Menu

None

In de schepping geeft God zichzelf

Ascese als positieve vorm van zelfbeperking

Spiritualiteit gaat vaak over persoonlijke groei en heeft geen antwoord op ontwikkelingen die het leven op aarde bedreigen. Ook theologie en geloofsbeleving zijn meegegaan met het mensen wereldbeeld van de moderne tijd, waarin mensen boven of zelfs buiten de natuur staan en de natuur steeds meer naar hun hand kunnen zetten. Kunnen we deze cultuur van overheersing ombuigen naar een cultuur van verantwoordelijkheid?

Over de heilige Benno (Duitsland, 11e eeuw) is het volgende verhaal overgeleverd:

De man Gods ging vaak de natuur in om te bidden en mediteren. Op een keer toen hij langs een moeras kwam, was er een spraakzame kikker aan het kwaken in het troebele water. Om te voorkomen dat die zijn contemplatie zou verstoren, beval hij hem om een Serafische te zijn, aangezien alle kikkers van Serafia stom zijn. Maar toen hij een stukje doorgelopen was, schoten hem de woorden te binnen van Daniël: ‘Zeemonsters en al wat in het water zwemt, prijs de Heer, dieren in het wild en al het vee, prijs de Heer.’ En omdat hij bang was dat het zingen van de kikkers misschien aangenamer was dan zijn eigen bidden, richtte hij zijn bevel weer tot hen, dat zij God zouden prijzen op hun eigen manier. En spoedig waren de lucht en de velden vervuld met hun luid gekwaak.

Bergen die God bezingen

Voor moderne mensen is zo’n anekdote misschien aandoenlijk, maar ver weg van de eigen geloofsbeleving. We zijn gewend geraakt de Bijbel te zien als een geschiedenis van God met mensen en slaan de teksten waarin dieren een grote rol spelen gemakkelijk over. Teksten waarin de hele schepping Gods lof zingt komen niet alleen in Daniël voor, maar bijvoorbeeld ook in veel psalmen en bij de profeten. Juist die psalmen worden weinig gezongen. Zulke teksten zijn voor ons onbegrijpelijk en worden daarom vaak aangepast. Waar de Bijbeltekst luidt ‘Bergen en heuvels, prijs de Heer, bezing en verhoog hem in eeuwigheid’ (Daniël A: 53-54), maakte Wim van der Zee ervan: ‘Berg en heuvel, rots en dal, klaterende waterval, geef luidkeels de echo weer van de jubel tot zijn eer.’ Bergen en heuvels zijn niet meer degenen die zelf Gods lof zingen, ze weerkaatsen slechts de lofzang van mensen.

Voor moderne mensen is het idee dat bergen zouden kunnen juichen moeilijk te vatten. Het verbond dat bekend geworden is als het Noachitische verbond is in Genesis 9 een verbond van God met alle levende wezens en met de hele aarde. Niet alleen met Noach en zijn nageslacht, niet alleen met mensen. Al is er in de tekst negen keer sprake van alle levende wezens als verbondspartners en wordt de aarde zes keer genoemd, in de uitleg van de tekst gaat het meestal over mensen in al hun verscheidenheid.

Ook het Zonnelied van Franciscus van Assisi wordt vaak gemoderniseerd in vertalingen door de niet-menselijke werkelijkheid tot object te maken in plaats van subject. ‘Wees geprezen, mijn Heer, door al uw schepselen’ wordt dan: ‘Wees geprezen mijn Heer voor al uw schepselen’. Het is in het Nederlands maar een letter verschil, maar er zit een heel ander wereldbeeld achter. Franciscus begreep de schep-pingspsalmen nog, wij niet meer. En dat is echt heel jammer.

Milieucrisis en modern wereldbeeld

Ons moderne wereldbeeld is namelijk een van de oorzaken van de huidige milieuproblemen. Het hele complex van klimaatverandering, toenemende vervuiling en uitsterven van dieren en planten begint steeds meer de trekken van een crisis te krijgen. De impact van mensen op de aarde wordt onhoudbaar groot. De ecologische crisis is ook een spirituele crisis. Onder invloed van de Verlichting is het heel gewoon geworden om alles wat niet-menselijk is als ding te zien en alleen mensen te beschouwen als personen die tot handelen in staat zijn. Onze cultuur wordt getekend door een sterk geloof in economische groei en technologische vooruitgang. Spiritualiteit gaat vaak over persoonlijke groei en heeft geen antwoord op ontwikkelingen die het leven op aarde bedreigen. Het zijn gescheiden werelden geworden: die van de menselijke geest en die van de materiële werkelijkheid. Alles op aarde wat niet menselijk is, is gedegradeerd tot materiaal voor mensen, tot een verzameling hulpbronnen. Theologie en geloofsbeleving zijn meegegaan met het mensen wereldbeeld van de moderne tijd waarin mensen boven of zelfs buiten de natuur staan en de natuur steeds meer naar hun hand kunnen zetten. In die zin is het westerse christendom medeschuldig aan de toenemende achteruitgang van het milieu.

Veel mensen zijn het besef kwijtgeraakt dat we deel zijn van de natuur. We zijn verwant met en afhankelijk van onze medeschepselen. De ecologische crisis drukt ons hardhandig met onze neus op dat feit. Zonder schoon water en frisse lucht en die hele samenhang van al die planten en dieren en bodem en zon en regen, overleven wij als mensen ook niet. Dat hele ecosysteem van de aarde hebben we niet onder controle. En toch blijven we maar proberen uit de crisis te komen met de middelen die haar mede veroorzaakt hebben: een groot geloof in technische mogelijkheden en economische groei. De paus noemt dat in zijn milieu-encycliek Laudato si’ het ‘technocratisch-economisch paradigma’. Het onderliggende beeld is dat van de mens als heerser over de aarde. Het begrip rentmeester dat vaak gebruikt wordt om te wijzen op de verantwoordelijkheid van mensen voor de aarde schiet tekort, omdat de mens hierin een meester blijft. Deze meester moet weliswaar de aarde verstandig gebruiken, maar hoort er zelf niet bij. De mens wordt dan beheerder namens God, de aarde blijft enkel een verzameling hulpbronnen.

De wereld als Gods lichaam

Een van de valkuilen van ecotheologie is dat antropocentrisme – het idee dat de mens het middelpunt van het bestaan is – vervangen wordt door theocentrisme zonder dat er iets aan het traditionele godsbeeld verandert. Dan wordt benadrukt dat God en niet de mens heerst over de aarde. Het beeld van God blijft een beeld van heerschappij: almachtige vader, koning, heer. Deze beelden kunnen werken als kritiek op menselijk heersen, ze hebben echter minstens zo vaak gefunctioneerd om het schema van overheersen en overheerst worden in stand te houden: mensen over de aarde, mannen over vrouwen, westerse over niet-westerse volken. Een andere valkuil is dat over verantwoordelijkheid van mensen gesproken wordt ten opzichte van de natuur of hun medeschepselen zonder dat er iets aan het mensbeeld verandert. Op zijn minst dient de vraag gesteld te worden: over welke mensen gaat het? Ook over vrouwen, armen, niet-westerse volken? En: wat is een mens in het grote geheel en ten opzichte van het stukje aarde waarop zij leeft?

Het zijn vooral ecofeministische theologen die fundamentele kritiek leveren op de ideologie van overheersing en met alternatieve concepten en invalshoeken komen. Sallie McFague is een van de grondleggers. Zij heeft laten zien dat het onmogelijk is anders dan in beelden over God te spreken. Ook zeer gangbare termen als ‘heer’ of ‘vader’ zijn metaforen, geen beschrijvingen. McFague zoekt naar niet-hiërarchische modellen en inclusieve beelden en komt met het beeld van de wereld als Gods lichaam. Voordeel van dat beeld is dat God niet tegenover de aarde staat, maar er ook niet mee samenvalt. Zoals lichamelijkheid bij mensen hoort, maar mensen niet samenvallen met hun lichaam. Wie een lichaam kwetst, kwetst de persoon. Zo geldt ook dat wie de aarde aantast, God aantast. De wereld als Gods lichaam maakt alle aspecten van de natuur, dus ook ons mensen, tot delen van dit lichaam, dus tot deelnemers. In al zijn levensvormen en soorten is de wereld een afspiegeling van God zelf. Daarbij past volgens McFague het model van de Drie-eenheid uit de oosterse kerken. In de westerse visie ligt de nadruk op de afzonderlijke personen van God, Christus en de Geest. De oosterse visie ziet vooral de beweging binnen God zelf waarin de wereld opgenomen is: schepping van de wereld als het lichaam van God, Jezus als beeld van God in zijn zelfontledigende liefde en de Geest als de liefde die dit alles draagt.

Het beeld van de wereld als Gods lichaam roept veel tegenspraak op. Valt God zo niet teveel samen met de wereld? Wordt zo niet de natuur heilig verklaard? In deze bezwaren komt veel mee van het moderne wereldbeeld dat alleen waarde toekent aan bepaalde mensen en hun geschiedenis en activiteiten. Mij lijkt dat voor de niet-menselijke natuur hetzelfde zou moeten gelden als voor mensen: waardevol, niet heilig op zichzelf, maar heilig als plaats van God.

Wie de aarde aantast, tast God aan

Het eeuwige ín de wereld

Om uit het westers dualisme te komen – waarin God tegenover de aarde staat en geestelijk tegenover lichamelijk – kan de oosters-orthodoxe traditie ons helpen. Daar is namelijk een taal te vinden over God en de wereld en de plaats van mensen daarbinnen die niet of minder beïnvloed is door het moderne wereldbeeld. God en de aarde zijn er nauwer verbonden, de natuur wordt positief gewaardeerd. In de oosterse liturgie neemt de lofzang van de schepping een belangrijke plaats in. De viering van de liturgie is het hart van de orthodoxie en liturgische teksten zijn een gezaghebbende bron van theologie. De orthodoxe liturgie kent veel vaste teksten. In de dagelijkse getijdendiensten klinkt de lof voor, met en namens de hele schepping. Elke avond beginnen de vespers met psalm 104 over de diversiteit en onderlinge verbondenheid van de schepselen en hun afhankelijkheid van de Schepper. Elke ochtend eindigen de metten met Psalm 148, de lofzang van hemel en aarde:

Loof de Eeuwige, bewoners van de aarde,

zeemonsters en oceanen, vuur en hagel, sneeuw en rook, stormwind die doet wat hij zegt. Alle bergen en heuveltoppen, hout dat vrucht draagt, alle ceders, dieren van het veld en dieren in de wei, alles wat kruipt en op vleugels gaat. Psalm 148,7-10

De dankzegging in de liturgie maakt mensen tot deel van de kosmische hymne van lofprijzing van alle schepselen.

Een verschil tussen de oosterse en de westerse kerken is dat de eerste niet door de Verlichting heen gegaan zijn zoals de laatste, met nadelen die in sommige opzichten juist voordelen zijn. Niet het individu staat centraal, maar de kerk met haar oude liturgische teksten en rituelen, gesteund door een theologie die statisch lijkt in haar herhaling van de teksten van de vaders, maar die die teksten wel steeds opnieuw actualiseert. De wereld is niet het decor, laat staan het eigendom van mensen, maar de hele kosmos is heilig. Waar in het Westen de nadruk ligt op geschiedenis, op een tijdslijn van schepping, via verbond en incarnatie naar verlossing en voltooiing – de heilsgeschiedenis – denkt het Oosten metahistorisch: het eeuwige en het spirituele zijn steeds in de wereld aanwezig. In het hart van de theologie staat de vereniging van het goddelijke en het menselijke, het hemelse en het aardse in de persoon van Jezus Christus en in de eucharistie. Deze vereniging ontsluit een weg naar vergoddelijking (deïficatie of theosis) voor alle mensen en zelfs voor alles wat bestaat. Transformatie is een kernbegrip. Naast de positieve theologie, de kennis van God, staat de negatieve theologie, het besef dat God nooit volledig te kennen is met het verstand, noch in taal te vatten. De tegenstelling tussen kennen en niet-kennen wordt overstegen in de mystieke ervaring.

De oosterse theologie kan op het eerste gezicht dualistisch en wereldmijdend lijken en helemaal niet ecologisch met zijn nadruk op eeuwigheid, liturgie en ascese. Het gaat echter steeds om het eeuwige ín de wereld, niet erna of erbuiten. God is aanwezig in de hele natuur, iedere plaats en ieder moment is een heilige plaats en tijd; elk kan dienen als een raam op de eeuwigheid. De hele wereld is een icoon, de hele wereld is sacrament van God.

Leven in Gods schepping

Volgens het orthodoxe christendom is de wereld tegelijk goed en mooi (niets staat los van God) én gevallen en zondig (door menselijk falen) én verlost (want alles heeft de vruchten van de verlossing in Christus ontvangen). Als een van deze drie aspecten van de werkelijkheid vergeten wordt, ontspoort de theologie. De hele schepping is geladen met goddelijke energie, volgens de vaak geciteerde Gregorius Palamas in de veertiende eeuw. Ascese, soberheid en vasten zijn manieren om zorgvuldig met de schepping om te gaan. Ascese wordt vaak gezien als lichaamsvijandig, in ecologisch perspectief is het echter een levenswijze die het mogelijk maakt om vrij te zijn van de machten die de wereld misbruiken, vrij van consumentisme bijvoorbeeld.

Ascese leidt tot vrijheid om de wereld lief te hebben

De Grieks-Orthodoxe theologe Elisabeth Theokritoff pleit ervoor de cultuur van overheersing waarin we leven om te buigen naar een cultuur van verantwoordelijkheid. ‘Leven in Gods schepping’ noemde ze haar boek over ecotheologie (Living in God’s Creation. Orthodox Perspectives on Ecology). In de schepping geeft God ons niet een grondgebied om te beheren, maar geeft God zichzelf. Theokritoff gebruikt niet het beeld van de wereld als Gods lichaam, maar God en de wereld zijn wel onscheidbaar verbonden: ‘God het Woord is deel van de wereld geworden die door hem geschapen is; en dit is de cruciale gebeurtenis die het de schepping mogelijk maakt om niet alleen een middel tot fysiek leven te zijn, maak ook de gave van zijn eigen leven aan ons.’ God is aanwezig in de schepping, in de menselijke natuur en in de eucharistie; op een verschillend niveau herhaalt zich hetzelfde patroon van God die zichzelf geeft. Niets bestaat buiten God en God is tegelijk onderscheiden van al het geschapene omdat God het zijn zelf is. Deze gedachte uit de vroege kerk heeft niet alleen in het Oosten doorgewerkt. Ze is ook terug te vinden bij Thomas van Aquino, de westerse theoloog uit de dertiende eeuw, die tot op vandaag veel katholieke theologen beïnvloedt.

Oefening van lichaam en ziel

Wie niet gelooft dat de markt en de techniek de ecologische crisis zullen oplossen, moet wel tot de conclusie komen dat soberheid en consuminderen bij een ecologische levensstijl horen. Theokritoff laat zien dat in de vroege kerk en in de oosters-orthodoxe traditie ascese een positieve vorm van zelfbeperking is. Als tegenwicht tegen consumentisme heeft deze traditie niet alleen een individuele maar ook een maatschappelijke component. Ascese, het beteugelen van de begeerten door onder meer vasten en bidden, leidt tot vrijheid om de wereld lief te hebben zonder bezitsdrang. Het relativeert bezit doordat de wereld gezien wordt als bezit van God en gave aan iedereen. De dingen worden dus alleen op de juiste manier gebruikt als dat gebruik bijdraagt aan ieders welzijn.

Het is een oefening van lichaam en ziel die verschilt van de in de hedendaagse cultuur gangbare oefeningen van lichaam en ziel als sport, diëten, zenmeditatie en yoga. Die gaan ook gepaard met vormen van ‘afzien’, maar zijn meestal gericht op lichaamskracht, een slank lichaam en het eigen geestelijk welzijn. Het zijn vormen van ‘aandacht voor jezelf’ en jezelf verwennen. De kern van ascese daarentegen is gerichtheid op God. Dat geeft meer vrijheid dan hedonisme en maakt het mogelijk de dingen op zichzelf te waarderen, als onderdelen van Gods schepping. Ascese is gefundeerd in Gods zelfgave. Om zelfbeperking in dat grotere perspectief te kunnen zien is de liturgie onmisbaar. De oude woorden en het vieren zijn het zingevend en feestelijk kader waarvan gebed de basis is.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken