Menu

Basis

Geboortenissen

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

2e zondag van Pasen – Genesis 8:6-16, Psalmen 111, 1 Petrus 1:3-9 en Johannes 20:19-23(31)

Hergeboorte, de Geest aan het werk, Gods adem, sabbat, uitzending, vrede en een onrustig uitzien naar vaste grond voor Gods toekomst: dat zijn de terugkerende thema’s in de lezingen voor deze zondag.

In Genesis 8 horen we hoe zich na de vloed een nieuwe toekomst opent voor Noach en de zijnen. Hoe de doodskist die op de doodswateren dobberde tot rust komt. De mensen en dieren aan boord krijgen ruimte om eropuit te trekken en de toledot, de geboorten van hemel en aarde die in Genesis 1 begonnen zijn, voort te zetten. In Johannes ademt de opgestane Jezus ‘vrede’ over zijn leerlingen en rust Hij hen toe voor een nieuw begin. Ze trekken eropuit met de opdracht het verhaal van Gods genade en trouw wereldwijd te delen. In 1 Petrus horen we van een jonge kerk, die te midden van een vijandige wereld de moed vindt te getuigen in het vertrouwen dat God het werk van zijn handen niet zal loslaten. Dat zelfs waar dat voor hen misschien niet direct zichtbaar is, wat beloofd is uitstaat, dat hun lijden, hun vreemdelingschap in de wereld, tijdelijk is, een tijd van loutering, een teken dat het einde nabij is. Dat Christus zal komen en vrede zal brengen, en dat ze zich kunnen en mogen verheugen (indicatief en imperatief) op wat komt.

Gods adem

In Genesis 8 is het de adem Gods die de chaos tot staan brengt en de wateren terugdringt. Die grenzen stelt en ruimte schept voor leven, voor hergeboorte van de wereld. Een duif (Hebr.: jonah) vindt vaste grond, een beeld van de Geest, een vogel die over de wereld wiekt op zoek naar een tuin waar sabbat gehouden kan worden. Op zoek naar plekken waar het leven zoals God het wil begint te groenen. Geen aaseter, zoals de raaf die voedsel vindt in chaos en dood; maar een vogel die blijft terugkeren naar waar Gods schepping wacht, tot deze een plek vindt waar die schepping een thuis kan vinden. Uit de veilige maar beperkte bescherming van de ark trekt Noach met de zijnen de wereld in om Gods vrede te leven. Een exodus.

Psalmen 111 zingt van die vrede en hoe ze gestalte krijgt. Genesis en het evangelie beide vertellen hoe: wanneer de doodsmachten de overhand dreigen te krijgen, brengt God zich de wereld te binnen en keert zich ernaartoe met erbarmen. Hij laat de wind uit een andere hoek waaien en brengt de chaos en het geweld tot staan. Schept ruimte voor nieuw en vernieuwd leven. Wind, Geest, de adem van God, die ook vrede brengt en inspiratie aan Jezus’ leerlingen en aan de jonge kerk.

Vrede

De naam Noach speelt met het Hebreeuwse werkwoord noech, dat ‘rust brengen’ betekent; het zelfstandig naamwoord noach betekent ‘rust’. Noach is de drager van Gods vrede, Gods rust, in een vijandige wereld. Dobberend over de doodswateren vindt hij nieuwe grond, een plek waar Gods verlangen, Gods erbarmen, waar de hele schepping tot haar bestemming kan komen. Na zeven dagen is er opnieuw een eerste dag, is de schepping herboren. Psalmen 111 zingt ervan. En in Johannes 20 horen we hetzelfde liedje opnieuw: de levende komt op de eerste dag der week en zeven dagen later opnieuw, en ademt ‘vrede’ over zijn schepping te midden van de chaos.

Voor wie het horen wil zijn er in Genesis 8 verwijzingen naar Genesis 1, de exodus, de reis door de woestijn en zelfs het Loofhuttenfeest. Thema’s waar ook Johannes mee speelt: de eerste dag, een week, gesloten deuren die opengaan, mensen die eropuit trekken, nieuw leven uit de dood vandaan, wedergeboorte en vernieuwing van de schepping.

Een vijandige wereld

Een vijandige, opstandige wereld die Gods liefde en erbarmen nodig heeft, is een realiteit die de context vormt voor alle lezingen voor deze zondag. In Genesis ontmoeten we een wereld die letterlijk verdrinkt in ten hemel schreiend wangedrag. Het halleluja van de psalm zou niet hoeven klinken wanneer rechtvaardigheid en trouw in de wereld vanzelfsprekend waren. In het evangelie schuilen de leerlingen angstig achter gesloten deuren na de moord op wie God het liefste was. In de brief van Petrus ontmoeten we een kleine groep die in een vijandige wereld probeert haar weg te vinden en haar vertrouwen steeds opnieuw beproefd vindt.

Erbarmen en trouw

In Genesis 8 vinden we de God van wie Psalmen 111 zingt. Een God die zich in erbarmen naar de wereld blijft toekeren. Zelfs als die wereld zich in haar opstandigheid afkeert van Gods wil en wegen. In Johannes vinden we Gods karakter, de essentie van wie en wat God is, verder en dieper geopenbaard in het verhaal van Jezus Christus. Mens geworden, gekruisigd en opgestaan, krijgt de belofte van Gods trouw vorm, in handen en voeten, en vraagt erom doorgegeven te worden. De Geest zoekt er opnieuw vaste grond, een plaats waar het Koninkrijk begint te groenen en deuren opengaan en mensen de wereld in trekken om Gods vrede te delen.

Met een mandaat. Een mandaat om scheiding te maken tussen wat vergeeflijk is en wat onvergeeflijk, tussen dat recht is en wat krom, wat goed is en wat kwaad, wat vrede dient en wat niet, wat orde schept en wat chaos brengt. Een uitnodiging om deel te nemen aan het werk van de schepping waarmee God sinds mensenheugenis in trouw en met erbarmen bezig is. Om duiven – Jona’s – te zijn die op Gods adem achter gesloten deuren vandaan komen op zoek naar vaste grond. Geen aasetende raven die floreren op hemeltergend kwaad en gebrokenheid, maar vredebrengers, getuigen van het goede nieuws van Gods eeuwigdurende liefde en trouw.

Deze exegese is opgesteld door Anneke Oppewal.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken