Menu

Premium

God liefhebben

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Bij Marcus 12,28-34

Een van de lastigste momenten van de dag dient zich voor mij meteen ’s morgens aan. Wat doe ik als eerste, koffiezetten of bidden? Koffiezetten is: jezelf liefhebben – opdat ik mijn later ontwakende naaste straks kan liefhebben als mijzelf. Bidden is: God liefhebben. Maar gebed voelt regelmatig als praten tegen de lucht en bovendien smaakt het niet zo lekker als koffie. Hier komt het aan op discipline. Eerst de God die de koffiebonen geschapen heeft, dan de koffie. Eenmaal op dat spoor begonnen, gaat er meer goed.

Jezus op zijn ‘joodst’, zou je vandaag kunnen zeggen. Rabbi’s in debat over de geboden en hun onderlinge orde domineren de rabbijnse literatuur. De verleiding is groot om Jezus te zien als van hetzelfde laken een pak. Een bijzondere rabbi die allengs werd opgehemeld tot God-mens. Zo is het vaak gezegd de afgelopen decennia. Zonder historische grond overigens. Het zogenaamd ‘oorspronkelijke’ joodse denken van Misjna, Talmoed en Midrasj is steevast één of meer eeuwen jonger dan het Nieuwe Testament met zijn hoge christologie, die ook zichtbaar is in Marcus 12. Geen voortkabbelende discussie hier. Niet: rabbi a zei x en rabbi b zei y, enzovoorts. En al helemaal geen halakha (wetgeving) op basis van meerderheid. Jezus geeft gezagsvol antwoord. Het einde van het lied is: ‘En niemand durfde Hem meer iets te vragen’ (Marcus 12,34). Debatten over de betekenis van de Schrift verstommen nu het Woord zelf zich aandient.

Zijn wij in God geïnteresseerd?

Waar draait het om in de bijbelse voorschriften? Jezus is glashelder over de prioriteit die de liefde tot God heeft. Die is ‘eerste’. Ongevraagd geeft Jezus ook het ‘tweede’, de naastenliefde. Maar voorop staat: ‘God heb ik lief’ (Psalmen 116 berijmd). En daar wringt meteen de schoen. Hoe geïnteresseerd zijn wij eigenlijk in God? Ik krijg de indruk dat veel mensen de preek pas interessant vinden worden als de praktische, actuele morele kwesties ter sprake komen die betrekking hebben op de naaste. Ik krijg de indruk dat de kerk haar stinkende best doet maatschappelijk relevant te zijn, en daarbij God regelmatig uit het oog verliest. In hoeverre is liefde tot God werkelijk onze bron? Hoe staat het met de vroomheid, de bevinding, de devotie? Zijn het niet stuk voor stuk verdachte woorden? Is niet het laatste waar we voor door willen gaan dit: wereldvreemde Godaanbidders? Met een vroom boekje in een hoekje zitten is zo ongeveer het enige dat je als moderne gelovige níét mag.

Liefde tot God en onze naaste in Jezus

In Warfhuizen (Groningen) woont een kluizenaar. Een man, gewijd aan God. Pater Hugo. Je zou kunnen snuiven en briesen: ‘Dat is verkeerd, die man hoort subiet ook zijn naaste lief te hebben. Iets dóén met zijn geloof in plaats van zitten niksen – en dat op kosten van anderen. Schandalig.’ Maar ik kijk er anders tegen aan. Al heb ik de man nooit ontmoet, zijn aanwezigheid op het Groningse land doet me goed. Hij is als een kerktoren te midden van gsm-masten en windmolens, die zenuwachtige symbolen van ons kwade ecologische geweten. Die man hééft zijn naasten lief, en wel door een permanente herinnering te zijn aan de oorsprong: God. In een wereld van afleidingen is dat een ultiem noodzakelijke herinnering. Terug naar de bron.
God is voor velen een nevelig woord. Voor christenen hoeft dat niet zo te zijn. God is bij ons op bezoek gekomen en is vlees geworden. Liefde tot God en liefde tot de naaste zijn twee kanten van dezelfde medaille. Wie Jezus liefheeft, waarlijk God en waarlijk mens, vervult het gebod. Liefde tot God en liefde tot de naaste gaan zo overtuigend samen: onvermengd, onveranderd, ongedeeld, ongescheiden.

Met heel ons verstand

Jezus citeert het Sjema uit Deuteronomium 6. Wat opvalt, is dat de Heer het Sjema licht wijzigt. De liefde tot God met hart, ziel en kracht, wordt bij Hem: hart, ziel, verstand (Gr.: dianoia) en kracht (Marcus 12,30). De schriftgeleerde gebruikt een iets ander woord: begrip (Gr.: sunesis – Marcus 12,33). Hoe dan ook, de liefde tot God krijgt hier een intellectueel accent. Voor mensen die geloof hebben leren verstaan als een gevoelskwestie is dit heel belangrijk. In de hoge Middeleeuwen gingen geloof en verstand samen als de steunbogen van een kathedraal. Dat huwelijk is in de eeuwen erna ontbonden. Een boedelscheiding volgde. Geloof richtte zich blindelings op de Bijbel (sola scriptura). Verstand richtte zich uitsluitend op het doorgronden en manipuleren van de natuur. Het atheïsme schaft het geloof zelfs helemaal af. Alleen met ons verstand redden we het. G.K. Chesterton waarschuwde honderd jaar geleden al dat we zo gekken worden die ‘alles verloren hebben, behalve hun verstand’. Als je ziet tot welke ongelofelijke wreedheid atheïstische ideologie in staat is, houd je je hart vast.

Wat wij en de wereld nodig hebben, is liefde tot God. Knappe koppen die het atheïsme ontmantelen. Zeker nu er een ‘evangelisch’ atheïsme de wereld over gaat dat heel veel jonge mensen overtuigt. Het is nodig dat we God liefhebben met heel ons verstand. Dat we met heel ons verstand het bestaan van God aanvaarden en doordenken, met alle consequenties van dien. Anders zijn we overgeleverd aan de homo deus, de zichzelf tot een god opblazende mens. Het probleem is daarbij niet dat de mens te veel op God gaat lijken, maar eerder dat hij op de verkeerde god gaat lijken: de manipulerende alleskunner, die waanzinnige uitvergroting van ons zondige ego. Hoeveel mooier is het om te gaan lijken op de ware God, die in Jezus ons menszijn heeft aangenomen. Een oude wijsheid zegt: waar je van houdt, daar ga je op lijken. Laten we dus Jezus liefhebben, onze God en naaste.

Bij Marcus 12:28-34

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

De Levende belichaamt onze verwondingen

Wie niet in de gelegenheid was om op de avond van de eerste dag van de week, nu acht dagen geleden, in de vesper het evangelie van die avond te horen (Johannes 20:19-23), zal het op de achtste dag, vandaag, nog wel willen betrekken bij de lezing van het evangelie. We weten niet of het hetzelfde moment was als een week eerder, dat Jezus in het midden van zijn leerlingen, inclusief Tomas, verscheen. Wel waren de deuren opnieuw gesloten. Misschien niet meer uit vrees voor de joden, maar omdat het hart van een van hen, Tomas, nog geopend moest worden.

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

‘Opdat ook jullie doen wat Ik jullie heb gedaan’

Volgens de inmiddels overleden opperrabbijn Jonathan Sacks zijn voor een gemeenschap deze drie zaken het belangrijkst: ouders, leraren en gedenken. Ouders en leraren moeten kinderen vertellen over het verleden, om wat toen fout ging in de toekomst te voorkomen en het goede te doen. De onderwerpen in de lezingen van vandaag bevestigen dat belang. Het vertrek uit de slavendienst in Egypte en de voetwassing door Jezus worden nog steeds verteld en herdacht.

Nieuwe boeken