Getekend
Het aardige van dit miniatuur is, dat het verraadt hoe de kunstenaar of zijn opdrachtgever de tekst uit Ezechiël heeft gelezen. De tekst is eigenlijk een tweeluik met enerzijds een mysterieuze man die in linnen gekleed was met een inktkoker aan zijn middel, en anderzijds een groep van vijf mannen die staan voor zwaar geweld. De enkeling handelt in opdracht van God, maar de anderen ook. We zouden gemakkelijk kunnen struikelen over het geweld, maar de illustrator doet dat eigenlijk niet. Hoewel hij ook het geweld een plaats geeft, is het vooral de man in linnen gekleed die de aandacht trekt. Deze krijgt de opdracht: ‘Trek midden door de stad, midden door Jeruzalem, en zet een teken op het voorhoofd van de mannen die jammeren en klagen over alle gruweldaden die daar bedreven worden’.
Hier zien we dat hij op het voorhoofd van mensen de laatste letter van het Hebreeuwse alfabet tekent: de letter taw. De vraag hoe we deze handeling met deze letter moeten duiden, is niet eenvoudig te beantwoorden. Over beelden, metaforen, of tekenen in een tekst zijn we, vrees ik, nog lang niet uitgedacht. Duidelijk is wel, dat een tekst door beelden of tekenen op een ander niveau wordt getild, dat niet meer samenvalt met ‘twee plus twee is vier’. Dat maakt een interpretatie moeilijker. Kunnen we de beelden herleiden? Worden de beelden (nog) herkend? Welke functie heeft het beeld?
In de vorige eeuw was het de Duitse denker Ernst Cassirer (1874-1945) die bij tekenen onderscheid maakte tussen een signaal en een symbool. Een signaal is volgens Cassirer altijd tijd-en plaatsgebonden. Dat klinkt abstract, maar is het niet als we denken aan een verkeerslicht. Als we een verkeerslicht konden terugplaatsen in de middeleeuwen, dan had het ding geen enkele betekenis (tijdgebonden). En als we het verkeerslicht midden in de woestijn zouden zetten, had het ook geen enkele betekenis (plaatsgebonden).
Een symbool daarentegen, wordt altijd en overal herkend. Als een middeleeuwer vandaag in New York zou lopen, dan zou hij het kruis als christelijk symbool even gemakkelijk herkennen als in zijn eigen tijd (niet tijd-en plaatsgebonden). Voor Cassirer is het duidelijk dat een signaal altijd eenduidig is, terwijl de betekenis van een symbool zich kan ontwikkelen. (Het christelijke kruis kan tegelijkertijd wijzen op een martelwerktuig en op de overwinning op de dood.) Bijzonder aan een signaal – in tegenstelling tot een symbool – is dat het ons dwingt tot een handeling of tot het nalaten ervan. Een symbool helpt mensen de wereld waarin ze leven te duiden. Hier is duidelijk dat de soldaten hun opdracht pas uit kunnen voeren nadat het teken op de rechtvaardigen is gezet. De illustrator maakt dit ook duidelijk: van links naar rechts – als een soort stripverhaal – laat hij de opeenvolgende handelingen zien. Eerst de opdracht om de oprechten te tekenen, en pas daarna de straf voor wie daartoe niet behoren.
En nou vragen we ons af waarom juist deze letter als signaal gebruikt wordt. De letter taw als laatste letter van het alfabet kan misschien betekenen: deze mensen hebben zoveel gruwel en ellende gezien, dat er niets meer bij kan. Hetzelfde zou gezegd kunnen worden van het teken op de deurposten waarvan sprake is in Exodus 12,23. Ook dat teken is een signaal dat kan zeggen: hier is zoveel ellende ondervonden, dat je moet zeggen ‘er kan niets meer bij’. Ten slotte zou hetzelfde ook nog gezegd kunnen worden bij de op het voorhoofd getekenden in Openbaring 7,4. Het onderscheid van Cassirer is verhelderend, al is daarmee de kous nog niet af. Zo denk ik dat ook signalen zich kunnen ontwikkelen tot symbool. Denk bijvoorbeeld aan de Franciscaanse tau als kruissymbool. Blijven we bij Ezechiël, dan lijkt het zinvol het hele boek te zien als een boek vol signalen. Ze sporen aan tot handelen. Ook al is daarmee dan nog niet alles gezegd.
Literatuur
Ernst Cassirer, An Essay on Man, YUP: New Haven 1944