Menu

Basis

Leren in de gemeente

Op welke manier krijgt het leren in de gemeente gestalte? Dat was de vraag in het vorige themanummer van Ouderlingenblad, over ‘De lerende kerk’. In dit artikel wat handvatten om met dit thema aan de slag te gaan.

Het vorige themanummer van Ouderlingenblad ging over ‘De lerende kerk’. Het leren zit diep verankerd in het DNA van de kerk. Bekend is de drieslag ‘vieren, leren, dienen’.

Op welke manier krijgt het leren in de gemeente gestalte? In dit artikel wil ik wat handvatten bieden om met dit thema aan de slag te gaan. Hopelijk kunnen we na de zomer een nieuw seizoen starten waarbij het weer mogelijk is om elkaar in levende lijve te ontmoeten. Want leren doe je met en aan elkaar.

Het vieren, of beleven, krijgt doorgaans meer aandacht dan het leren

Al in de Joodse traditie neemt het ‘lernen’ een belangrijke plek in. De verschillende leerhuizen die wij kennen stammen daar ook van af. De eeuwen door heeft de kerk aandacht gegeven aan de inhoud en overdracht van het geloof. De context is echter in de loop van de tijd sterk veranderd. In een tijd die wel getypeerd wordt als één van ‘religieus analfabetisme’ heeft het leren (opnieuw) een belangrijke functie. De vraag is wel: op welke manier doen wij dat in onze tijd?

Veranderingen

Het leren staat onder druk. Allerlei veranderingen hebben hieraan bijgedragen. Allereerst is het zo dat in onze cultuur de nadruk sterk ligt op de beleving: het gaat om wat goed voelt. Ook in de kerk speelt dat mee: waar voel ik mij thuis? Maar geloof heeft niet alleen te maken met beleving, maar ook met kennis. Wát geloven we nu eigenlijk? De vraag naar de inhoud heeft altijd een belangrijke rol gespeeld. Zonder kennis van de geloofsleer wordt een inhoudelijk gesprek lastig.

Dat betekent niet dat het geloof alleen een zaak van het hoofd is. In bevindelijke kringen zei men dan: ‘Het zit een voet te hoog’. Kennis heeft in het Hebreeuws te maken met een relatie. Het is daarom nooit alleen maar een zaak van het hoofd, maar tegelijk ook van het hart. In onze tijd krijgt het hart echter meer nadruk dan het hoofd. Anders gezegd: de nadruk op ervaring en gevoel maakt dat het inhoudelijke aspect van het geloof meer op de achtergrond is geraakt. Het vieren, meer nog: beleven, krijgt doorgaans meer aandacht dan het leren.

Verder is er niet meer in elke gemeente een groep jongeren die catechisatie volgt, en anders zijn de groepen klein geworden. En de tweede kerkdienst op zondag, die voorheen vaak een leerdienst was, is ook grotendeels verdwenen. Hoewel we dat niet moeten idealiseren (‘leer is taai’), moeten we de betekenis daarvan ook niet onderschatten: week na week werden de verschillende aspecten van het geloof voor het voetlicht gebracht. Het heeft verschillende generaties gevormd.

Aandacht voor leren

Het is dus zoeken naar nieuwe vormen om het leren in de gemeente een plek te kunnen blijven geven. Het gesprek daarover kan op een gemeenteavond of in de kerkenraad gevoerd worden.

Meer algemene vragen daarbij zijn:

  • Lettend op de drieslag ‘vieren-leren-dienen’: welk aspect krijgt bij u de meeste aandacht?
  • Hoe zie jij de verhouding tussen geloofsinhoud en geloofsbeleving?
  • Herken je de hierboven genoemde veranderingen?
  • Op welke plekken en welke momenten krijgt het leren aandacht in de gemeente?
  • Welke activiteiten zijn er, en voor welke leeftijdsgroepen is er aandacht?
  • Hoe kijk jij aan tegen wat genoemd wordt ‘religieus analfabetisme’? Herkent je dat?

Doop

Verschillende artikelen verwijzen naar de laatste visienota van de Protestantse Kerk Van U is de toekomst. Daarin komt het volgende citaat voor: ‘De kerk als Woord- en tafelgemeenschap heeft inwijding, inlijving en toewijding nodig. Dit proces, dat begint bij de doop, draait om levenslang leren, bekeren, loslaten, dienen en delen. Oftewel, om de navolging van Jezus.’ Het levenslang leren wordt verbonden met de doop. Geloofsonderwijs is dooponderwijs.

Levenslang leren wordt verbonden met de doop, geloofsonderwijs is dooponderwijs

De laatste jaren is daar meer aandacht voor gekomen. Verschillende vormen van doopcatechese zijn ontstaan: soms als voorbereidingsbijeenkomsten op de doop, soms ook als een meerjarig traject voor ouders die hun kind hebben laten dopen. Het mooie daarvan is dat het verschillende aspecten combineert: het geloofsgesprek, de onderlinge ontmoeting, het uitwisselen van ervaringen en het ondersteunen van de ouders bij de geloofsopvoeding. Een mooi voorbeeld daarvan is het boek Verlangen naar meer… van Egbert Veen. Daarin wordt een vierjarig traject beschreven waarin ouders ondersteund worden bij de geloofsopvoeding van hun kinderen.

Enkele vragen om over door te praten:

  • Wat betekent het voor je dat je gedoopt bent?
  • Waarom heb je je kind laten dopen?
  • Wat zou je je kind mee willen geven?
  • Welke rol speelt de gemeente bij de doop ?

Kinderen en jongeren

In het verlengde van het voorgaande ligt de geloofsopvoeding aan jongeren. Jos de Kock beschrijft in zijn artikel de verschuivingen die op dit terrein hebben plaatsgevonden. De nadruk ligt op de ontmoeting en de relatie. Jongeren maken meer en meer deel uit van vloeiende gemeenschappen. Niet langer zijn ze automatisch een onderdeel van de gemeente. Dat heeft gevolgen voor de toekomst. Zullen zij zich aansluiten bij een kerkelijke gemeenschap? Lukt het om het contact met hen vast te houden? Meer nog: lukt het om hen in te wijden in de traditie van de kerk?

Zullen jongeren zich aansluiten bij een kerkelijke gemeenschap?

Een andere vraag is die naar het doen van geloofsbelijdenis. De ervaring leert dat dit lang niet meer vanzelfsprekend is. Verschillende factoren spelen hierbij een rol. Jongeren binden zich minder snel ergens aan; ze beleven het geloof als iets tussen hen en God en zien niet in waarom ze daarvoor voorin een kerk moeten gaan staan.

Vragen ter bespreking:

  • Hoe krijgt de geloofsopvoeding bij jou in de gemeente invulling?
  • Worden sociale media gebruikt in het contact met jongeren?
  • Is de catechese c.q. het jeugdwerk regelmatig onderwerp van gesprek op een gemeenteavond of kerkenraadsvergadering?
  • Op welke manier en op welke momenten maken jongeren kennis met het christelijk geloof en worden zij ingewijd in de geloofstraditie?
  • Welke factoren dragen bij aan het ontstaan van duurzame geloofsgemeenschappen onder jongeren, zelfs als een institutionele band met een kerk niet relevant of haalbaar is?
  • De Kock eindigt zijn artikel met de oproep om te investeren in kinderen jongerenwerk. Hoe kijk je daarnaar? Op welke manier zou dat kunnen?

Diaconaal aspect

Jongeren hebben een reisbegeleider nodig, iemand die met hen oploopt, beschikbaar is voor vragen en visie, en tijd en aandacht voor hen heeft. Dat kan op allerlei manieren.

Al verschillende jaren worden er vanuit onze gemeente werkvakanties voor jongeren georganiseerd in voormalig Oost-Europa. De belangstelling daarvoor is groot. Het is opvallend hoe enthousiast jongeren hiervoor zijn. Er wordt nogal wat van hen gevraagd: ze moeten een behoorlijke eigen bijdrage leveren; in de aanloop ernaartoe wordt verwacht dat ze meedoen aan verschillende acties om geld in te zamelen; tijdens de week is het flink aanpoten. Het mooie is dat er prachtige, open gesprekken ontstaan; jongeren stellen zich kwetsbaar op; er groeien hechte vriendschappen; en ze ontdekken dat de luxe en welvaart die wij kennen niet vanzelfsprekend is. Het is een prachtige investering, niet alleen in de (relatie met de) jongeren, maar ook in mensen en projecten elders. Het is de vraag wie het meest de ontvangende partij is…

Gemeente als leerplek

Leren is niet alleen iets wat jongeren aangaat. Leren geldt een leven lang. Dat heeft enerzijds te maken met allerlei nieuwe vragen die zich aandienen: de samenleving is continu in ontwikkeling. Anderzijds heeft het ook met je eigen ontwikkeling te maken.

Nieuwe vragen dienen zich aan: de samenleving is in ontwikkeling, en wij zelf ook!

Daarom is het mooi wanneer er een breed aanbod is van toerusting, leerhuis of Theologische Vorming voor Geïnteresseerden (TVG). Gemeenten kunnen hierin ook goed samenwerken op plaatselijk niveau (meerdere wijken of kerkgenootschappen) of in regionaal verband. Soms worden er debatavonden gehouden over maatschappelijke thema’s of ethische vraagstukken in samenwerking met een buurthuis of wijkvereniging.

Vragen ter overweging:

  • Hoe kun je de gemeente meenemen en enthousiasmeren voor leeractiviteiten?
  • Is er samenwerking mogelijk, met andere kerken/ wijken, of bv. met een dorpshuis?
  • Wie vormt de doelgroep van de activiteiten?
  • Marga Baas schrijft over de verandering van thema’s (p.23). Herken je dat? Over welke onderwerpen zou je meer willen leren?
  • Corine Nagel spreekt over vijf groeibevorderende factoren (p.30). Bespreek deze met elkaar. Is er één die je speciale aandacht zou willen geven?

PE

Ook voor predikanten en kerkelijk werkers is er een scholingsaanbod: de Permanente Educatie (PE). Verschillende cursussen worden aangeboden. Daarbij gaat het niet alleen om het vergroten van kennis, maar ook om de verdieping van vaardigheden (‘competenties’) in de concrete context van gemeente en samenleving. Ook hier werken de veranderingen door: de samenleving verandert, de plek van de kerk is niet meer dezelfde als voorheen, de rol van de voorganger is complexer geworden.

Vragen voor gesprek:

  • Hoe belangrijk vind je het dat de predikant regelmatig vrijgesteld wordt voor studie? Is hier binnen de kerkenraad en gemeente aandacht voor?
  • Is het scholingsplan van de predikant of kerkelijk werker onderwerp van gesprek? Vindt er overleg plaats over welke thema’s aandacht krijgen?

Hopelijk heb je met het themanummer nieuwe inspiratie opgedaan om in het komende seizoen mee aan de slag te gaan. Om ‘samen met alle heiligen de lengte en de breedte, de hoogte en de diepte te begrijpen, ja de liefde van Christus te kennen, die alle kennis te boven gaat.’ Leren houdt ons bescheiden. Wij zijn immers allemaal leerlingen (discipelen).

Roelof (drs. R.F.) de Wit is als predikant verbonden aan de Hervormde Gemeente te Ermelo. Hij is lid van de redactie van Ouderlingenblad.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken