< Terug

Eschatologisch Schriftgebruik in het Nieuwe Testament in het licht van de rollen van de Dode Zee

Inleiding

Eschatologische denkbeelden in het Nieuwe Testament zijn in de moderne wetenschap aan wisselende belangstelling onderhevig geweest, afhankelijk van de verbanden die gelegd werden tussen teksten, historisch Jezus- onderzoek en vroegchristelijke gemeenschappen.
1
In dit verband is de joodse context waarin Jezus en zijn vroegste volgelingen leefden en dachten een terugkerend vraagstuk. De zoektocht naar joodse eschatologische denkbeelden in de eerste eeuw n. C. wordt sinds de jaren ’90 gevoed door een stroom van nieuwe publicaties van en over de rollen van de Dode Zee. Hoe kunnen de rollen van de Dode Zee ons informatie verschaffen over bestaande vragen op het gebied van nieuwtestamentische eschatologie, c.q. nieuw licht werpen op zaken die tot nog toe onduidelijk waren?

Eschatologisch Schriftgebruik in het Nieuwe Testament veronderstelt eerst en vooral het Oude Testament als uitgangspunt.
2
De eschatologischeuitleg kan soms al beter begrepen worden in het licht van nieuwe informatie over de literaire overlevering en receptie van de Schrift in de late tweede tempel periode. Zulke informatie kan verkregen worden uit bijbelse Dode- Zeerollen, maar ook uit Schriftcitaten in niet-bijbelse rollen.

Verder kan de eschatologische interpretatie zelf het onderwerp zijn van vergelijkende studie. Er is eerder veel studie gemaakt van bijbelinterpretatie in Qumran teksten,
3
ook in vergelijking met het Nieuwe Testament,
4
5
maar, anders dan losse case-studies, heeft de vergelijking van eschatologisch Schrift- gebruik nog relatief weinig aandacht gekregen. Als op dit vlak parallellen tussen Qumran teksten en nieuwtestamentische passages voldoende gefundeerd zijn, kunnen ze als gemeenschappelijke traditie uitgelegd worden.

De te behandelen deelonderwerpen die achtereenvolgens aan de orde zullen komen betreffen de nieuwe stand van zaken in de wetenschappelijke discussie over de rollen van de Dode Zee sinds de jaren ’90; vooronderstellingen over nieuwtestamentische eschatologie; en Schriftoverlevering en eschatologische bijbelinterpretatie. Dit brede overzicht dient om mogelijke raakvlakken tussen vroegchristelijke en joodse exegetische tradities aangaande eschatologie op te sporen met behulp van nieuwe informatie en inzichten van Qumran studies. Ter conclusie zal dit essay de raakvlakken en verschillen op hun merites beoordelen en in een traditie-historisch perspectief plaatsen daar waar dat mogelijk is.

1. Overwegingen over de Dode-Zeerollen, de Qumran gemeenschap en eschatologie

Tot in de jaren ’90 deed de identificatie van de rollen van de Dode Zee – gevonden in de grotten nabij Khirbet Qumran – met de Essenen, zoals in hun gebruiken en denkbeelden beschreven door Philo, Flavius Josephus en Plinius, vrij algemene opgang. Volgens een breed gedragen consensus was de verzameling en in belangrijke mate ook de productie van de rollen uit de 11grotten het werk van de Esseense Qumran gemeenschap.
6
De gedachtegang over de oorsprong van deze gemeenschap werd verder uitgewerkt in de Groningse hypothese.
7
Onder voor Essenen kenmerkende denkbeelden, die weerspiegeld zijn in zowel de klassieke bronnen als sectarische Qumran teksten, vallen onder meer determinisme en het eschatologische geloof in het hiernamaals.
8
In een vroeg stadium van Qumran studies werden eschatologische en messiaanse denkbeelden in Qumran teksten ook opgevoerd als belangrijke context voor nieuwtestamentische eschatologie.
9
Een interessant recent punt van discussie is de vraag of materiële cultuur aanwijzingen biedt voor Esseens geloof in het hiernamaals.
10

Sinds de jaren ’90 is er in toenemende mate kritiek gekomen op de consensus over de Esseense hypothese, die soms onterecht veel samenhang tussen sectarische Qumran teksten onderling en harmonie met klassieke bronnen over de Essenen veronderstelde.
11
Verder zijn er nieuwe materiële vragen gekomen inhet archeologisch debat waarin de (herbevestiging van de relatie tussen Khirbet Qumran en de Dode-Zeerollen het meerderheidsstandpunt is.
12
Als terechte kritiek op bepaalde terreinen in acht wordt genomen, kan de Esseense hypothese niettemin bruikbaar zijn als werkhypothese op grond van belangrijke overeenkomsten in vergelijkende studie
13
14
en de representatieve vondst van sectarische teksten verspreid over de 11

grotten.
15
Het verder testen van deze werkhypothese wordt ook noodzakelijk geacht in recente studies die ingaan op de classificatie van Qumran teksten als sectarisch c.q. Esseens.
16

Het inmiddels beschikbare corpus aan zowel sectarische als niet- sectarische Qumran teksten biedt nieuwe aanknopingspunten voor de studie van eschatologische denkbeelden en hun exegetische basis. Een aantal in het oog springende voorbeelden volstaan hier. De in 1994 gepubliceerde sectarische tekst 4QEnige van de werken der Wet (4QMMT)
17
bevat een uit zes handschriften (4QMMTa f= 4Q394-399) gereconstrueerde adhortatieve sectie C, waaruit een uitgesproken eschatologische oriëntatie naar voren komt. MMT C 12-16 verwijst bijvoorbeeld naar de deuteronomistische verbondsgedachte (Deut. 30:1-2, 31:29) en MMT C 20-22 geeft te kennen dat hierbij behorende zegeningen en vloekwoorden ook in een perspectief doorlopend naar de eindtijd gezien moeten worden:

En wij onderkennen dat sommige van de zegeningen en vloekwoorden (reeds) zijn uitgekomen, die staan geschreven in het b[oek van Mo]zes. En dit is het eind der dagen, waarin zij weer naar Isra[ël] zullen komen, voor im[mer …] en zij zullen geen keer nemen (…), maar de goddelozen zullen godde[lo]os handelen (Dan. 12:10).

18

Het eschatologische perspectief legitimeert zich met name op grond van het ‘boek van Mozes’, maar verwijst ook naar de koningen van Israël, met name David (C 18-20, 23-26), en zinspeelt op woorden van Dan. 12:10 (C 22). Deze tekst biedt tevens unieke informatie over sectarische afscheiding van de Qumran gemeenschap (C 7).

Eschatologisch georiënteerde teksten waarover sinds publicatie in de jaren ’90 discussie bestaat of ze als sectarisch dan welniet-sectarisch beschouwd moeten worden, zijn 4QTijd der Gerechtigheid (4Q215a, ohm 4QTNaph1 II),
19
20
4Q475 (Nederlandse werktitel ‘4QNieuwe Aarde’),
21
en 4Q Over de Opstanding (.Een messïaanse apocalyps, 4Q521).
22
Deze drie teksten-bevatten geenSchrift- citaten, maar zijn wel bijbels geïnspireerd, bijvoorbeeld door Jesaja en Psalmen, en bevatten verder raakvlakken met apocalyptische teksten als 1 Henoch.

Tenslotte verdient een groep pseudepigrafïsche of ‘para-bijbelse’ Qumran teksten waarin eschatologische denkbeelden voorkomen vermelding. Dit zijn cycli rond de bijbelboeken Daniël en Ezechiël. De in 1996 officieel gepubliceerde Pseudo-Daniël teksten (4QpsDanac ar = 4Q243-245)
23
bevatten fragmenten over de verzameling van uitverkorenen (4Q243 frg. 24) dan wel terugkeer van heiligen (4Q245 frg. 2) na een strijd tussen goed en kwaad. Het is een punt van discussie of fragment 2 van 4Q Pseudo-Daniël0 (4Q245) zinspeelt op de eschatologische opstanding van de rechtvaardigen, als in Dan. 12:2-3. Dit is afhankelijk van de lezing pay’ dan welpölp1 in regel 4
24
en zijn duiding in dit fragment.
25
Verschillende auteurs zijn het er wel over eens dat dit fragment evenals fragment 24 van 4Q243 een eschatologisch perspectief heeft.
26
4Q246, die in de officiële uitgave door E. Puech betiteld wordt als ‘Daniël apocryphon’,
27
staat in een losser verband met Daniël, getuige andere benamingen als ‘4Q Arameese Apocalyps’ en ‘4Q Zoon van God’.
28

Niettemin heeft dit eschatologisch c.q. messiaans georiënteerde werk intertextuele raakvlakken met Daniël.
29
Handschriften van PseudoEzechiël (4QpsEza_e= 4Q385, 4Q386, 4Q385c, 4Q388, 4Q391), waarvan het overgrote deel is uitgegeven in 2001,
30
bevatten fragmenten over de opstanding in de context van verwijzingen naar Ez. 37 (4Q385 2; 4Q386 11; 4Q388 8).

Op grond van bovenstaand overzicht kan gesteld worden dat sinds de jaren ’90 de potentiële relevantie van de Dode-Zeerollen voor de studie van eschatologisch Schriftgebruik-in het Nieuwe Testament is toegenomen. De tekstuele basis voor studie van eschatologie in de Dode-Zeerollen is veel- omvattender geworden, aangezien er nieuwe sectarische, niet-sectarische en pseudepigrafische teksten beschikbaar zijn en de overlevering van de Schrift geëvalueerd kan worden in het licht van de bijbelse rollen. Terwijl het archeologische debat recent opnieuw in beweging is, kan wel de balans worden opgemaakt dat Khirbet Qumran in al zijn uniciteit niet als ‘eiland’ bestudeerd behoort te worden.
31
Uitgaande van de Esseense werkhypothese en de mogélijke bredere vertakkingen van niet-sectarische teksten en tradities in joods gedachtengoed voor 70 n. C. krijgt een vergelijkend onderzoek naar eschatologische Schriftuitleg het juiste reliëf.

2. Vooronderstellingen over nieuwtestamentische eschatologie

Alvorens op eschatologisch Schriftgebruik in te gaan, verdienen vooronderstellingen over nieuwtestamentische eschatologie een korte vermelding. Veel overzichten op dit terrein beschrijven een spanningsveld tussen passages die een gerealiseerde dan wel geïnaugureerde eschatologie weerspiegelen en passages die een futurische eschatologie veronderstellen.
32
De vraag hoe deze verschillende aspecten van eschatologie gerelateerd moeten worden aan de historische Jezus en latere ontwikkelingen in vroegchristelijke theologie alleen bij benadering beantwoord worden met behulp van redactie-kritiek en criteria van historisch-Jezusonderzoek. In recente discussies wordt in toenemende mate erkend dat de constructie van een niet-ëschatologisch Jezusbeeld door redactie-kritischeanalyse van de gemeenschappelijke bron Q van Mattetis en Lucas op oneigenlijke gronden tot stand komt.
33
Bij het vraagstuk naar overleveringen over Jezus, in het bijzonder eschatologische tradities, is de relatie tot de joodse context van de eerste eeuw n. C. één van de niet weg te denken criteria van historisch Jezusonderzoek.

Het belang van bijbelinterpretatie en post-bijbelse exegetische tradities in nieuwtestamentische geschriften is niet te overschatten. Het is een algemeen erkend feit dat de beweging van vroegste volgelingen van Jezus profetisch geïnspireerd was, getuige de duiding van het begin van het evangelie in termen van Jes. 40:3 als de bereiding van de weg van de Heer (Mare. 1:3; Mat. 3:3; Luc. 3:4-6;. Joh. 1:23). De eschatologische denkbeelden in nieuwtestamentische passages, zoals bijvoorbeeld de synoptische ‘eschatologische rede’ (Mare.13 parr.), Jezus’ confrontatie met schriftgeleerde ideeën over de Messias (Mare. 12:35-37a), en Paulus’ uiteenzetting over de opstanding in 1 Kor. 15, grijpen allemaal op verschillende punten terug naar de Schrift. Het hierna volgende overzicht beoogt representatieve voorbeelden van eschatologisch Schriftgebruik te geven, zonder daarbij enerzijds de pluriformiteit en ontwikkeling in nieuwtestamentische eschatologie uit het oog te verliezen en anderzijds het gevaar te lopen teksten te veel in een isolement te bestuderen.

3. Eschatologisch Schriftgebruik

Eschatologische passages in het Nieuwe Testament putten uit een diversiteit van Schrift-bronnen. Niettemin is het mögelijk om een aantal bijbelboeken aan te wijzen waarvan de eschatologische duiding veelvuldig voorkomt en over het algemeen is eschatologische interpretatie een belangrijke component van de interpretatie van profetische boeken,
34
35
hetzij in een nieuw- testamentische context,
36
hetzij in de vergelijkende- context van de Dode- Zeerollen.
37
De meest veelvuldig aangehaalde bijbelboeken in het Nieuwe Testament zijn Jesaja en de Psalmen,
38
hetgeen ook zijn weerslag vindt in verwijzingen naar en zinspelingen op deze twee bijbelboeken in eschatologisch georiënteerde passages.
39
Apocalyptische voorstellingen in het boek Daniël (met name Dan. 7:11-12) zijn evenzeer terugkerende issues. Dit vergelijkende overzicht zal daarom voorbeelden behandelen van het eschatologische gebruik van passages uit Jesaja, Psalmen, en Daniël, als op zichzelf staande passages dan wel in combinatie met andere passages.

Wat betreft het boek van Jesaja hebben verschillende auteurs al gewezen op de ‘eschatologische nadruk’ die Jesaja krijgt in zowel de literatuur van Qumran als het Nieuwe Testament.
40
Een bekend voorbeeld waarin eschatologische duiding van verzen uit Jesaja in het Nieuwe Testament goed valt te plaatsen in vergelijking met Qumran teksten betreft Jezus’ antwoord aan Johannes de Doper volgens Q 7:22 (Luc. 7:22//Mat. 11:5). De opsomming van zes wonderen in dit vers vormt het antwoord op de vraag of Jezus de komende (messias) is. De verschillende elementen hiervan zijn tot op zekere hoogte terug te voeren op Jesaja (Jes. 29:18, 35:5-6, 42:18, 26:19, 61:1), maar het is problematisch om de verbinding tussen de eschatologische verwachting dat ‘de doden zullen herrijzen’ en de komst van de Messias te verklaren uit de bijbelse achtergrond op zich. 4Q Over de Opstanding (4Q521) bevat een fragment waarin onder wonderdaden van de Heer na het genezen van geslagenen en voorafgaand aan het verkondigen van goed nieuws aan de armen ook het tot leven brengen van de doden, mn1Q’na (4Q521 2 II 12), genoemd wordt. Deze wonderdaden staan verder in een context van messiaanse verwachting (4Q521 2 II 1-2),
41
het eren van de vromen op de troon van het eeuwige koninkrijk (4Q521 2 II 7), het bevrijden van gevangenen, het de ogen openen van blinden en het oprichten van de gebogenen, naar Ps. 146:7b-8a(4Q521 2 II 8).

Verschillende auteurs hebben de wonderdaden in Q 7:22 al tegen het licht gehouden van het genoemde tekstfragment van 4Q521 en een exegetische traditie getraceerd waarin voor goddelijke wonderen in de messiaanse eindtijd, inclusief het tot leven brengen van de doden, teruggegrepen wordt op Jesaja en Ps. 146.
42
De rol van de messias in 4Q521 2 II en de vraag hoe verschillen in de vergelijking tussen Q 7:22 moeten worden geduid zijn overigens niet boven discussie verheven.
43
Het zou passen in de vroegchristelijke verering van Jezus als Heer
44
dat wonderdaden die anderszins geassocieerd werden met God als Heer (’HN in 4Q521 2 II 11) betrokken werden op Jezus, uitgaande van bepaalde verbanden met optreden en woorden van Jezus. Daar waar joodse eschatologische perspectieven, zoals uitgedrukt in 4Q521, en vroegchristelijke overlevering, zoals in Q 7:22, mogelijk wel overeenstemmen is de verwachting de Heer te vinden in de wonderdaden van goddelijke genade.
45

De receptie van Jesaja is mogelijk ook van belang als historische context voor bepaalde door Flavius Josephus en Tacitus genoemde joodse messiaanse dan wel eschatologische verwachtingen die meespeelden in de Joodse Oorlog (66-70 n. C.). De universalistische tendens in gedeeltes van Jesaja gecombineerd met aanwijzingen dat passages uit Jesaja in de richting van davidisch messianisme geduid werden, maakt het waarschijnlijk dat de algemene verwijzingen van de antieke auteurs naar een profetisch orakel een passage uit Jesaja betreffen.
46
Volgens zowel Josephus {Joodse Oorlog 6.312-3) als Tacitus {Historiën 5.13) namen joden aan dat deze orakelspreuk van toepassing moest zijn op een op handen zijnde heerschappij over de wereld vanuit Judea, maar wees de geschiedenis uit dat het de heerschappij van Vespasianus (en Titus) betrof. Dit terugblikkende perspectief van wanbegrip en dubbelzinnigheid staat in contrast met joodse verwachtingen van overwinning op de Romeinse heerschappij in de Dode-Zeerollen (zie 1QM I 9-15; 4QpJesa 8-10 1-9). De duiding van Jes. 11:1-4Q Pesjer Jesajaa (4Q161) 8-10 11-22 identificeert de tronk van Isaï (Jes. 11:1) met de verschijning van de Spruit van David (regel 18) in het eind der dagen en benadrukt in het verlengde van Jes. 11:4 de van God gegeven heerschappij over alle volken (regels 19-22).

De relevantie van bovengenoemde context voor eschatologisch Schrift- gebruik in het Nieuwe Testament is hier en daar terug te vinden, ondanks het feit dat verschillende vormen van christologie moeilijk terug te voeren zijn op een bredere context van messiaanse verwachtingen. De genealogieën van Jezus Christus in Mat. 1:1-17 en Luc. 3:23-38 veronderstellen het belang van de afstamming van Isaï (Mat. 1:5-6; Luc. 3:32) voor de christologie van deze respectievelijke evangeliën. Aangezien Paulus’ evangelie van Christus zich richt aan de heidenen (Gal. 2:7, Rom. 11:13), neemt de apostel de profetie van Jesaja over de stam van Jesse die opstaat om over de volkeren te heersen (Jes 11:10) ook op in zijn christologie (Rom. 15:12). Ten slotte bevat het boek Handelingen aanwijzingen voor messiaanse verwachtingen over herstel van het koninkrijk in Israël (Hand. 1:6) en het kerygma van Jezus als verlosser voor Israël op grond van Gods belofte van afstamming van Isaï’s zoon David (Hand. 13:22-23).

De eschatologische lezing van de Psalmen kan geïllustreerd worden aan de hand van twee voorbeelden: Ps. 2 en Ps. 110. De recente studie van eschatologie in het Oudgriekse psalmenboek door J. Schaper categoriseert deze twee psalmen als voorbeelden van messianisme.
47

Ps. 2:1-2 wordt geciteerd in Hand. 4:25-26 als een psalm van David over het samenspannen van de volkeren en heersers tegen de Heer en zijn gezalfde, waarna deze verzen worden toegepast op Jezus als gezalfde in termen van voorbestemming (Hand. 4:27-28).Gods opwekking van Jezus uit de doden wordt elders in Handelingen (Hand. 13:33) verbonden met woorden uit Ps. 2:7b, “jij bent mijn zoon, ik heb je vandaag verwekt”.
48
Hebr. 1:5 en. 5:5 relateren Ps. 2:7b aan Jezus als Zoon van God en als Christus. De christologische duiding van Ps. 2 is een fenomeen sui gener is,A5 maar de Dode-Zeerollen geven wel aanwijzingen voor een breder interpretatiekader van eschatologische verwachtingen dat mogelijkerwijs aan Ps. 2:1 verbonden was in de tweëde tempel periode. 4Q174 1I, 21, 2, regel 19 betrekthet samenspannen van de koningen van de volkeren uit Ps 2:1 namelijk op de ‘uitverkorenen van Israël in de laatste dagen’, □iainmntcbïnw1’Tm.
49
Eerder in dit tekstfragment van 4Q174 wordt naar aanleiding van 2 Sam.7:12-14 en Amos 9:11 ingegaan op de rol van de ‘Spruit van David’ tezamen met de ‘Onderzoeker van de Wet’ (regels 10-13). Regels 14-19, daarentegen, noemen telkens collectieve entiteiten, zoals ‘zij die zich afkeren van de weg [,.]
50
(r. 14), ‘de zonen van Zadok en de ma[nn]en van hun raad’ (r. 17), ‘de raad van de gemeenschap’ (r. 17), en de al genoemde ‘uitverkorenen van Israël’ in regel 19. Het ligt dus voor de hand dat 4Q174 de duiding van Ps. 2:1 eerst en vooral betrekt op collectieve sectarische verwachtingen over de eindtijd.
51

Ps. 110:1 (LXX Ps. 109:1), dat wordt aangeduid als ‘een psalm van David’, staat centraal in het onderricht van de synoptische Jezus die de (schriftgeleerde) aanname dat de messias de zoon van David moet zijn ter discussie stelt (Mare. 12:35-37a/Mat. 22:41-46/Luc. 20:41-44; vgl. Joh 7:42).
52
Het argument hierbij is dat David de messias zijn ‘Heer’ noemt in Ps. 110:1 (LXX Ps. 109:1), zodat de messias niet ‘slechts’ Davids zoon kan zijn. Als we het vroegst gedateerde evangelie naar Marcus als uitgangspunt nemen, wordt duidelijk dat deze discussie over messiaanse exegese in een breder verband staat met het vertellersperspectief over Jezus zelf. In bepaalde passages wordt aangeduid dan wel geïmpliceerd dat Jezus de ‘zoon van God’ is (Mare. 1:1, 11, 5:7, 9:7, 14:61), terwijl een andere passage Jezus aanduidt als ‘zoon van David’ (Mare. 10:47-48).
53
Volgens sommige commentatoren is de synoptische uitleg van Ps. 110:1 (LXX Ps 109:1) bedoeld om het begrip messias naar een hoger plan te brengen in lijn met zich ontwikkelende christologie.
54
Niettemin valt de differentiatie van ‘zoon van God’- en ‘zoon van David’- tradities in de synoptische evangeliën ook te plaatsen tegen een bredere achtergrond van joodse tradities van messiaanse exegese.

Récent gepubliceerde Qumran teksten als 4Q246 en 4Q521 enerzijds en 4Q Genesis Pesjera (4Q252)
55
anderzijds geven de indruk dat joodse messiaanse verwachtingen beide aspecten, respectievelijk goddelijk zoonschap
56
en afstamming van David, omhelsden en waarschijnlijk niet tot een van beide te reduceren vielen. 4Q246 II 1 benoemt namelijk een messiasfiguur
57
in termen van ‘zoon van God’,bx’7ma, en ‘zoon van de Allerhoogste’,yrbl? “Q 4Q521 2 II 1 veronderstelt met de aanduiding ‘zijn gezalfde’, UTtPn, een relatie van de messiasfiguur met God, te meer vanwege de cosmische dimensie van hemel en aarde die hem zullen gehoorzamen.
58
4Q252 V 3-4 spreekt in het kader van de interpretatie van Genesis 49:10 over de koninklijke belofte van de troon van David voor de stam Juda de verwachting uit van de ‘komst van de Messias der Gerechtigheid, de Spruit van David’.
59
De psalmrollen van Qumran, met name 11 QPsa, worden soms wel in verband gebracht met een accent op davidisch messianisme, vanwege hun verzameling en ordening van davidische psalmen.
60
Misschien reageerde de synoptische Jezus tegen een dergelijke tendens om aan de hand van de ‘Psalmen van David’ de afstamming van de messias van David voorop te stellen.

Het boek Daniël, tenslotte, speelt een rol in de apocalyptische schildering van beproeving en uiteindelijke verheerlijking van de Mensenzoon in de zogenaamde ‘eschatologische rede’ van de synoptische evangeliën (Mare. 13:337; Mat. 24-25; Luc. 21:5-36).
61
Bij de aanduiding van eschatologische beproeving in Mare. 13:19 en Mat. 24:21 vormt Dan. 12:1 een belangrijke achtergrond, terwijl de komst van de Mensenzoon die de uitverkorenen zal verzamelen (Mare. 13:26-27/Mat. 24:30-31) dan wel verlossing zal brengen (Luc. 21:27-28) een uitleg van Dan. 7:13-14, 18 weerspiegelen. Matteüs bevat verder door het boek Daniël beïnvloede passages over het eschatologische lot van de goddelozen en de rechtvaardigen (Mat. 13:42-43, 50, zinspelend op Dan. 3:6 en 12:3) en over Jezus’ opstanding als de inauguratie van de eindtijd en eschatologische opstanding (Mat. 27:5 lb-53, mogelijk tevens geïnspireerd door Dan. 12:2).
62
De voorstellingen over de eindtijd van Dan. 12:1-4 hebben ook het apocalyptische discours van het boek Openbaring beïnvloed (Opb. 3:5, 7:14, 12:7, 20:12).

De pseudepigrafïsche Daniël cyclus in de Qumran literatuur (4Q243- 244, 4Q245 en 4Q246) omvat eveneens eschatologisch georiënteerde passages over het lot van goed en kwaad in de eindtijd (4Q243 fragmenten 16, 25, 33, 24, 26; 4Q245 2). De verzameling van uitverkorenen in de synoptische evangeliën (Mare. 13:27/Mat. 24:31) vormt een eschatologisch motief dat ook in 4Q243 fragment 24
63
te vinden is. Het feit dat Dan. 7:18, 22, 27 steeds het eeuwige koninkrijk toebedeelt aan de heiligen, c.q. het volk van de heiligen, is hierbij waarschijnlijk van belang als bijbelse achtergrond. Het eschatologische perspectief van de tegenstelling tussen goed en kwaad, zoals dat in Dan. 12:10 voorkomt, wordt aangehaald in de Qumran teksten 4Q174 1 II, 3, 24, 5, regels 3-4a en 4QMMT C 22.

4. Enige conclusies

Het is tijd om de balans op te maken van dit vergelijkend overzicht over eschatologisch Schriftgebruik. De auteur heeft willen aantonen dat in het licht van zowel bijbelse als niet-bijbelse, sectarische en niet-sectarische Dode-Zeerollen, bepaalde eschatologische bijbelinterpretaties in het Nieuwe Testament beter te plaatsen zijn tegen het historische reliëf van het jodendom uit de eerste eeuw n. C. Gemeenschappelijke exegetische tradities zijn terug te vinden in de eschatologische duiding van goddelijke wonderdaden genoemd in Jesaja en de Psalmen als teken van de messiaanse eindtijd, en van Daniëls apocalyptische voorstellingen in termen van de verzameling van uitverkorenen in de eindtijd.

Overigens is het historisch reliëf pas betekenisvol, als ook de pregnante verschillen, zoals ontwikkelingen sui generis in het vroegste christendom en andere opvattingen over davidisch messianisme, hun plaats hebben. Overigens werd een ‘genetische’ verklaring van overeenkomsten al in een vroeg stadium van de hand gewezen, maar dit hoeft niet te betekenen dat het historisch reliëf dat we aangebracht hebben een kwestie van de marge of ‘periferie’ is.
64
De nu beschikbare bijbelse en para-bijbélse Dode-Zeerollen zijn van groot belang voor reconstructie van Schriftoverlevering en Schriftgebruik in het late tweede tempel jodendom. De Schriftoverlevering van bijvoorbeeld de Psalmen en de apocriefe cycli van Daniël- en Ezechiël-teksten zijn hier belangrijke exponenten van. Traditie-historische verbanden, als die tussen eschatologische opstanding en messiaanse verwachting (Q 7:22 – 4Q521), zijn beter te verklaren op grond van het idee van ‘vroegchristelijk jodendom’
65
dan van ‘scheiding der wegen tussen jodendom en christendom’. Dit interpretatiekader brengt ons tevens dichter bij de wereld van Jezus en zijn vroegste volgelingen. Hierbij bieden de Dode-Zeerollen nieuwe informatie die meegewogen moet worden in historisch Jezus-onderzoek.

< Terug