Gitarist
Bij Johannes 3,22-30
Koen speelt al een paar jaar gitaar. Hij oefent elke dag minstens een half uur. Hij wil net zo goed worden als zijn vader, of misschien nog wel beter. Hij vindt gitaarspelen het coolste dat er is.
De vader van Koen speelt in een bekende band. Sinds kort zit Koen óók in een band. Nog niet zo’n goede als die van zijn vader, maar toch…
Vanavond hebben ze hun eerste optreden. De klas van Koen komt kijken, samen met de juf. En de meester van groep 5 komt ook mee. Koen is best nerveus.
Als hij die middag uit school komt, zitten zijn vader en moeder koffie te drinken. Ze hebben het over het optreden van Koen. ‘Hoe vind je dat nou,’ vraagt Koens moeder aan zijn vader, ‘dat je zoon ook in een band speelt? Straks wordt hij een betere gitarist dan jij!’
‘Nou,’ zegt Koens vader, ‘ik weet een beetje hoe het is om een goede muzikant te zijn, maar ik denk dat Koen pas écht goed wordt, later. Let op mijn woorden!’
Koen begint te dromen. Stel je voor dat hij nog beter gaat spelen en straks beter wordt dan zijn vader. Wauw!
Hoe zou de vader van Koen het vinden dat iedereen dan naar Koen kijkt en niet meer naar hem?
Koen vraagt zich ook af wat zijn vader daarvan zal vinden. Maar dan hoort hij dat zijn vader zegt: ‘En als Koen echt goed is, sta ik helemaal vooraan bij zijn optredens. Dan ben ik hartstikke blij, en heel trots natuurlijk. Waarschijnlijk zijn de mensen mij dan allang vergeten, maar hij wordt steeds beter. En zo hoort het ook.’
Koen leunt opgelucht achterover. Het zit wel goed met zijn vader. Dan gaat hij zijn nieuwe spijkerbroek aantrekken. Hij moet er wel een beetje goed uitzien natuurlijk, vanavond bij hun eerste optreden…
Bij Johannes 3:22-30