damascus, de christenen als een bezetene op de hielen. Hij ziet zijn eigen geschiedenis helder voor zich. Destijds heeft hij Jezus gehoord die hem met dit woord (‘waarom vervolg je Mij?’ – Handelingen 9,4) herinnert aan de vraag van David aan Saul (1 Samuël 26,18). Zo verstaat Paulus ‘uit de doden opgewekt’.

Woord dat vrijheid kan zijn

‘De mensen’ of ‘de mens’ (Galaten 1,1) worden nu ‘het dienstmeisje Hagar’ (Galaten 4,23) – Sinaï en Jeruzalem – tegenover ‘het hemelse Jeruzalem’ (Galaten 4,25-26). Het verschil tussen beide is het epangelia, in de regel vertaald met de ‘belofte’. Maar dan is de mop al verraden voordat hij verteld is. Het ep-angelia is het ‘erbij komende’, het ‘toegevoegde woord’ – zoals het ep-iousion het ‘toegevoegde brood’ is, toegevoegd met het oog op de Heer en zijn dag (Lucas 11,3). Want naast het alles tevoren reeds duidende woord ‘belofte’ kan epangelia ook een simpel woord zijn dat op je afkomt, naar jou toe, ‘mijn woord heb je’. Daarin wil ook Abraham volgens de Schriften herkend worden. Waar de vaderen het moeten hebben van kata sarka (overeenkomstig het vlees) verwekken, geldt voor het woord dat Abraham raakt, dat het als een desem zijn leven laat opgaan, zijn zoon.

Het commentaar kan hier kort zijn. Je zult maar toegesproken, aangesproken worden. Iemand zal je maar zien of naar je omzien – hét verhaal van Israël volgens de Schriften. Een woord en alles is anders! Een woord dat een kind het licht laat zien – het aangezicht uit de eerste lezing van vandaag, de opgaande zon uit Numeri 6,25.

Gods woord om van te leven

Een veelbesproken en nauwelijks verteld verhaal, want om het te horen moet je je wellicht als de leerling die de Heer liefheeft vlijen aan de boezem van die leraar (Johannes 13,23). Wie is Hij die zo spreekt? Als vijf broden en twee vissen op zijn woord gedeeld worden, vallen alle verschillen weg en blijft er enkel overvloed. ‘Na dit alles’ (Johannes 6,1) – heel het voorafgaande wil daarin achtergrond zijn voor wat nu gebeuren gaat. Aan de overkant van de zee. En ook daar al die mensen die Hem volgen. Is daar ook ruimte voor wie vandaag leest? Aan de overkant van de zee, ‘beproeven’ (Johannes 6,6). Zie voor een toonzetting Exodus 15,25: luisteren, doen, je oor neigen naar en onderhouden. ‘Beproeven’, leven met het woord. Mag het zo geprobeerd worden vlak voor Pasen (Johannes 6,4)? Jezus ziet de menigte. Wat Hij ziet wordt de vraag voor Filippus. Waar moet het brood vandaan komen? Er is daar veel gras (Johannes 6,10). ‘Het gras verdort, de bloem valt af, maar het woord van onze God houdt eeuwig stand,’ souffleert Jesaja 40,8.

Hij neemt het brood, spreekt de dankzegging en geeft aan degenen die aanliggen. Zo ook de vis. Wat overblijft wordt verzameld, wellicht tot vandaag, uiteraard om te delen.

Bij Zacharia 8:1-23, Galaten 4:22-5,1a en Johannes 6:1-15

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

De Levende belichaamt onze verwondingen

Wie niet in de gelegenheid was om op de avond van de eerste dag van de week, nu acht dagen geleden, in de vesper het evangelie van die avond te horen (Johannes 20:19-23), zal het op de achtste dag, vandaag, nog wel willen betrekken bij de lezing van het evangelie. We weten niet of het hetzelfde moment was als een week eerder, dat Jezus in het midden van zijn leerlingen, inclusief Tomas, verscheen. Wel waren de deuren opnieuw gesloten. Misschien niet meer uit vrees voor de joden, maar omdat het hart van een van hen, Tomas, nog geopend moest worden.

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

‘Opdat ook jullie doen wat Ik jullie heb gedaan’

Volgens de inmiddels overleden opperrabbijn Jonathan Sacks zijn voor een gemeenschap deze drie zaken het belangrijkst: ouders, leraren en gedenken. Ouders en leraren moeten kinderen vertellen over het verleden, om wat toen fout ging in de toekomst te voorkomen en het goede te doen. De onderwerpen in de lezingen van vandaag bevestigen dat belang. Het vertrek uit de slavendienst in Egypte en de voetwassing door Jezus worden nog steeds verteld en herdacht.

Nieuwe boeken