Menu

Basis

Profetische waakzaamheid en oecumene

W.a. Visser’t Hooft en de wereldraad van kerken

Profeten voorspellen niets. Bijbelse profeten de naam waardig, duiden de werkelijkheid. Zij zijn waakzaam en ‘lezen’ de tijden. Profeten interpreteren, waarschuwen tegen onrecht, spreken heilsverwachtingen uit, maar zeggen zo nodig ook het oordeel aan. Zo geven zij betekenis aan de context waarin mensen leven. Bij de woorden van profeten blijft de toekomst open. Immers, alleen met een open ‘contingent’ gedachte toekomst is het voor mensen mogelijk op een zinvolle wijze verantwoordelijkheid te dragen.

In dit verband over God spreken, betekent in de Bijbel een oproep tot waakzaamheid. Treedt iemand naar voren als profeet, dan zal het gaan om de toekomstige vervulling van beloften die in verband gebracht kunnen worden met Gods beloften van vrede en recht (vgl. Deut.18, 9-22 en Luc. 12, 54-56). Maar hoe kon die profetische waakzaamheid een stem krijgen in de moderne wereld? Op die vraag heeft W.A. Visser ’t Hooft (19001985) antwoord willen geven in zijn toewijding aan de zoektocht naar de eenheid van de kerk. De Nederlandse theoloog bekleedde achtereenvolgens de functies van Europees secretaris voor het jongenswerk van de Young Men’s Christian Association (19241930), secretaris van de World Student Christian Federation (1930-1938) en secretaris-generaal van de Wereldraad van Kerken (in status van oprichting 1938-1948 en na de oprichting 19481966). Hij wilde de kerken middels een oecumene een verstaanbare profetische stem geven, het was een leerproces met vallen en opstaan en wisselend succes.

Een waakzame Wereldraad stond aan de goede kant van de geschiedenis

Eenheid rondom Christus

De dominicaan René Beaupère noemde Visser ’t Hooft een leraar en iemand die de waakzaamheid altijd voorop had staan: ‘een theologische schildwacht’ (un veilleur théologique, une sentinelle). Theologie en de dialoog tussen christenen op zichzelf waren daarbij nooit het doel. Ook diende de nagestreefde eenheid van de wereldkerk niet te worden verstaan in termen van een superkerk, een institutioneel geheel onder leiding van één paus, patriarchaat, concilie of synode. Het ging Visser ’t Hooft naar eigen zeggen om inhoudelijke eenheid rondom Christus. De institutionele vorm in allerlei verschillende kerken achtte hij daarbij historisch verklaarbaar en valide, maar ook bijzaak. Om betekenis te kunnen hebben voor de samenleving hadden de kerken een tegenwicht nodig in de vorm van een raad. Daar kon in gezamenlijk overleg een vertaalslag worden gemaakt naar actuele interpretaties van wat er in de wereld gaande was. Die duidingen dienden primair geestelijk van karakter te zijn, maar daar mocht het niet bij blijven. Ze moesten ook politiek en sociaal betekenis krijgen. Niet de morele verontwaardiging of een defensief kerkelijk denken stond daarbij centraal. Goed geïnformeerd en doordacht dienden de kerken van zich te laten horen wanneer het in de wereld spannend werd. Visser ’t Hooft was zich ervan bewust dat dit veel gevraagd was van zwakke, voorzichtige en vaak verdeelde kerken, die er midden twintigste eeuw aan gewend waren zich vooral op het individueel zielenheil van de eigen leden te richten. Maar het was de hoogste tijd. Sinds de industriële revolutie waren de massa’s door de zingevers in de steek gelaten en een gemakkelijke prooi voor totalitaire bewegingen. De kerken moesten erbij geholpen worden zich op een vernieuwde wijze naar de wereld toe te keren. Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog zag Visser ‘t

Hooft de kerken als ziek en de oecumene als een ziekenhuis. Hij wilde niet alleen spreken namens de kerken, het ging ook om spreken tot de kerken. Het bijzondere was dat dit in die tijd lukte. Het bouwen aan het nodige draagvlak in de kerken gebeurde tijdens de assemblees, maar ook in bijeenkomsten van het centraal comité en tal van conferenties.

Oorlog, waakzaamheid en profetisch spreken

Visser ’t Hooft wilde bijdragen aan een vernieuwde volkskerk die zelfbewust inhoud zou geven aan het Wächteramt, een term van de Zwitserse, calvinistische theoloog Karl Barth (1886-1968). De kerk diende als een profetische waakhond trouw te zijn aan het Woord van God en pal te staan voor gerechtigheid. Lange tijd was Visser ’t Hooft in de jaren dertig en veertig onzeker over de te varen koers. Het duiden van de opkomst van het nazisme en van de oorlog riep veel vragen op, zeker toen Russen en Duitsers plotseling bondgenoten bleken te zijn. Juist die verwarring deed bij velen een nieuw urgentiebesef, een nieuwe waakzaamheid ontstaan. Tot zijn vreugde hoorde Visser ‘t Hooft de kerken in bezet Nederland via kanselboodschappen indringend protesteren tegen zaken als het weren van Joden uit het openbare leven en het dwingen van mannen tot Arbeitseinsatz. In een brochure Die Verkündigung der kirche in den besetzten Niederlanden uit 1942 publiceerde hij een aantal uitingen: de kerk sprak! Deze ervaring en die van het belijden in de Duitse kerkstrijd waren bepalend voor het format dat de Wereldraad na de oorlog zou krijgen. Het was naar de visie van Visser ’t Hooft een profetische opdracht om oordeel en genade op actuele wijze te prediken. Gebed, getuigenis, profetie, barmhartigheid en tucht waren, over nationale grenzen heen, juist in oorlogstijd wezenlijk. Als een van de belangrijke onderwerpen voor de prediking beschouwde hij in deze tijd het thema van de ‘toelating Gods’, dat wil zeggen de vraag waarom een almachtig God kwaad en lijden toeliet. Er viel een les te leren. De geestelijke strijd achter de oorlog speelde zich af in het hart van ieder mens. Een belangrijke bijbeltekst die tot bezinning stemde vond Visser ’t Hooft in Matt. 10,16: ‘Zie, ik zend u als schapen in het midden der wolven: zijt dan voorzichtig gelijk de slangen, en oprecht gelijk de duiven.’ Een kerk die hier de balans wist te bewaren, zou bij de bevrijding niet rancuneus zijn maar van schuld belijden, vergeving en verzoening weten. In oktober 1945 speelde Visser ’t Hooft een belangrijke rol tijdens de eerste verzoeningsbesprekingen tussen mensen van de Wereldraad en leiders van de Duitse kerken te Stuttgart.

Christelijk realisme

Karl Barth had felle kritiek op de afwachtende houding van de kerken bijde opkomst van Hitler en de nazipartij. Schamper sprak hij in 1938 over oecumenische oploslimonade, terwijl er naar het oordeel van de hoogleraar oecumenisch klare wijn geschonken had moeten worden, in stevige uitspraken waarin het kwaad aan de kaak werd gesteld. Het vriendelijk en beleefd oecumenisch confereren werd door Barth smalend als christelijke circussen weggezet, getypeerd door een nergens toe leidende Konferenzstil. Visser ’t Hooft voelde zich uitgedaagd. Samen met John Oldham bedacht hij in 1948 het concept responsible society, dat een belangrijke rol speelde tijdens de oprichtingsconferentie van de Wereldraad te Amsterdam. Visser ’t Hooft sprak graag en vaak van ‘christelijk realisme’, door hem geplaatst zowel tegenover internationalistisch idealisme, als totalitarisme (fascisme en communisme). Maar vanwege de actualiteit was lastgeving en ruggenspraak, zeker in oorlogstijd en bij zich snel ontwikkelende crises, lang niet altijd mogelijk en regelmatig moest er geïmproviseerd worden. Dat ging niet altijd goed. Soms was Visser ’t Hooft te voorzichtig. Soms holde hij voor de troepen uit.

Gebed en vrijmoedig spreken

Als scholier bracht de jonge Visser ’t Hooft zijn zomervakanties grotendeels door in zomerkampen van de Nederlandse Christen Studenten Vereniging. Studenten met een piëtistische beleving bespraken voor de deelnemers de Bijbel als het Woord van God met een boodschap persoonlijk voor de lezer bedoeld. Een relatie met Jezus Christus werd verbonden met een appèl tot engagement. Persoonlijk gebed werd belangrijk gevonden. In zijn werk als jeugden studentenleider voor de YMCA en de WSCF legde Visser ’t Hooft de nadruk op gebed, bijbellezen én het belang van bewust christelijk geëngageerde professionaliteit, aan de universiteit en als burger in de samenleving. De Volkenbond, gefundeerd in1919 op het zelfbeschikkingsrecht van volken, zag hij begin jaren dertig kapot gaan aan kortetermijn-denken in termen van eigenbelang en fantasieloos raison d’état redeneren van nationalistische politici. De ontwapeningsbesprekingen die in de jaren 1932-1934 te Genève werden georganiseerd, waren tot mislukken gedoemd. De internationale samenwerking miste een ziel en Visser ’t Hooft zag de uitdaging tot bezieling expliciet als de moderne invulling van een profetische taak.

De verwarring deed bij velen een nieuwe waakzaamheid ontstaan

Profeten in het Oude Testament spreken vrijmoedig woorden namens God, maar vertegenwoordigen juist niet de geïnstitutionaliseerde religie van tempel en priesters. Zij staan daar vaak tegenover. Daar liet Visser ’t Hooft zich niet door ontmoedigen. Hij geloofde in de kracht van een vrijmoedige profetische stem, die door eendrachtige kerken werd mogelijk gemaakt. Toen de Rechten van de Mens aan de in 1945 heropgerichte Verenigde Naties werden verbonden, werd dit als een hoopvolle ontwikkeling ervaren. Maar waakzaamheid bleef ook hier geboden. Waren ook de mensenrechten niet te idealistisch en product van de hoogmoedige geest van de Verlichting? Het liefst beperkten de deskundigen van de buitenlandcommissie van de Wereldraad zich aanvankelijk tot godsdienstvrijheid en de vrijheid om het evangelie openlijk te verkondigen. Gaandeweg kwam er meer vertrouwen en groeide de overtuiging dat oecumene en mensenrechten bondgenoten waren.

Voorzichtig diplomaat

In de praktijk opereerde Visser ’t Hooft meestal voorzichtig. Hij bekritiseerde totalitaire regimes niet graag in het openbaar en geloofde dat er meer te bereiken viel met stille diplomatie. Het meest opvallende voorbeeld in dit verband was zijn benadering als secretaris-generaal van het probleem van godsdienstvrijheid in de Sovjet-Unie. Omwille van goede contacten met de leiding van de Russisch-orthodoxe kerk werd onder zijn leiding afgezien van openlijke protesten tegen het beleid van de Sovjetleiders. Ondertussen had Visser ’t Hooft een onaantastbaar vertrouwen in de mystieke kern van het orthodoxe geloof, dat hij beschouwde als een onmisbaar en heilzaam aspect van de wereldkerk. Zijn verwachtingen hiervan gingen zover dat, terwijl de Russische Kerk in 1961 lid werd van de Wereldraad, de leider van de communistische partij Nikita Chroesjtsjov een nieuwe fase van geloofsvervolging kon inzetten zonder dat er vanuit de internationale oecumenische organen in het openbaar bezwaar tegen werd gemaakt. Iedereen wist dat de kerkelijke vertegenwoordigers van de Wereldraad door de Russische veiligheidsdiensten werden gecontroleerd en gebruikt als informanten. De kritiek die Visser ‘t Hooft in de wandelgangen aan officials wel uitte, konden de Sovjetautoriteiten zonder problemen naast zich neer leggen. Het profetisch zelfbewustzijn binnen de Russische Kerk waarvan Visser ‘t Hoof verwachtte dat het op den duur van binnenuit een hervorming van Rusland zou bewerkstelligen, heeft in die zin nooit doorgezet. Visser ’t Hooft is daarover teleurgesteld geweest, maar heeft nooit spijt gehad van het door de Wereldraad gevolgde beleid.

Onafhankelijke positie

Bovenal hechtte Visser ‘t Hooft aan een onafhankelijke positie van de Wereldraad. Niet in het kamp van het Westen, maar ook niet in dat vanhet Oosten, zou men in staat zijn een profetisch geluid te laten horen. In tal van crises werd deze lijn verder ontwikkeld. Ook tussen Israël en de Palestijnen verwachtte Visser ’t Hooft veel van een christelijke middenpositie. In Zuid-Afrika was zijn strategie niet lijnrecht tegen apartheid ingaan, maar kerken aanspreken op de liefde van Christus en ruimte opeisen voor het dragen van verantwoordelijkheid van iedere (mannelijke) burger voor het bestuur van het land. In 1960 werd tijdens een belangrijke bijeenkomst van acht Zuid-Afrikaanse kerken en afgevaardigden van de Wereldraad te Cottesloe bij Johannesburg een overeenstemming bereikt, die echter bij de conservatieve achterban van een aantal deelnemende kerken in slechte aarde viel.

Visser ’t Hooft dacht streng christocentrisch en was waakzaam tegen iedere vorm van syncretisme, in zijn ogen het onverantwoord vermengen van elementen uit verschillende godsdiensten. Het was in zijn tijd nog niet zover met de secularisatie in Europa en Noord-Amerika dat kerken zich a priori gemarginaliseerd voelden. Visser ‘t Hooft had de tijdgeest mee en ontwikkelde zich tot een alert kerkelijk diplomaat met een groot netwerk. De oecumenische beweging had een goede naam. In de ogen van velen stond een waakzame Wereldraad aan de goede kant van de geschiedenis, waar het ging om grote maatschappelijke vraagstukken zoals racisme, dekolonisatie, vluchtelingenproblematiek en Koude Oorlog. Visser ’t Hooft bedacht in zijn levensavond dat een dergelijk samenvallen van factoren heel bijzonder was geweest en hij was dankbaar voor de rol die hij had kunnen spelen.

Van de auteur zijn de volgende boeken leverbaar via uitgeverij Skandalon:

European Unity in Ecumenical Thinking,

Zoetermeer, 1995.

Visser ’t Hooft (1900-1985) – een leven voor de oecumene, Middelburg, 2018.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken