Menu

Basis

Geloven tegen eenzaamheid

Je hoort het soms beweren: ‘Als je in God gelooft, ben je nooit echt eenzaam’. Dat is maar de vraag. Heel wat gelovige mensen, van vroeger en van nu, hebben geleden onder de wanhoop van hun eenzaam bestaan.

Jan Groot is theoloog en pastor.

Geloven is geen pilletje tegen de eenzaamheid. Was het maar waar. Dat zou makkelijk zijn. ‘Je moet maar wat meer bidden en in de Bijbel lezen; dan is God bij je, en dan gaat dat nare gevoel vanzelf over.’ Datzelfde zou dan moeten gelden voor iemand die een groot verlies leed of onder flinke ziekte en andere grote zorgen gebukt gaat.

Er zijn kerken waar het zo, één op éen, wordt gepreekt. Dat lijkt een snelle berusting te willen brengen, maar velen van ons kunnen het geloof zo niet meer beleven. Maar maakt wél of niet geloven dan geen enkel verschil bij eenzaamheid? Of bij andere dingen van het leven die ons zwaar vallen?

MEER DRAAGKRACHT

Ik kan sterk onder de indruk zijn van het geloofsvertrouwen dat ik tegenkom. Vele jaren was ik geestelijk verzorger in een psychiatrisch ziekenhuis. Ik heb daar tal van mensen ontmoet die door hun handicap op een eiland leefden, met heel weinig mensen om zich heen. Ik moet denken aan mensen met ernstige schizofrenie. De dichter M. Vasalis schreef een aangrijpend gedicht over het vreselijke isolement van een psychose. Het heet ‘De vierde wereld’ en tekent een verbijsterende eenzaamheid:

‘Zelfs door vernederingen nog te veel geëerd, te zeer aanwezig

en ‘s avonds in het park in de verwarde mist

met tenen in de schoenen opgetrokken,

voeten naar elkaar gekeerd

te wachten -er verandert niets, geen hulp kan komen –

buiten ‘t bereik van de zo moederlijke bomen

te wachten tot de vreselijke vogel binnenin de schaal verbreekt

en uitkomt.’

Maar juist bij heel wat vrouwen en mannen met grote, chronisch psychische aandoeningen, heb ik een authentiek geloof gezien; het gaf hen de kracht om, mét en ondanks hun beperking, wat van hun leven te maken. Dan is het geloof geen vlucht in ontkenning of een dooddoener (‘Als je meer zou geloven, zou je je lot beter kunnen dragen’). Het hielp hen om op den duur een vorm van vrede te vinden.

Een aantal keren ben ik met een groep psychiatrische cliënten op bedevaart naar Lourdes geweest. Ik bewaar daar dierbare herinneringen aan. Niemand ging erheen om als door een wonder van zijn of haar ziekte af te komen. Ik heb prachtige mensen gezien die in Lourdes in alle eenvoud troost en nieuwe moed verzamelden voor het vervolg van hun levensreis. Ik heb er ook gevoeld hoe de ontmoeting met zieke mensen uit alle windstreken hun een sterk gevoel van bondgenootschap en solidariteit gaf. Samen bidden en vieren op zo’n plek is een bron van geestkracht.

MEER SAMEN?

Sinds de vroegste tijden zijn christenen met twee of drie of met velen in de naam van Jezus bij elkaar gekomen. Geloven is ten diepste een vorm van ‘samen’. Het brengt mensen op de been om met elkaar hun geloof te delen en te vieren.

Gelovigen vormen vaak een netwerk waarvan de leden naar elkaar omzien, vooral ook als iemand het moeilijk heeft. Gebeurt dat echt? In ons land staat de plaatselijke kerk vaak onder druk. Vergrijzing en verminderend meeleven maken het netwerk kwetsbaar. En daarbij: niets menselijks is een gemeente of parochie vreemd. Vaak zijn er kliekjes en clubjes, en is het voor nieuwkomers moeilijk om toegang te krijgen.

Toch zien we her en der prachtige voorbeelden van kerkelijke gemeenschappen die hun deuren wijd open hebben en hun drempels laag. Het zijn plekken waar kwetsbare mensen op adem kunnen komen en kracht vinden om hun leven te léven, zoveel als maar kan.

Geloven kan onze draagkracht versterken en meer verbinding brengen.

C0LUMN HAAS!

Uithouden

We zitten in de kamer bij elkaar rond een bed. Meneer zal over niet al te lange tijd sterven en heeft mij gevraagd om op zijn uitvaart zijn levensverhaal te vertellen. We hebben met zijn tweeën al uitvoerig gesproken; vandaag vertellen echtgenote, dochter en zoon hoe zij tegen man en vader aankijken. Er wordt veel gegrinnikt, gekke herinneringen opgehaald. Door dochter en zoon dan, mevrouw is voornamelijk stil. Dan laat dochter horen welk gedicht zij straks zal voorlezen. Gevoelige woorden over afscheid nemen en loslaten. Nu schiet mevrouw vol. Ze zit in haar stoel te snikken. Verstijving alom. Niemand slaat een arm om haar heen, meneer steekt zijn hand niet naar haar uit vanuit zijn bed. Ik sta op, loop naar haar toe en leg mijn hand op haar schouder. ‘En daar is het verdriet.’

Thuis denk ik eraan terug. Ik voel mee met mevrouw. Haar plek in dit gezin, waar pijn wordt weggelachen, emoties verbeten. Niemand die reageert als jij in tranen uitbarst. Zo te zien een oud patroon. Wat zal zij eenzaam zijn!

Maar was wat ik deed eigenlijk wel zo helpend? Ik kon haar eenzaamheid niet verdragen en probeerde die op te heffen door dwars door iedereen heen naar haar toe te gaan en me als trooster op te werpen. Man, dochter en zoon te laten zien hoe het moet: iemand nabij zijn. Waren mijn woorden alléén niet voldoende geweest? Wat helpt het als een vreemde laat blijken dat zij vindt dat je meest nabijen tekortschieten?

Ik kan het niet aanzien als iemand in de steek gelaten wordt. Als iemand zijn verdriet alleen moet dragen. Maar misschien is het uithouden van mijn eigen ongemak en het samen onder ogen zien van de eenzaamheid wel het meest heilzame dat ik kan doen.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken