Menu

Premium

God werkt aan onze toekomst

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Bij Zacharia 8,4-8.20-23, Psalm 34,12-23, Efeziërs 6,10-20 en Marcus 8,22-26

De samenvatting van de boodschap van een preek over deze drie best verschillende gedeelten zou kunnen zijn: ‘God zegt: ‘Ik ben er, voor iedereen overal, persoonlijk – en geef jullie kracht opdat jullie standhouden’.’

‘Zie, hier ben ik’

Door het lezen van Genesis 22, de binding van Isaak, op Rosh HaShanah elke september en in iedere orthodox-joodse ochtenddienst, heeft dit gedeelte en in het bijzonder Abrahams hineni (= zie, hier ben ik) in vers 1 een centrale plaats in de joodse liturgie. Hineni is een woord waarmee mensen hun bereidheid uitdrukken, aan God (Gen. 31,11; Ex. 3,4; 1 Sam. 3,4; Jes. 6,8), evenals aan medemensen (Gen. 22,7; 1 Sam. 14,7; 22,12). Dit gegeven verwerkte Tuvya Zaretsky in zijn boektitel: Hineni: Here am I, God, but where are You?

T. Zaretsky, Hineni: Here am I, God, but where are You? 2004.

. Het gebruik van dit woord, dat overigens 178 keer in de Hebreeuwse bijbel voorkomt, en zijn receptie geven de oudtestamentische lezing reliëf. In Zacharia 8,7 gebruikt God juist dit woord hineni, wanneer Hij over zichzelf als heilbrenger, bevrijder begint te spreken (als in Gen. 48,4; Jes. 52,6; 58,9 en Zach. 2,14; 3,9; elders overigens ook in verband met oordeel: Gen. 6,17; Ex. 14,17; Jer. 6,21). Menselijke stem geeft dit heilsfeit klank met ‘God is met jullie’ (Zach. 8,23).

Iedereen, overal vandaan

Zacharia 8,4-5 gebruikt een dubbel merisme: oude mannen en vrouwen, jongens en meisjes (NBV vertaalt zonder genderperspectief); door de beroepsbevolking alleen te impliceren, wordt benadrukt dat kinderen een onbezorgde jeugd hebben en ‘bejaarden’ hun oude dag genieten. De eens verwoeste stad is vol leven (i.t.t. Jer. 9,20-23): economische bloei, gezondheid, veiligheid, vrolijkheid. In zo’n toekomstvisioen klinkt voor ons ‘waarom zou het voor mij onmogelijk zijn?’ (8,6) als een adventsgedachte (Gen. 18,14; Luc. 1,37); het is de toekomst die God bereidt. Vers 7 plaatst hier een ander merisme naast: van oost en west, van overal zullen mensen komen naar Jeruzalem – op die manier wordt Gods heil voor de hele aarde in Jeruzalem gedeeld. Zacharia 8,20-23 benadrukt dit; de Anchor Bible beschouwt vers 22 (NBG ’51; (H)SV; niet NBV) als cruciaal vanwege de uitbreiding van ‘volken’ (ammim, mogelijk te begrijpen als joodse en verwante stammen) met ‘heidenen’ (goyim, álle volken).

C.L. Meyers & E.M. Meyers, Haggai, Zechariah 1-8, 1987, 436.

Persoonlijk

Prachtig is het, hoe Jezus in de evangelieperikoop een zieke weghaalt bij spektakelzieke mensen en er geheel voor hem persoonlijk als heelmeester is – op het tempo dat de stap-voor-stap genezende aangeeft. Jezus’ hulpbereidheid wordt niet verziekt door pottenkijkers.

De ‘blinde’ wordt buiten het dorp gebracht; tijdens zijn genezing ziet hij mensen als bomen lopen – of denkt hij dat de bomen mensen zijn? De menigte bleef immers in het dorp achter. Hoe dan ook: zijn genezing is nog onvolledig. In vers 24 begint hij weer te zien, daarna moet Jezus zijn verwerking van wat hij ziet nog genezen. Geplaatst direct voor Petrus’ belijdenis, gevolgd door de terechtwijzing, lijkt dit gedeelte te zinspelen op de kortzichtigheid van de discipelen en de blindheid van Jezus’ tijdgenoten. Desalniettemin kan dit pastoraal worden uitgelegd, wanneer de hoop op genezing wordt benadrukt, voor ieder persoonlijk; zoals Jezus zich volledig inzet voor deze ene mens en diens genezing.

Messias

Woonde de blinde in Betsaïda, dan is het vreemd dat Jezus hem naar huis stuurt met de opdracht niet het dorp in te gaan. De uitleggende tekstvariant ‘en vertel het niemand in het dorp’ (zoals SV) lijkt daarom een passende vertaling van de betekenis van Jezus’ uitspraak. Zo klinkt Marcus’ paradoxe Messiasgeheimnis: mensen (h)erkennen Jezus niet, terwijl Jezus anderen verbiedt hun Messias-ervaringen met anderen te delen – het blijft persoonlijk, wederzijds: wie zeggen jullie dat Ik ben? (Mar. 8,29).

Speeksel heeft de geschiedenis gemeen met Marcus 7,33 en Johannes 9,6. Volgens Eric Eve zou dit een allusie zijn op het verhaal waarin Vespasianus in 69/70 in Alexandrië ook een blinde met speeksel geneest.

E. Eve, Spit in your eye: The blind man of Bethsaida and the blind man of Alexandria. In: New Testament Studies 54/1 (2008) 1-17.

Marcus zou zo een contrast creëren tussen Vespasianus en Jezus als Messias en Heer. Het vertellen van Jezus’ genezing zou zo impliciet een waarschuwing tegen de keizerlijk-Messiaanse propaganda met zijn ‘tekenen en wonderen’ zijn, à la Marcus 13,21-22. De datering van beide teksten is hierbij echter problematisch; wat zou het betekenen wanneer de invloed andersom is?

Een andere Messiaanse allusie biedt het woord ‘herstellen’ (apokathistēmi – Mar. 8,25). Het woord wordt gebruikt voor de genezing van een hand (Mar. 3,5 + par.) en voor Elia’s herstel (Mar. 9,12 + par.). Elders in het Nieuwe Testament komt het voor in Handelingen 1,6 voor het herstel van Israël en in Hebreeën 13,19 voor de vrijlating van de apostel. Met dit voorbereidende Messiaanse herstel geeft dit woord deze perikoop een bijzondere lading, zij het, net als het getrapte genezingswonder, in afwachting van de voltooiing.

Standhouden

De beschrijving van de ‘geestelijke wapenrusting’ in de brief aan de Efeziërs wordt ingekaderd door gebed (6,10.18-20). We mogen God vragen dat Hij kracht geeft (vgl. Ps. 34,12-23), zoals Paulus in Efeziërs 3,14-21. Wezenlijk voor Gods kracht in de Efezebrief is Gods Geest en de gemeenschap van de gelovigen. Dit laatste aspect brengt het persoonlijke met het gemeenschappelijke in balans. Gods wapenrusting biedt een samenvatting van de brief, waarbij wat God in zijn genade aanreikt een uitwerking is van de opdracht ‘Christus aan te doen’.

Zie voor details: Donna R. Reinhard, Ephesians 6:10: A call to personal piety or another way of describing union with Christ. In: Journal of the Evangelical Theological Society 48/3 (2005) 521-532; vrij online toegankelijk.

Bij Zacharia 8:4-8.20-23, Psalm 34:12-23, Efeziërs 6:10-20 en Marcus 8:22-26

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken