Menu

Premium

Geen God van nabijheid?

Bij Jeremia 23,23-29 en Lucas 12,49-56

Verrassende kant

De gezamenlijke noemer van de oudtestamentische en nieuwtestamentische lezing lijkt de ongrijpbare, verrassende kant van God te zijn. Terwijl wij zo graag Jezus als vredevorst verkondigen, stelt de Jezus in de lucaanse tekst dat het brengen van vrede helemaal niet zijn missie is en dat zijn komst onderlinge verdeeldheid zal opleveren tussen de naaste familieleden. En waar wij vaak troost vinden in Gods nabijheid in elke situatie van ons leven, corrigeert het openingsvers van de tekst uit het boek Jeremia indringend het al te vanzelfsprekende vertrouwen hierop: God is ook een God van verre.

Van verre

Althans, wij staan in een traditie die de tekst uit het boek Jeremia op deze wijze opvat. De vele broeders en zusters van de eerste eeuwen van het christendom voor wie de Septuagint, een Griekse uitgave van het Oude Testament, de gezaghebbende versie was, hoorden deze tekst in hun diensten anders: ‘Een God die dichtbij komt ben Ik, zegt de Heer, en niet een God van verre.’ Hierop zou het vervolgvers (Jeremia 23,24) goed aansluiten: je verstoppen voor God kan niet, want Hij is overal dichtbij. De Nederlandse vertalingen hebben deze lezing niet gevolgd. Een uitgebreide exegetische discussie over de oorspronkelijke betekenis van het Hebreeuws is hier niet mogelijk, maar binnen het geheel van de bijbelse boodschap hebben beide lezingen hun plaats: zowel de constatering dat God overal dichtbij is alsook de waarschuwing dat God ook een verre, onbegrijpelijke God is die zich onttrekt aan alle menselijke pogingen om volledig vat op Hem te krijgen. Ik zal in het vervolg de lezing aanhouden die wij in onze diensten horen.

Verleidelijke spiritualiteit

Trek fel van leer tegen de profeten ten tijde van Jeremia, haal uit tegen het misbruik dat ze maakten van hun ambt, ga tekeer tegen hun onbekendheid met Gods wil – en je mist de onrustbarende potentie van deze tekst. Want achter het concrete voorbeeld van de ‘valse profeten’ schuilt niet alleen het bredere fenomeen dat religie fraudegevoelig is. Het gaat om meer: spiritualiteit kan zelfs vatbaar zijn voor een soort beroepsblindheid. Stel eens dat de dromen van deze profeten niet gewoon verzinsels waren, niet bedoeld als bewuste misleiding en niet gegenereerd door groepsdruk omdat je als profeet nu eenmaal dromen moet hebben. Stel dat ze als ‘professionals’ vertrouwden op hun kennis van God, zoals iemand die al vele jaren gelovig is en, door de vertrouwde omgang met God in gebed en dagelijkse ervaring, meent God te kennen. En dat ze meenden dat hun ‘dromen’ overeenkwamen met Gods wil. Dan zie je dat in deze tekst de oproep zit telkens weer zorgvuldig en oprecht op zoek te gaan naar Gods woord en wil, en niet overhaast vanuit een schijnbare vertrouwdheid een zogenaamde ‘spreuk van God’ (Jeremia 23,31) aan de orde te stellen.

Hemels vuur op aarde

Jezus zou wat Hem te wachten staat het liefst willen omzeilen. Op het eerste gezicht kunnen de woorden van de beklemmende doop die Jezus moet ondergaan raadselachtig overkomen. Wie zich hierdoor herinnerd voelt aan Jezus die de Vader bidt om ‘de beker’ van Hem weg te nemen, die overvallen wordt door doodsangst en die bloed zweet (Lucas 22,42.44), zit goed. Hetgeen Jezus benauwt, is ook in onze tekst het vooruitzicht op zijn dood. De kracht om alsnog deze situatie tegemoet te treden, komt voort uit het bewustzijn van zijn missie: zijn opdracht is het om het vuur van de Geest op aarde te brengen, en als Hij, Jezus, niet de dood ondergaat, zal de Geest niet komen. Zo verwijst onze tekst op de negende zondag van de zomer naar een heel andere tijd van de jaarorde: naar Pasen en naar Pinksteren.

Doop als oordeel

Voor de lezer die vertrouwd is met de lucaanse theologie, is dus het vuur dat Jezus op aarde moet ontsteken, het vuur van de Geest. Reeds aan het begin van het Lucasevangelie (Lucas 3,16) voorspelt de Doper naar aanleiding van Jezus’ doop: ‘Hij zal jullie dopen met de heilige Geest en met vuur.’ ‘Heilige Geest en vuur’ zijn hier als één uitdrukking te lezen: het vuur van de heilige Geest. Maar daarnaast hoort ‘vuur’ traditioneel bij de taal van het oordeel. Ook deze betekenislijn heeft Lucas vanaf het optreden van de Doper in zijn evangelie opgenomen. In het beeld van de boom die in het vuur geworpen wordt omdat hij geen goede vruchten heeft gebracht, staat het vuur voor het komende oordeel (Lucas 3,7.9). In deze lijn bevat ook de doop die Jezus ondergaat een oordeel. Wanneer Jezus in Lucas 12,50 over zijn dood als zijn ‘doop’ spreekt, benadrukt Hij – anders dan wij vaak bij een doop – niet het hoopgevende aspect, het nieuwe leven dat met de doop begint, maar de pijnlijke zijde, het oordeel over het oude en het einde ervan.

De tekenen der tijden

Lucas had door kunnen gaan met woorden die naar het oordeel verwijzen. Net als Matteüs (10,34) had hij Jezus’ woorden kunnen weergeven als ‘Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard’. Maar Lucas kiest voor ‘verdeeldheid’ in plaats van ‘zwaard’ en komt zo directer en sneller bij zijn thema: verdeeldheid (over de houding tot Jezus) in één en hetzelfde huis. Mensen hoopten dat Jezus vrede zou brengen – en enkele volgelingen zagen zich geconfronteerd met verdeeldheid in hun naaste omgeving. Hoe paste dit bij hun hoop? Jezus’ woorden in Lucas 10,53 verwijzen naar een tekst uit de profeet Micha (7,1-6). Deze verzen werden in de exegese ten tijde van Jezus vaak gelezen als beschrijving van de laatste tijd. Lucas’ verwijzing naar deze tekst is een interpretatiehulp voor degenen die thuis verdeeldheid ervaren: dit hoort bij de kenmerken van de laatste tijd.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken