Geitensater en runderzoon
Impressies bij de introductie van de Naardense Bijbel en de Nieuwe Bijbelvertaling
Het Nederlandse taalgebied is twee vertalingen rijker. Dat woord rijker moeten we letterlijk nemen. Elke goede vertaling van de bijbel kunnen we toejuichen. Het is mooi dat de NBV en de bijbel van Pieter Oussoren, de Naardense Bijbel, ongeveer gelijktijdig zijn geïntroduceerd. Uiteraard ligt het dan voor de hand ze met elkaar te vergelijken. Verschillende mensen die de NBV hebben aangeschaft, zijn enthousiast. Hun reactie: ‘De bijbel klinkt direct en eigentijds. Het is een plezier om er in te lezen.’ Een eerste kennismaking na de introductie tijdens de cursus Theologische Vorming leverde enthousiasme en teleurstelling op. Enthousiasme bij het lezen van Psalm 1 en van Psalm 139; maar ook de teleurstelling bij het lezen van Genesis 22. In Psalm 1 is immers inclusief vertaald: ‘de mens’. De ‘goddelozen’ uit eerder vertalingen zijn ‘wettelozen’ geworden. Psalm 139 klonk op het eerste gehoor poëtisch en ontroerend. Maar dat kan moeilijk anders bij zo’n sterke tekst. Bij Genesis 22 stuiten we op het bezwaar dat Klaas Smelik in zijn artikel over vertalen, opgenomen in de Naardense Bijbel (blz. 1638), al aanstipt: het belangrijke hineni, dat drie keer voorkomt, als antwoord op een belangrijke aanspreking, is vlak en ook verschillend vertaald. Abraham antwoordt zo respectievelijk God, Isaak en de engel van JHWH. Het ‘hier ben ik’ uit eerdere vertalingen klinkt als ‘ik luister’ en als ‘Ja, wat is er, mijn zoon?’ Ongetwijfeld zal er in de vertaalteams van het NBG over deze kwestie gesproken zijn. Toch is het jammer dat de zorgvuldigheid van de compositie van de tekst in de vertaling zo niet te horen is.