Menu

Basis

Gered uit de macht van de dood

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Bij Jesaja 6:1-8, 1 Korintiërs 15:1-11 en Lucas 5:1-11

‘In het sterfjaar van koning Uzzia’: een aankondiging die meer is dan een tijdsbepaling. Het ancien régime moet verdwijnen. Er is een andere wereldorde op komst! Hoor maar: ‘toen zag ik [Jesaja,] de Heer zitten op een hoge en verheven troon en zijn zomen vulden de tempel. Serafs stonden boven Hem (…) en riepen elkaar toe: Heilig, heilig, heilig is de Heer der heerscharen, de hele aarde is vol van zijn heerlijkheid’ (Jesaja 6:1-3).

Wie was die Uzzia die eerst sterven moet? Een slechte koning, zoals zovele koningen in Israël. Vooral omdat hij zich plotseling met de eredienst in de tempel bemoeid had en zelf was gaan offeren op het hoofdaltaar. Hij dacht dat hij uit hoofde van zijn hoge functie wel in staat was Gods goedkeuring te vragen over zijn plannen. Maar het verhaal van Uzzia (2 Kronieken 26:1-23) leert ons dat er een scheiding zal zijn tussen God en de machthebbers. Nooit zal de potentaat Gods naam misbruiken: Uzzia wordt met melaatsheid gestraft en moet sterven. Terwijl deze aardse machthebber aan zijn eind komt, openbaart zich de hemelse machthebber en wordt Jesaja in de tempel geroepen (Jesaja 6:8).

Een rest keert weer

Jesaja is minder zelfverzekerd dan Uzzia en zich bewust van zijn zondigheid (6:5). Dat is geen kruiperigheid, maar openheid voor Gods koningschap. Hij ziet rook en vuur, engelen vliegen af en aan, alles schudt: Gods regime wordt uitgeroepen. Koning Uzzia sterft, leve de echte koning: Israëls Heilige. Jesaja is eerst alleen toeschouwer hiervan. Later trekt hij de consequenties eruit en gaat op weg. Hij zal het met zijn boodschap over het koningschap van God moeilijk krijgen in Jeruzalem. De toehoorders vertrouwen eerst nog meer op macht dan op geloof. Jesaja krijgt twee zoontjes en geeft hun vreemde namen. De ene heet maheer sjalal chasj baz (= haastig buit, spoedig roof – 8:1-4). Hierin klinkt een waarschuwing door aan de rijken van Jeruzalem. En de andere heet sje’ar jasjoebh (= een rest zal terugkeren – 7:3), en met die belofte eindigt Jesaja 6. Er is hoop, want er blijft een rest behouden, een kleine kern van mensen die op de God van Israël zal blijven bouwen.

Ruim zevenhonderd jaar later zal in de tempel van Jeruzalem een kind worden binnengedragen, dat nog heel in de verte van David afstamt. Zijn ouders hoorden tot de rest van Israël die volhardde in trouw aan de Tora. Hun kind zal later als koning van een nieuwe toekomst worden beschouwd, ‘tot een val en opstanding van velen’ (Lucas 2:34). Koning Uzzia is dan definitief gestorven.

Gevangen in een net van liefde

Lucas vermeldt de roeping van de eerste leerlingen opvallend genoeg niet zo direct als de andere evangelisten. De prediking in Nazaret gaat eraan vooraf, dan volgt het uitwerpen van een onreine geest en de genezing van Petrus’ schoonmoeder. Jezus trekt zich daarna terug in de eenzaamheid. Jezus en de Vader zijn één. Daar komen de mensen op af. Ze worden naar Hem toe getrokken en willen Hem voor zichzelf houden, maar Hij gaat verder. Hij moet ook naar andere steden toe.

De roeping van de leerlingen gebeurt min of meer toevallig. Jezus ziet twee schepen liggen. Hij vraagt de vissers even met de schepen van wal te steken en vervolgt zijn onderricht aan het volk. Jezus heeft Simon en Johannes niet nodig, maar wel hun schip dat later het beeld wordt van de kerk. We horen niet dat zij onder de indruk zijn van Jezus’ woorden. Pas als Jezus hun de opdracht geeft om het net uit te gooien, zullen ze verbaasd zijn over zijn machtige woord. Het evangelie spreekt over Petrus’ schuldbelijdenis: ‘Ga weg van mij, Heer, want ik ben een zondig mens’ (Lucas 5:8). Bij Paulus vinden we dezelfde belijdenis: ‘Ik, de minste der apostelen’ (1 Korintiërs 15:9). Het antwoord op al deze schuldbelijdenissen is Gods gloeiende liefde. Mensen zullen in het net van die liefde ‘gevangen’ worden. Niet in de negatieve zin van het woord, maar tot redding. Dat gaat niet gemakkelijk. Het woord ‘zwoegen’ (Gr.: kopiaoo – Lucas 5:5) zal in Paulus’ brieven regelmatig herhaald worden. Het slaat dan op het moeizame apostolische werk.

In leven geroepen

De mens die door de goddelijke aanwezigheid wordt aangeraakt, heeft altijd een dubbele reactie. Eén van aangetrokken en gefascineerd worden en één van schrik, van willen wegvluchten. Dat heeft alles te maken met de ‘vreze des Heren’. Deze vermeldt Lucas ook wanneer hij spreekt over de eerste kerk. Van de drieduizend mensen, de eerste grote vangst van Petrus op Pinksteren, wordt gezegd dat zij zich ernstig toelegden op de leer van de apostelen en dat zij leefden in een houding van ontzag (Handelingen 2:41-43), omdat wat aan hen gebeurd was, eigenlijk te groot voor hen was. Hetzelfde lezen wij als Lucas spreekt over de innerlijke groei van de kerk: ‘Zij werd steeds meer bevestigd in de vreze des Heren’ (Handelingen 9:31).

We begonnen deze zondag met de aankondiging van het sterfjaar van koning Uzzia (Jesaja 6:1), het einde van het ancien régime, de oude maatschappij, en eindigen met Lucas’ getuigenis over de nieuwe heerschappij van de enige echte koning, de God van Israël. Jezus van Nazaret kondigt dat nieuwe koningschap aan en rondom Hem verzamelen zich velen die zich willen laten redden uit het net van de dood. Het zijn de mensen die willen gaan in het voetspoor van Jezus Messias en willen ontsnappen aan het machtsgebied van de dood. Lucas gebruikt voor het ‘vangen’ van mensen niet voor niets het Griekse werkwoord zoogreoo, dat zoveel betekent als: ‘in leven laten’, of beter: ‘in leven roepen’ (Lucas 5:10; vgl. Numeri 31:15; Jozua 2:13).

Deze exegese is opgesteld door Hein Jan van Ogtrop.

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

De Levende belichaamt onze verwondingen

Wie niet in de gelegenheid was om op de avond van de eerste dag van de week, nu acht dagen geleden, in de vesper het evangelie van die avond te horen (Johannes 20:19-23), zal het op de achtste dag, vandaag, nog wel willen betrekken bij de lezing van het evangelie. We weten niet of het hetzelfde moment was als een week eerder, dat Jezus in het midden van zijn leerlingen, inclusief Tomas, verscheen. Wel waren de deuren opnieuw gesloten. Misschien niet meer uit vrees voor de joden, maar omdat het hart van een van hen, Tomas, nog geopend moest worden.

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

‘Opdat ook jullie doen wat Ik jullie heb gedaan’

Volgens de inmiddels overleden opperrabbijn Jonathan Sacks zijn voor een gemeenschap deze drie zaken het belangrijkst: ouders, leraren en gedenken. Ouders en leraren moeten kinderen vertellen over het verleden, om wat toen fout ging in de toekomst te voorkomen en het goede te doen. De onderwerpen in de lezingen van vandaag bevestigen dat belang. Het vertrek uit de slavendienst in Egypte en de voetwassing door Jezus worden nog steeds verteld en herdacht.

Nieuwe boeken