Menu

Premium

Eensgezindheid – een opdracht voor ons allemaal

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Bij Exodus 19,1-11, Psalmen 68,1-14, 1 Johannes 5,9-15 en Johannes 17,14-26

Het verhaal over de uittocht krijgt vanaf Exodus 19 een status aparte. Tot hiertoe werden de meeste hoofdstukken aaneengeregen met een koppelletter, de Hebreeuwse uau, te vertalen als ‘en’, maar meestal onvertaald gelaten. Hier ontbreekt die, alsof de schrijver wil zeggen: let op, het is een belangrijk moment, de derde maand, de derde dag!

Kairos, zou Joke Hermsen

J. Hermsen, Kairos. Een nieuwe bevlogenheid, Amsterdam 2014.

het noemen, als onderbreking van het normale tijdsverloop. Umberto Cassuto

U. Cassuto, A commentary on the book of Exodus, Jeruzalem 1987, 223.

noemt dit de subliemste sectie van Exodus vanwege de belangrijke inhoud voor Israël en de mensheid, verwoord in louter poëtische taal. De plaats is numineus. Bergen zijn in de Oudheid woonplaatsen van de goden, vol mysterie, gehuld in nevels.
Het lijkt of Mozes nog niet weet wie hij zal ontmoeten als hij de berg op gaat naar ‘de ’elohim’ (Exodus 19,3). Een pantheon zoals op de Olympus? Maar wat hem bij het braambos in het vooruit- zicht is gesteld, gebeurt hier: het is de Ene die hem roept en die hij al bij name kent (Exodus 3,1-12) en die zich heeft laten kennen bij de uittocht uit Egypte. Van die God krijgt hij een opdracht voor het hele volk, voor het huis van Jakob, voor de zonen van Israël: adel voor hun Koning, dienaressen en dienaren voor de Eeuwige, onder alle ’elohim van de volken hun enige God. Het volk ontvangt die boodschap eensgezind en eenstemmig (Exodus 19,8). Voorbij zijn alle twist en tweedracht zoals onlangs nog in Masa en Meriba (Exodus 17,7). Iedereen gaat zich voorbereiden op de ‘derde dag’ (Exodus 19,11). Vol vertrouwen op de bescherming van de Eeuwige, die hen draagt zoals de adelaar haar kuikens.
De psalmist had erbij kunnen zijn. Zijn stem: één juichende reactie op wat daar bij de Sinai gebeurt en vol blijde verwachting voor wat komen gaat. Daarbij krijgen ook vrouwen een belangrijke rol toebedeeld (Psalmen 68,12-13).

Een tafel als Sinai?

Het is verleidelijk om parallellen te zien tussen de maaltijdsetting uit het evangelie en de scène bij de Sinai. Jezus als een andere Mozes in gesprek met de Vader; de leerlingen, net als het verzamelde volk bij de Sinai, eensgezind rond de tafel na de strubbelingen met Judas en na zijn vertrek, zoals zij dat ook nog zijn na Jezus’ hemelvaart (Handelingen 1,14). Maar Jezus voorziet dat die eenheid broos zal blijken (Johannes 16,32). En anders dan Mozes, die de woorden van de Eeuwige ontvangt, richt Jezus zich nu zelf tot zijn Vader. Wat daar bij de Sinai door de Eeuwige bij monde van Mozes aan het verzamelde volk is gezegd, heeft Jezus voorgeleefd en doorgegeven aan zijn volgelingen. Net als Israël destijds in de woestijn bevinden die zich in een gevaarvolle situatie. Daarom doet Jezus een nieuw beroep op de ‘adelaarsvleugels’ van de Eeuwige, als dragende bescherming voor zijn mensen, met de Naam die aan Mozes werd geopenbaard als garantie. Jezus vraagt dat niet alleen voor zijn mensen rond de tafel, maar ook voor allen die de fundamentele voorwaarden voor een menswaardig samenleven uitdragen, zoals die geproclameerd werden bij de Sinai en zoals ze door Jezus werden voorgeleefd in woord en daad ter navolging. Jezus bidt de Vader iedereen te helpen bij de daar gegeven opdracht een ‘priesterlijk volk’ te worden.

Een priesterlijk volk?

Aan het begin van zijn lange toespraak tot de leerlingen geeft Jezus hun opnieuw zijn opdracht, dat zij elkaar liefhebben (Johannes 13,34-35). Dat is van fundamenteel belang, omdat het de onderlinge verhoudingen van Jezus tot hen en van de Vader tot Jezus tot uitdrukking brengt als bevestiging van Gods glorie. Die onderlinge liefde, eerder verbeeld met de metafoor van de wijnstok (Johannes 15), ontsluit het ‘oude’ gebod (Leviticus 19,18; Deuteronomium 6,4vv.) met Jezus als sleutel. Die liefde is namelijk geen onderonsje; ze sluit de ‘wereld’ niet uit, maar moet zich juist manifesteren in de wereld. Liefde als het ordenende principe, wanneer de goede verhoudingen verstoord zijn en de sjalom ver te zoeken is. Jezus bidt vurig dat zijn leerlingen unaniem deze levenshouding zullen uitdragen over de hele wereld, als afstraling van Gods glorie over de hele schepping. Daartoe zijn alle volgelingen van Jezus gezonden, allen ‘apostelen’. ‘Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik jullie, om te getuigen van die liefde’ (Johannes 17,18.26). De sleutelwoorden in deze lezing zijn veelzeggend: liefhebben, weten, doen kennen. Jezus als het Woord, gegeven op de Sinai aan ons om ‘ernaar te horen en het te doen’.

Dat zij allen één zijn

‘Opdat zij allen één zijn (…)’ (Johannes 17,21). Waar denk je aan als je dat bidt? Was het de bedoeling dat er uit de weg die Jezus voorging zo veel kerkgenootschappen zouden ontstaan, vaak met onderlinge onenigheid en soms zelfs vijandschap en oorlog? Alle christenen één kerk dan? Alle verschillen opgeheven tussen katholieken, protestanten, anglicanen, oosters-orthodoxen, et cetera? Is het nu niet het moment, nu het kerkbezoek op veel plaatsen terugloopt, voor een eensgezinde bezinning op het fundament van al die uitingen van leerlingschap van Jezus van Nazaret, die ontstaan zijn in de tijd en er misschien ook weer uit verdwijnen om plaats te maken voor andere vormen van geloof?

Wie of wat je ook bent, het gaat om het doen van dat grote gebod: omzien naar de medemens, je hart geven – cor dare = credere – aan God, en ‘hart hebben’ voor de hele schepping tot eeuwig, onverwoestbaar leven (1 Johannes 5,11). Mogen we daarin allen één zijn.

Bij Exodus 19:1-11, Psalmen 68:1-14, 1 Johannes 5:9-15 en Johannes 17:14-26

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken