< Terug

Gemeenteopbouw door de jaren heen. Heeft het ons geholpen?

Op een zeker moment werd in de titelbalk van Ouderlingenblad ook het woord gemeenteopbouw opgenomen. Hoe is dat zo gekomen? En, belangrijker wellicht: wat heeft dat opgeleverd? Een schets van de ontwikkeling van onze gemeenten.

Het eerste nummer van Het Ouderlingenblad – mei 1922 – geeft een prachtig inkijkje in het werk van de ouderling. Ze hebben heel wat op hun bordje liggen! Uiteraard is er het opzicht over de gemeente en het regelmatige huisbezoek. Daarbij zijn kennis van de Schrift, het kerkrecht en kwalijke dwalingen en sektes van belang. Ook het jeugdwerk en allerlei sociale kwesties moeten hen niet ontgaan. De zorgplicht richting de dominee ontbreekt ook niet. Al met al bepaald niet niks!

Nadenken over de opbouw van de gemeente

De ouderling zal dus moeten worden ondersteund en daarvoor wordt Het Ouderlingenblad in het leven geroepen. Het wil ondersteuning en toerusting bieden binnen de Gereformeerde Kerken in Nederland. Dat is in het begin van de 20ste eeuw een vrij uniform kerkverband.

In de jaren ’70 begint de krimp, en groeit de aandacht voor gemeenteopbouw

Uiteraard zijn er accentverschillen en is er discussie, maar alle lokale kerken lijken wel echt op elkaar. Als je bijvoorbeeld voor het eerst in een jou onbekende andere Gereformeerde Kerk komt, dan is de orde van dienst herkenbaar en vertrouwd. Van krimp is geen sprake. Met name door een geboorteoverschot groeit de kerk elk jaar. Die groei zet zich door tot in de jaren ’70, maar dan begint de krimp. En met die krimp groeit ook de aandacht voor zoiets als gemeenteopbouw.

Het functioneren van de kerk verliest veel van haar vanzelfsprekendheid. Daarmee komt er meer aandacht voor zaken die van invloed zijn op de vitaliteit van de gemeente. ‘Gewone’ wetenschappen komen meer in beeld: sociologie, pedagogiek, organisatiekunde, psychologie. Binnen het huis van de theologie wordt de praktische theologie belangrijker. Hoe kunnen we concreet werken aan de opbouw van de gemeente in al haar delen? Welke factoren zijn daarbij bijvoorbeeld van belang? Er zijn prachtige vergezichten over de kerk, maar de praktijk is weerbarstig.

‘Gemeenteopbouw’ in Ouderlingenblad

In 1996 komt – naast ‘pastoraat’ – het woord ‘gemeenteopbouw’ in de naam van het blad. Daarmee wil de redactie uitdrukken dat ze niet alleen op het pastorale vlak mee wil zoeken naar vruchtbare manieren van denken en werken, maar ook op het vlak van het bredere functioneren van de gemeente. In die tijd heeft VU-docent Jan Hendriks (1933-2017) binnen de kerk al furore gemaakt met zijn boek Een vitale en aantrekkelijke kerk. Model en methode van gemeenteopbouw (1990).

Hij ziet iets van een ongezonde tweedeling in het denken over de kerk. Aan de ene kant droombeelden en idealen rond gemeente-zijn, aan de andere kant (al te) nuchtere studies vanuit met name de sociologie die een heel ander verhaal vertellen. Maar beide kanten bieden vaak te weinig handvatten om echt aan vernieuwing te kunnen gaan werken. Daar ligt voor Hendriks de grote uitdaging: kunnen we voorwaarden op het spoor komen waaronder de gemeente zo goed en zo vruchtbaar mogelijk kan functioneren?

Hij komt tot vijf factoren die van belang zijn: identiteit, leiding, klimaat, doelen & taken en structuur. Zijn boek heeft diepe sporen getrokken in de kerk en niet alleen in zijn eigen kerkgenootschap, de Gereformeerde Kerken in Nederland. Na zijn pensionering in 1998 schrijft hij zijn trilogie over de gastvrije gemeente. ‘Gemeente als herberg’ – de titel van het eerste deel – wordt voor veel gemeenten een motto waarmee ze aan de slag gaan. Hoe kunnen we meer naar buiten treden? Hoe kunnen we een gastvrije gemeente worden?

Een veelheid aan bijdragen

Uiteraard is Hendriks niet de enige die nadenkt over gemeenteopbouw. Er zijn veel meer namen te noemen. Bijvoorbeeld die van Gerben Heitink en Kor Schippers, beiden ook lang verbonden geweest aan Ouderlingenblad. In het interview met Gerben Heitink in dit nummer noemt hij de naam van Joke Ploeger-Grotegoed, het eerste hervormde redactielid. Samen met haar man Albert Ploeger schreef ze in 2001 een dik boek, De gemeente en haar verlangen. Zij werken en denken vanuit de Hervormde volkskerktraditie waarin vanouds ‘de rand’ veel groter is dan in de Gereformeerde ‘keuze-kerk’ traditie. Dat geeft ook andere accenten in het nadenken over gemeenteopbouw.

We moeten hier ook de naam van Henk de Roest noemen, mede redactielid en auteur van onder meer En de wind steekt op! (2005) en Een huis voor de ziel (2011). Het eerste boek is vooral missionair, naar ‘buiten’ gericht, het tweede benadrukt ook de reis naar ‘binnen’, naar ‘de eerste liefde’ (1 Johannes 4:19). Dat is geen navelstaarderij, maar gericht op het onderhouden van de liefdesrelatie met God. Die is ook nodig om op een gezonde manier naar ‘buiten’ te kunnen treden. Heel gemakkelijk kan een gemeente inhoudelijk en spiritueel ‘leeglopen’.

Kunnen we voorwaarden op het spoor komen om als gemeente zo goed en v ruchtbaar mogelijk te functioneren?

In de loop der jaren ontstaat binnen de Gereformeerde Kerken en binnen de latere SoW-kerken ook ruimte voor evangelische modellen van gemeenteopbouw. Bill Hybels met zijn Willowcreek-model wordt populair, net als Rick Warren met zijn boek Doelgerichte gemeente (2003). Daar waar vroeger vooral toerustingsmateriaal uit de eigen traditie werd gebruikt, zien we in de laatste decennia een enorme verbreding. Denk maar aan de Alpha-cursus die in veel PKN-gemeenten wordt aangeboden. Heel recent verscheen Samen jong, een boek met zes kernwaarden om te komen tot een kerk voor alle generaties. Ook hier zien we samenwerking over kerkgrenzen heen.

Heeft het ons geholpen?

Het bovenstaande overzicht is uiteraard absoluut niet volledig. Er zijn veel meer namen, boeken, modellen en methoden te noemen. We kunnen op het gebied van gemeenteopbouw en -ontwikkeling nog altijd te kust en te keur zoeken en vinden. Maar heeft het ons ook geholpen? ‘Geen biet!’, zei de socioloog Jan Jonkers al weer heel wat jaren geleden, toen hij tijdens een conferentie terugkeek op een paar decennia gemeenteopbouw.

Als we alles afmeten aan het ledental, dan heeft hij natuurlijk gelijk. Alle aandacht voor gemeenteopbouw heeft de doorgaande krimp van de kerk niet kunnen stoppen. Maar vormen ledenaantallen het hele verhaal? Ik meen van niet. Gemeenteopbouw heeft belangrijke impulsen gegeven, met name rond basale spelregels voor hoe je het spel van gemeente-zijn speelt. Ook via Ouderlingenblad hebben velen geleerd van de inzichten die zijn doorgegeven rond het eigene van de gemeente en haar vernieuwing. In de contacten met predikanten en kerkelijk werkers merk ik vaak hoezeer ze geholpen zijn met bijvoorbeeld organisatiekundige inzichten rond het werken aan vernieuwing in de gemeente. Dat levert natuurlijk niet direct nieuwe leden op, maar vaak wel goede manieren van doen en een vitalere gemeente.

Alle aandacht voor gemeenteopbouw heeft de doorgaande krimp niet kunnen stoppen

Boekjes weggooien…

De gereformeerd-vrijgemaakte emeritus hoogleraar Mees te Velde zei in een interview uit 2012 dat het beter was zijn vier boekjes over gemeenteopbouw uit het begin van de jaren ’90 maar weg te gooien. Alleen het deeltje over de bijbelse basisprincipes mocht van hem blijven. ‘Ik heb gemerkt dat we het bij gemeenteopbouw voor we ’t weten allemaal weer zelf doen. Die maakbaarheid ging me tegenstaan. Het als kerk móeten formuleren van een visie/missie; het stellen van haalbare doelen, targets; het overal woorden voor zoeken – dat noem ik verbaliteitsoptimisme…’.

Hij is niet de enige die is teruggekomen op een groot geloof in planning, beleid maken, visievorming etc. We zien in onze tijd een beweging terug naar allerlei inhoudelijke kernvragen. Scherp geformuleerd: waarom zou het erg zijn dat de kerk krimpt en misschien wel gaat verdampen? De krimp maakt heel fundamentele vragen onontkoombaar. Ik stel ze ook vaak op gemeenteavonden en bij andere kerkelijke bijeenkomsten. Dat wordt lang niet altijd met gejuich ontvangen, maar we kunnen niet om deze vragen heen. Daarom ga ik er aan het slot van dit artikel nog iets meer op in.

Meer dan ooit zijn we kwetsbaar en redden we het niet op eigen kracht

Op de markt…

Allerlei ondernemingen en organisaties zoeken tegenwoordig naar hun zogenaamde exclusieve verkoopargument. Wat hebben zij als enige te bieden? In een wereld vol concurrentie is dat een belangrijke vraag. We moeten in de kerk erg oppassen voor managementtaal en -denken, maar de vraag naar het unieke van de kerk doet er toch echt wel toe. We zien op de markt van zingeving, levensbeschouwing en geluk een enorm aanbod. Heeft de kerk op die drukke markt iets heel eigens dat je verder nergens vindt? Of kun je wat je in de kerk vindt eigenlijk overal wel vinden? Een gesprek daarover zou best eens kunnen helpen om weer wat meer zicht te krijgen op het waarom van ons zoeken naar vitaliteit en toekomst. Door elkaar die vraag te stellen maken we even een pas op de plaats. Dat voorkomt dat we eindeloos en ‘bodemloos’ druk zijn met de gemeente.

Jezus Christus bouwt zijn gemeente

Als we elkaar die vraag stellen, dan komen we vroeg of laat uit bij Jezus. Hij is immers ‘het handelsmerk’ van de kerk. Zijn Geest heeft de kerk in het leven geroepen en Hijzelf bouwt door zijn Geest zijn gemeente.

Ik vermoed dat we het in de kerk daar wel behoorlijk over eens zijn, maar hoe ziet dat er dan concreet uit? Hoe voorkom je dat de belijdenis dat Jezus Christus zijn gemeente bouwt de praktijk van de gemeente niet echt kleurt? Dat kan zo maar gebeuren. Na het vrome woord vooraf gaan we dan over tot de orde van de dag. Als we het anno 2022 hebben over gemeenteopbouw, dan moeten we grondig nadenken over hoe Jezus zijn gemeente bouwt. Want uiteindelijk doen wij dat niet, Hij doet dat. Maar hoe dan? Dat vraagt om een centrale plek van het gebed in de gemeente en om open oren voor wat de Geest tot de gemeente zegt (zie de zeven brieven aan de gemeente in Openbaring 1-3).

Het zal in onze tijd aankomen op een verwachtingvolle openheid naar God toe. Natuurlijk is de gemeente gediend met allerlei inzichten rond leiderschap, organisatieontwikkeling en dergelijke, maar ten diepste moeten we het daar niet van hebben. Misschien meer dan ooit zijn we in de gemeente kwetsbaar en redden we het niet op eigen kracht. Dus zullen we moeten zoeken naar de kracht van Godswege. In de kerk geloven we dat deze er volop is. Het komt er nu op aan om die kracht niet in de weg te staan, maar maximaal de ruimte te bieden.

< Terug