Gelovigen zijn niet bevoegd
In de kerkbouw op hun plaats gezet
Eeuwenlang heeft de kerk het zonder kerk gedaan. Reeds in Handelingen is te lezen, dat de vroege gemeente gewend was samen te komen in de synagoge. En daar ook reeds blijkt dat niet lang goed te gaan: Paulus verlegt zijn prediking naar een huis naast de synagoge (Hand. 18:7). Zo ging het drie eeuwen lang. Als de gemeente een eigen onderdak had, was dat in een door een rijkaard ter beschikking gesteld huis. De eetzaal was daar geschikt als vergaderruimte, een andere ruimte werd ingericht voor de doop en daarnaast was er meestal wel een catechisatielokaal. Huiskerken, daarmee kon de gemeente zich uitstekend redden. Niets wijst erop, dat er in die begintijd heilige ruimten waren. Er was uitdrukkelijk geen altaar. Als de gezamenlijke maaltijd geliturgiseerd wordt tot een eucharistie, gebruikt men daarvoor een tafel die in het midden gezet wordt. Ook daar is niets heiligs aan. Heilig is hoogstens de handeling, of de gemeente, de gemeenschap der heiligen.