Menu

Basis

Franciscus van Assisi: een leider die ook los kan laten

Minderbroeders onderweg.
Minderbroeders onderweg. Beeld: Gerard Pieter Freeman

Het levensprogramma van Franciscus

Franciscus van Assisi had nooit bedacht dat hij een ‘beweging’ zou beginnen. Maar het gebeurde wel. Er kwamen broeders die met hem wilden meewerken en hij werd hun leider. Toen hij wist dat zijn boodschap was overgekomen, trok hij zich terug. Maar hij bleef broeders – en anderen – inspireren. Ook na zijn dood, tot de dag van vandaag.

Franciscus van Assisi (1181-1226) is al eeuwenlang een populaire heilige die sterk tot de verbeelding spreekt. Over hem worden veel inspirerende verhalen verteld: hoe hij een melaatse kuste, tot de vogels preekte en een wolf met de mensen verzoende. Ja zelfs dat hij Christus zo graag wilde volgen dat hij diens kruiswonden in zijn lichaam droeg. ‘En toen hij stierf, toen was hij uitgedeeld, de innigste en tederste van allen’, zoals de Duitse dichter Rainer Maria Rilke over hem schreef. Dit artikel onderzoekt wat Franciscus’ levensprogramma was en hoe hij dit met anderen deelde.

Het model van het evangelie

Wanneer je aan Franciscus zou vragen hoe hij de stichter van een spirituele beweging was geworden, zou hij je niet begrijpend aankijken. Hij was geen leider uit roeping, maar door toeval. In zijn Testament zegt hij over zijn levensprogramma:

‘Nadat de Heer mij enkele broeders had gegeven, toonde niemand mij wat ik moest doen, maar de Allerhoogste heeft mij geopenbaard dat ik moest leven volgens het model van het heilig evangelie.’

Dit is in meerdere opzichten een vreemde tekst. Wat is het ‘model van het heilig evangelie’ en wat viel daar na twaalf eeuwen christendom nog aan te ontdekken?

Wie teksten uit Franciscus’ tijd onderzoekt, zal merken dat ‘het model van het heilig evangelie’ inderdaad heel weinig of niet voorkomt in de literatuur van voor zijn tijd. Daar wordt wel veel gesproken over ‘het model van de vroege kerk’. Ik zet de twee modellen tegenover elkaar in een gemakkelijke, maar ook wat ongenuanceerde tegenstelling. Het ‘model van de vroege kerk’ is te vinden in de Handelingen van de Apostelen, in de schets van de levenswijze van de eerste christenen: ze leefden samen, verkochten al hun bezit en waren eendrachtig in het gebed. Kernachtig wordt deze levenswijze samengevat in de woorden ‘ze hadden alles gemeenschappelijk’. (Handelingen 2:43-47 en 4:32-35) Het model van het evangelie staat hier tegenover; dat heeft betrekking op het leven van de apostelen die uitgezonden werden om het evangelie te preken (Lucas 9 en 10). Ze hadden ‘geen stok, geen reistas, geen brood en geen geld’ en verkondigden de blijde boodschap.

‘Niemand toonde mij wat ik moest doen’

De twee modellen waren verschillend, maar ze werden niet tegen elkaar uitgespeeld. Integendeel, ze veronderstelden elkaar. De eerste levenswijze was sedentair; de gelovigen hadden gezamenlijk bezit doordat ze alles deelden. De tweede levenswijze was nomadisch; wie zo leefde, gaf zijn eigendommen weg en had ook geen gezamenlijk bezit. Hij was aangewezen op de gastvrijheid van de ‘gewone’ gelovigen. Deze levenswijze gingen Franciscus en zijn broeders beproeven. Dat had alleen kans van slagen wanneer ze toestemming hadden van de kerkelijke hiërarchie want die wilde de prediking kunnen controleren: geen prediking zonder zending door de bisschop of de paus.

Franciscus wast een melaatse; standbeeld bij de kerk van Rivo Torto.
Beeld: Marjan Bouritius

Proefondervindelijk

Een tweede merkwaardigheid aan de tekst van Franciscus over zijn ontdekking is zijn gebruik van ‘ik’: ‘Niemand toonde mij wat ik moest doen, …dat ik moest leven volgens het model..’ Waarom spreekt hij niet over het ‘wij’ van de broeders samen? Waarom legt hij het lijntje alleen tussen hemzelf en de Allerhoogste? Zouden de andere broeders niet met hem meegezocht hebben; ze wilden toch met hem meedoen? Hieruit spreekt een groot zendingsbewustzijn van Franciscus. Van meet af aan heeft hij zich de leider gevoeld die de richting bepaalde.

Franciscus was kennelijk niet voorbereid op broeders die actief meewerkten. Maar ze kwamen wel, in groten getale zelfs, en hij wees ze niet af. Samen gingen ze op pad. Geleidelijk werden de contouren van hun levensprogramma duidelijk: rondtrekken zonder vaste woon- of verblijfplaats, de mensen vrede en alle goeds toewensen, hun levensonderhoud verdienen door hand- en spandiensten te verrichten, tot boetvaardigheid op roepen en zo nodig om voedsel bedelen. Zo werd ‘het model van het heilig evangelie’ verder ingekleurd en ontdekten ze proefondervindelijk hun eigen levensprogramma.

Iedereen is broeder of zuster van de andere mensen

Dat programma noemden ze, het is al gezegd, het model van het heilig evangelie of ook wel ‘het voetspoor van Onze Heer Jezus Christus volgen’. Van hem hadden ze geleerd dat God het laat regenen over goede én over kwaden en dat het daarom niet aangaat om sommige mensen uit te sluiten van de gemeenschap. Iedereen is broeder of zuster van de andere mensen. Dat zijn ze niet omdat ze zo voortreffelijk zijn, maar omdat ze dezelfde Vader hebben. God heeft een voorkeur voor kleine, arme en zieke mensen, niet omdat dat betere mensen zouden zijn, maar omdat in hun behoeftigheid zichtbaar wordt dat mensen zichzelf niet genoeg zijn, maar op elkaar zijn aangewezen. Het was Franciscus’ overtuiging dat niemand almachtig is dan God alleen en dat mensen niet bestemd waren om over elkaar te heersen, maar elkaar te dienen als broeder en zuster. Zo was de mens ook niet bedoeld om bezit op te potten ten koste van anderen. Dat leidt ertoe dat je dat bezit gaat verdedigen met hekken en muren. Franciscus wilde zich niets toe-eigenen; als je iets nodig hebt, kun je daarom vragen. Dan leef je niet ten koste van anderen.

Een dergelijke manier van leven lijkt hachelijk, maar dat valt mee. Het gaat erom dat je je veiligheid niet zoekt in wapens en sloten. Veiligheid zoek je het beste bij elkaar, niet in de dingen. Dat is de levenswijze die Jezus hem geleerd heeft. Is een dergelijk onbeschermd leven ondraaglijk zwaar? Franciscus dacht van niet. Hij ervoer dat daarin diepe vrede en vreugde school. Hij preekte ooit op een bruiloft over twee regels uit een liefdesliedje: ‘Zo groot is het goed dat ik verwacht, dat iedere moeite mij toelacht.’ En Clara zei op haar sterfbed: ‘Nadat ik de genade van Jezus Christus heb leren kennen door zijn dienaar Franciscus, was geen enkele pijn lastig voor mij, geen enkele boetvaardigheid zwaar, geen enkele ziekte hard, allerliefste broeder.’

Franciscus omhelst de wolf, standbeeld in Gubbio.
Beeld: Gerard Pieter Freeman

De wonderbaarlijke broedergroei

De eerste broeders waren niet met veel. Ze gingen twee aan twee op pad om het evangelie te verkondigen en het leven van allerlei mensen te delen. ’s Avonds kwamen ze elkaar weer tegen en wisselden ze ervaringen uit. Zo hielden ze hun koers.

Veiligheid zoek je het beste bij elkaar, niet in de dingen

Na een paar jaar kwamen er steeds meer broeders. De bronnen schrijven er soms over alsof zich een natuurramp voltrok. Broeders waren welkom als geschenk van de Heer, maar toch: welke last leg je een dorpsgemeenschap op als er opeens tientallen broeders gevoed en geherbergd moesten worden? De kerkelijke overheid was welwillend, maar kwaliteitscontrole werd steeds noodzakelijker. Moesten de broeders niet naar de universiteit om te leren preken? En hoe moesten ze als leken omgaan met priesters die mee wilden doen? Waren die dan ook meteen de baas? Niet alle broeders waren heiligen; er was ook kaf onder het koren. Hoe groter de groep, hoe meer discipline nodig leek. De warme, persoonlijke contacten van het begin werden formeler en zakelijker. Dat ging niet zonder slag of stoot. Franciscus was de inspirator; moest hij nu ook een echte baas worden? De broedergroei vereiste duidelijke gezagsstructuren. Moest hij daarin meegaan?

In boeken over Franciscus en de minderbroeders wordt deze fase vaak voorgesteld als verraad aan de idealen van het begin, waarbij de paus en kardinalen de broederschap inkapselden in een rigide kerkstructuur en een deel van de broeders in opstand kwam tegen de strenge armoede van Franciscus. Deze verdeling in goede en kwade mensen komt wellicht tegemoet aan de behoefte aan dramatische verhalen, maar verklaart weinig. Je zou de tweede generatie broeders kunnen beschuldigen van verraad aan de oorspronkelijke idealen van Franciscus, maar wat verklaart dat? Wat is de betekenis van het feit dat het aantal broeders de eerste periode ieder jaar verdubbelde? Waarschijnlijk had dit tot effect dat de nieuwe broeders te weinig kansen kregen om vertrouwd te raken met de nieuwe inzichten van Franciscus en zijn eerste broeders.

Liever een leider die het goede voorbeeld gaf, dan een politieagent die boetes uitdeelde.

De toenemende institutionalisering leidde tot een grotere scheiding tussen broeders-priester en lekenbroeders en daarmee tot een duidelijker taakverdeling. Meer broeders gingen naar Bologna of Parijs om te studeren. Het gezag werd duidelijker gestructureerd door de invoering van nieuwe ambten op lokaal en interlokaal niveau. De ingroei in de broederschap werd geformaliseerd door de invoering van een proefjaar dat noviciaat heette. De regel werd ieder jaar bijgewerkt met als gevolg dat hij steeds omvangrijker werd. In 1221 werd deze fase afgesloten en ging Franciscus aan een definitieve regel werken die in 1223 door de paus werd goedgekeurd.

Ondertussen trad Franciscus af als minister generaal (algemene overste): er was een nieuw soort leiderschap nodig. Hij wilde geen beul worden, zei hij zelf: hij wilde liever een leider zijn die het goede voorbeeld gaf, dan een politieagent die boetes uitdeelde.

Hij verklaarde dat hij voortaan dood was voor de broederschap, maar in feite behield hij zijn grote, charismatische gezag. Dat werd nog versterkt door voorbeeldige daden, zoals zijn tocht naar de Sultan in Egypte, om zo een einde aan de Kruistochten te maken (1219), de introductie van een levende kerststal in Greccio (1223) en de schepping van zijn Zonnelied om vrede te sluiten tussen de burgemeester en de bisschop van Assisi (1225). Tijdens een veertigdaagse vasten op de berg La Verna ontving Franciscus volgens de overlevering de wondtekenen van Christus in zijn eigen lichaam (1224). Franciscus ging, met andere woorden, steeds meer op Christus lijken.

Franciscus neemt Clara in zijn gemeenschap op, detail van het Clararetabel uit 1283, Clarabasiliek in Assisi.
Beeld: Gerard Pieter Freeman

Na Franciscus’ dood

Na Franciscus’ dood in 1226 en de heiligverklaring in 1228 veranderde zijn leiderschap nog verder. Hij was eerst de initiator van de broederschap en werd daarna de aanvoerder van de schare. Na zijn aftreden als generale minister werd hij het charismatische voorbeeld dat in exemplarische daden liet zien hoe je Christus’ voetspoor kunt gaan. Na zijn heiligverklaring werden de verhalen over zijn leven zo gepolijst dat het levenslessen voor zijn broeders werden. Die worden tot op de dag van vandaag doorverteld als bewijs dat een leven in nederigheid, broederschap en vrede mogelijk was en is. Laat ik tot slot een van die verhalen vertellen.

Een melaatse is zo opstandig dat de broeders die hem moeten verzorgen, een hekel aan hem krijgen. Ze willen van hem af en vertellen dat aan Franciscus. Die gaat poolshoogte nemen. De melaatse, trouw aan zichzelf, scheldt hem uit. Franciscus weet het niet meer en trekt zich terug om te bidden. Dan zegt hij tegen de melaatse dat hij hem zelf wil gaan verplegen. ‘Mij best’, reageert die, ‘maar wat kun jij wat de anderen niet kunnen?’ Daar had hij een punt, want Franciscus was notoir onhandig, maar hij laat zich niet uit het veld slaan: ‘Ik zal doen wat je me vraagt.’ De melaatse wil gewassen worden omdat hij zo stinkt. De broeders verwarmen water en Franciscus gaat de melaatse wassen. Dan neemt het verhaal een wonderlijke wending: terwijl Franciscus de melaatse van top tot teen wast, verdwijnt zijn ziekte en tegelijk komt hij tot inkeer.

We hoeven dit verhaal niet af te doen vanwege het wonder. Het heeft ons genoeg te vertellen: Franciscus mikte niet op bekering maar op echt contact en ging daarom in op de behoefte van de zieke.

Franciscus mikte niet op bekering maar op echt contact

Het verhaal stamt uit de Fioretti van Franciscus, een collectie verhalen die meer dan een eeuw na Franciscus’ dood verzameld werden maar oudere wortels hebben. De verhalen vertolken Franciscus’ spiritualiteit op zo’n manier dat ze geschikt zijn voor navertellen en navolgen. Dit verhaal, Fioretti 25, heeft dezelfde structuur als twee andere verhalen (Fioretti 21 over de wolf van Gubbio en Fioretti 26 over drie rovers): een of een paar maatschappelijke verschoppelingen hebben eenvoudige, materiële behoeften, maar worden door het establishment afgewezen omdat ze niet deugen. Franciscus komt tussenbeide en legt uit dat ook outsiders recht op leven hebben. Het establishment zorgt voor de eenvoudige behoeften van de verschoppeling die daardoor tot inkeer komt.

Franciscus kan zich weer terugtrekken. Zijn boodschap is overgekomen.

Gerard Pieter Freeman (1952) is lekenfranciscaan. Hij studeert al een halve eeuw op Franciscus en Clara van Assisi.

Literatuur

  • Franciscus van Assisi, De Geschriften. Haarlem, 2004 of 2006.
  • De Fioretti, Verhalen over Sint-Franciscus. Haarlem, 1999 of 2006.
  • Clara van Assisi, Geschriften en oudste bronnen. Nijmegen, 2014.
  • De beste biografie van Franciscus is: A. Vauchez, François d’Assise. Entre histoire et mémoire. Parijs, 2009. Engelse vertaling: Francis of Assisi. Life and Afterlife of a Medieval Saint. Yale, 2012.
  • Over de vroege ordesgeschiedenis: Th. Desbonnets, De l’intuition à l’institution. Les franciscains. Parijs, 1983. Engelse vertaling: From Intuition to Institution. The Franciscans. St. Bonaventure (NY), 1988.
  • Over de kluizenarijen en kloosters waar Franciscus leefde: G.P. Freeman, Umbrië in de voetsporen van Franciscus. Vijfde bijgewerkte druk Nijmegen, 2017.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken