< Terug

Een update op de geschiedenis van de seksualiteit

Dr. Hugo Q. Röling, bij de boekpresentatie van Genot en gebod OBA 14 december 2019.

Het is opmerkelijk om uitgenodigd te worden iets te zeggen over een nieuw boek, 25 jaar na de publicatie van mijn laatste boek over de geschiedenis van de seksualiteit. Het ligt dan voor de hand eens na te gaan wat er in die kwart eeuw veranderd is in het debat.

Om nog wat eerder te beginnen: toen ik me voor deze geschiedenis begon te interesseren (en dat is bijna vijftig jaar geleden toen ik op zoek was naar een afstudeeronderwerp) waren we toch erg in de ban van wat groots de seksuele revolutie genoemd werd.

Ik ben niet bij de promotie van Jos van Ussel geweest in 1967, maar zijn boek Geschiedenis van het sexuele probleem maakte veel indruk. Het was het startschot van de serieuze interesse voor seksualiteit onder historici. Een beetje kort door de bocht kwam het er op neer dat de christelijke en burgerlijke tradities in Europa lustvijandig waren geweest. Er moest iets ingehaald worden. Het waren de hoogtijdagen van de NVSH die toen ruim 200.000 leden had en zelfverzekerd klaar stond om Nederland de weg naar het seksuele geluk te wijzen. Er bestond de illusie dat er een seksuele bevrijding plaats vond, en wij historici hielpen mee met uitleggen waarvan we bevrijd werden. Daar zaten nogal wat zielzorgers met een calvinistische achtergrond bij, zeg ik hier met enige schroom.

Spoedig kwamen er tegengeluiden. Vrouwen protesteerden dat die hele seksuele revolutie maakte dat vrouwen geen nee meer konden zeggen. De NVSH-ideologie had de tendens: “hoe meer seks hoe beter” en klaarkomen moet. De doorgedraaide Freudiaan Wilhelm Reich predikte dat al in de jaren 1930, en in iets gematigder vorm Dr. Th.H. van de Velde in Het volkomen huwelijk (1926) met zijn cultus van het wederzijds gelijktijdig orgasme. Daar hebben (vooral) vrouwen met recht bezwaar tegen gemaakt als een onaangename prestatiedwang. Homoseksuelen zeiden dat al dat “begrip voor de homofilie” dat inmiddels in het openbaar beleden werd volledig tekort schoot voor een heldere erkenning van seksuele diversiteit.

Zoals ik het me herinner maakte het succes van de homo-emancipatie dat het debat in de jaren 70 en 80 vrijwel overheerst werd door een homoseksueel triomfalisme. De hetero’s zaten maar onder het juk van de voortplanting (om daar onderuit te komen moesten ze naar de NVSH) en daar stonden de homoseksuelen boven. Dat soort ideeën werden in de jaren tachtig wreed verstoord door de aidsepidemie.

Mogelijk is mijn perspectief beperkt, maar ik heb de indruk dat historische ontwikkelingen in de seksualiteit daarna en eigenlijk tot nu toe vooral aan de orde kwamen in de sfeer van seksueel geweld tegen vrouwen en kindermisbruik. Het debat over seksualiteit is er niet vrolijker op geworden en het optimisme van de jaren 60 en 70 verdampte. Dat de mainstream van gewoon bevredigend seksueel verkeer die natuurlijk ook gewoon door ging, geen historische analyse lijkt te vragen, moeten we misschien toejuichen, naar het adagium: het geluk heeft geen geschiedenis.

Een onoplosbaar raadsel blijft hoe seksueel gedrag zich verhoudt tot wat erover gezegd wordt. Ik had altijd de indruk (voor zover daar iets zinnigs over te vinden is in de bronnen) dat wat mensen doen niet veel verandert, maar wat ze daarvan vinden des te meer. Maar er wordt gefluisterd dat er nu, op dit moment, een heuse gedragsverandering aan de gang is: vooral jonge mensen hebben het veel te druk met hun mobiel om nog aan seks toe te komen.

Het is mooi dat er nu een bundel in het kader van het protestantisme in Nederland verschijnt onder de onbedoeld profetische titel: Genot en gebod. Want de laatste weken is er opwinding over Mijn seks is stuk. BN’er Lize Korpershoek stelt op TV uitvoerig aan de orde (en laat zich tot in het pashokje van een chique lingeriewinkel volgen) dat ze er niet veel meer aan vindt. Het thema valt toch opvallend met de titel van deze bundel samen: het genot is een gebod geworden. Als het je niet ten deel valt is dat een schreeuwend onrecht. Dat is niet wat de protestantse auteurs met hun afwegen van genot en gebod bedoelden, maar zo is er een volledige omwenteling gemaakt: (iets te eenvoudig gezegd) wat vroeger niet mocht, moet nu.

In de oudere literatuur komt vaak een beeld naar voren van een in sexualibus enigszins achter lopend protestants volksdeel, dat behoedzaam de dappere seksuele pioniers volgde en kopieerde. Deze bundel maakt duidelijk dat dat even vaak misleidend is: de felle kritiek van Jan Waterink op Johanna Breevoort is een goed voorbeeld. Het deed mij goed dat in deze bundel de naam van Michel Foucault niet voorkomt, want diens obscurantistische verhandelingen hebben het historische debat over wat van belang is in de geschiedenis van de seksualiteit behoorlijk achterop gebracht. Het deed me daarentegen veel genoegen dat de naam van Dr. P.J.F. Dupuis wel valt en ik hoop dat misschien een van de auteurs eens gelegenheid vindt meer aandacht aan hem te besteden. Want al was hij met zijn Protestantse Stichting voor Verantwoorde Gezinsvorming inderdaad een verzuilde navolger van de zo populaire NVSH, hij heeft voor zeer veel mensen veel betekend met zijn Uw deel in dit leven (1e druk 1947, eindeloos veel herdrukt) en voor de jongeren Uw lichaam een tempel. Diepzinnige woorden uit de Schrift, maar oubollige titels. Dat waren verstandige boeken, naar ik me herinner, al houd ik mijn hart vast voor wat hij over homoseksualiteit gezegd heeft.

Toen ik van plan was een complete geschiedenis van de seks in Nederland sinds 1800 te schrijven (ik heb me daar lelijk aan vertild) ben ik begin jaren 1980 Dupuis gaan opzoeken in Rotterdam. Een allerhartelijkste ontvangst. Hij liet me o.a. een plakboek zien, waarin hij alle recensies van die boeken had verzameld. Dat waren honderden, meestal kleine knipsels uit kerkblaadjes van over het hele land, waarin steeds duidelijk gemaakt werd dat dokter Dupuis mogelijk riskante onderwerpen aan de orde stelde, maar het was belangrijk daarvan kennis te nemen. Het werd me duidelijk dat hij veel betekend heeft om die simpele boodschap door te laten dringen: genieten van seks is niet zondig. Van seksuele bevrijding moest hij overigens niet veel hebben. Bij mijn bezoek moest hij nadrukkelijk kwijt dat zijn echtgenote (die er plichtsgetrouw verheugd bij kwam zitten) de enige vrouw in zijn leven was geweest. Monogamie blijft een mooi maar moeilijk te realiseren ideaal. Dupuis geloofde er hartstochtelijk in. Maar hij had de tijd niet mee.

Het beeld van de seksualiteit is de laatste jaren overschaduwd door de #MeToo lawine. Een van de gevolgen daarvan is dat er in sommige landen voor gepleit wordt een gedetailleerd schriftelijk contract verplicht te stellen voordat twee personen met elkaar het bed in mogen duiken. Vroeger mocht dat alleen als ze getrouwd waren. Zeg: dat huwelijk, was dat ook geen contract?  Je vraagt je af of we met de seksuele bevrijding veel verder gekomen zijn.


Over Genot en gebod

De seksuele revoluties van de late negentiende en de twintigste eeuw zijn niet voorbijgegaan aan Nederlandse protestanten. Veel wat eerder uit den boze heette, werd ook voor hen oorbaar of althans bespreekbaar. Vandaag de dag geldt seksualiteit – met name homoseksualiteit – als een identiteitsbepalend onderwerp, waarover ze hartstochtelijk van mening verschillen. Historisch onderzoek op dit terrein is echter betrekkelijk schaars.

Deze bundel beschrijft en analyseert hoe ‘het geslachtsleven’ van betekenis is geweest voor pogingen van Nederlandse protestanten om gestalte te geven aan hun geloof. Daarbij gaat het onder meer over prostitutiebestrijding en preventie van masturbatie, over seksuele opvoeding en karaktervorming, over kerkelijke regels inzake het huwelijk en de herkomst van ‘de trouwbijbel’, over homoseksualiteit als schrikbeeld in vroeg twintigste-eeuwse politieke debatten en als terugkerend – maar veranderlijk – thema in het Reformatorisch Dagblad, over de opkomst van ‘de ex-homo’ en over de manier waarop P.J. Meertens – vereeuwigd door J.J. Voskuil in Het Bureau – mystiek aan erotiek paarde, en feit aan fictie, maar de daad bij het woord voegde.

Met bijdragen van Matthijs Appelman & Ruard Ganzevoort, David Bos, Jacques Dane, John Exalto, Dieke Heijboer-Paul, Klaas-Willem de Jong, Jolanda van der Lee en Theo van der Meer.

< Terug