< Terug

Goed voorbeeld doet goed volgen?

In het kader van haar master Onderwijspedagogiek aan de Vrije Universiteit te Amsterdam schreef Hanneke van Dalen-Preuter een scriptie over ‘De voorbeeldfunctie van de leraar voor de moreleidentiteitsontwikkeling van leerlingen’, in samenwerking met het lectoraat Christelijk Leraarschap,Driestar Educatief.

Het probleem

Leraren zijn belangrijke (bege)leiders opde levensweg van kinderen en jongeren. Zijleren hun de Nederlandse taal beheersen enwiskundige berekeningen maken, maar datniet alleen. Veel leraren willen graag méér dandat. Het behoort doorgaans tot hun idealenom leerlingen moreel te vormen, om hunnormen en waarden bij te brengen. En dat ishard nodig! De maatschappij verandert zosnel dat een vaste set met morele handvattenniet toereikend is. Er zijn burgers nodig diemoreel gevormd zijn, die in nieuwe situatieszelfstandig verantwoorde morele keuzeskunnen maken en daarop reflecteren.

Bijna alle leraren gaan ervan uit dat zijin die morele vorming een belangrijkevoorbeeldfunctie vervullen, dat jongerenzich met hen kunnen identificeren (Klaassen2012). Ze verwachten ook dat de kinderenen jongeren hun voorbeeldgedrag in meerof mindere mate overnemen. Uit onderzoekblijkt echter iets heel anders. Jongerenblijken veel eerder mensen die dichter bijhen staan als voorbeeld te beschouwen, zoalsfamilieleden en vrienden (o.a. Yancey 2011).Leraren worden in dit onderzoek nauwelijks alsbelangrijk voorbeeld aangemerkt. Maar welkeffect heeft het voorbeeldgedrag van de leraardan eigenlijk nog?Doet goed voorbeeld welgoed volgen? Hoe zit het nu precies met dievoorbeeldfunctie?

Om teontdekken óf het voorbeeldgedragvan de leraar invloed heeft op leerlingen enhóe, moeten we bij de leerlingen zelf beginnen.Wat zeggen zij over de voorbeeldfunctie vande leraar?In hoeverre heeft het gedrag vanvroegere leraren hen gevormd?

In mijn onderzoek heb ik zestig studentenvan 18 tot 25 jaar bevraagd door middel vaneen enquête.Vier van deze studenten zijn ookgeïnterviewd.In de enquête en in de interviewskeken zij terug naar de leraren in hun basisenmiddelbare schooltijd. Van de leraar dievoor hen het meest een voorbeeld is geweest,beschreven zij de morele eigenschappen diezij in hem of haar bewonderden, bijvoorbeeldvriendelijkheid of wijsheid. Ook beschreven zijde situatie waarin deze ‘succesvolle’ overnamevan normen en waarden plaatsvond.Watdeed de leraar bijvoorbeeld?Gaf hij of zij veelcomplimenten? Hoeveel tijd brachten ze methem of haar door? Deze informatie is een eerstestap in de ontdekking van het ‘geheim’ vande voorbeeldfunctie, en ook hoe leraren diemogelijk kunnen verbeteren.

Wat leerlingen zeggen

Leraren blijken hun voorbeeldgedrag nietvoor niets te laten zien. Bijna driekwart van derespondenten heeft naar eigen zeggen een ofmeer leraren als rolmodel beschouwd. In demeeste gevallen had het voorbeeldgedrag vande leraar volgens de respondent een aanwijsbareinvloed op zijn of haar ontwikkeling. Dezeinvloed was vaak bewustwording.

Jarne (23)* werd zich bijvoorbeeld door hetbehulpzame voorbeeldgedrag van zijn leraarervan bewust dat behulpzaamheid een fijne enbelangrijke eigenschap is. Hij probeert het nuook zelf in de praktijk te brengen. En Inge (19)merkte op: ‘Door de omgang met deze leraarben ik serieuzer na gaan denken over dingen.’Ook bij Loïs (21) heeft het voorbeeldgedragvan de leraar effect gehad: ‘Ik probeer zelf ookanderen te helpen en een luisterend oor tebieden.’

Leraren lijken dus zeker een voorbeeldfunctiete kunnen vervullen, ze houden kinderenen jongeren een spiegel voor. Maar hoe huninvloed zich verhoudt tot de invloed die andererolmodellen op jongeren hebben, is nog nietduidelijk.

’Wijsheid’en ‘vriendelijkheid’ zijn moreleeigenschappen waar leraren volgens derespondenten het meest een voorbeeld inzijn. Leraren vinden wijsheid zelf ook eenbelangrijke karaktereigenschap of deugd (Van Oudenhoven, Blank, Leemhuis, Pomp & Sluis2008). Het valt te verwachten dat zij dezeeigenschap daarom ook vaak proberen uit tedragen. Zo kunnen leerlingen het ook eerder totvoorbeeld nemen. Opvallend was dat leerlingenook vaak ‘behulpzaamheid’ bewonderden,terwijl leraren dat doorgaans niet zo’nbelangrijke deugd vinden. Dit geldt ook voorde eigenschap ‘eerlijkheid’. In het helpen en inhet eerlijke behandelen van leerlingen kunnenleraren dus ook een voorbeeld zijn!

Ingrediënten voor een succesvollevoorbeeldfunctie

Leraren willen graag een voorbeeld zijn voorhun leerlingen. Maar hoe doe je dat nu? Watzagen de leerlingen uit dit onderzoek precies bijde leraren die met hun gedrag een indruk hebbenachtergelaten in het leven van leerlingen?Waardoor waren deze leraren zo ‘succesvol’?

De bepalende factor hierbij lijkt derelatiekwaliteit tussen leraar en leerling te zijn.In meer dan driekwart van de gevallen waarinde leraar een belangrijk voorbeeld was, was erook sprake van een goede relatie. Het gaat dusom‘sociale nabijheid’, wat ook al uit eerdereonderzoeken de spil van identificatieprocessenin gezinnen en vriendengroepen bleek te zijn(o.a. Bucher 1998; Schachter & Ventura 2008).Het ‘sociaal dichtbij staan’ lijkt dus ook opschool cruciaal te zijn.

Leerlingen zijn vaker onder de indruk vanleraren die niet alleen experts zijn in hun vak,maar ook geïnteresseerd zijn in hun leerlingen,met hen meeleven en zichzelf als mens aanhen laten zien (zie ook Sanderse 2013, 33).De respondenten onderstrepen dit, zoalsbijvoorbeeld Rutger (25), die over zijn leraaropmerkt: ‘Hij nam tijd voor iedereen’. En Steven (21): ‘Deze leraar wist altijd het beste uitiedereen te halen.’

Sociale nabijheid lijkt vooral in te houden datleraar en leerling elkaar goed leren kennen (zieook Bucher 1998). Daarbij gaat het meer om dekwaliteit van het contact dan om de kwantiteit.Femke (21) had bijvoorbeeld geen rolmodel opschool omdat zij haar leraren te weinig heeftleren kennen: ‘Sociale interacties en zo, het blijftbest beperkt eigenlijk. Misschien heb ik ookgewoon te weinig van de docenten gezien om ereen voorbeeld aan te hebben.’

Juist dat ‘zien’ was in alle gevallen vansuccesvolle identificatie de weg waarlangsde voorbeeldeigenschappen door de leerlingwerden opgemerkt. Het lijkt daarom in deeerste plaats te gaan om de grondhoudingvan de leraar zoals die blijkt uit het gedrag, enniet zozeer om wat hij zegt of onderwijst overbijvoorbeeld ‘betrouwbaarheid’ of ‘respect’.

Aanbevelingen voor de praktijk

Omdat de persoon van de leraar in hetonderwijs steeds meer centraal komt te staan,is het van belang te reflecteren op de eigenvoorbeeldfunctie. Bijna alle leraren gaan ervanuit dat zij zo’n rol vervullen, maar dat is volgensde leerlingen niet altijd het geval.

Allereerst kan het voor de leraar behulpzaamzijn om te reflecteren op de eigen identiteit enidealen. Wie ben ik, wat vind ik belangrijk enwat laat ik daarvan zien voor de klas?En inhoeverre komen deze zaken overeen?

Wijsheid was bijvoorbeeld een eigenschapdie leraren belangrijk vinden, en die eigenschapwerd ook vaak door leerlingen opgemerkten gewaardeerd. Het is denkbaar dat daareen verband tussen zit. De voorbeeldrolwerkt pas wanneer de idealen verankerd zijnin de persoon van de leraar. Voortdurendeontwikkeling en versterking van die verankering– het volgen van idealen die kunnen leidentot een volheid van leven – zal daarom eenpositieve invloed hebben op wat de leraar laatzien voor de klas. En daarmee ook op watleerlingen waarnemen en tot voorbeeld kunnennemen.

Ten tweede komt uit het onderzoek naarvoren dat hoe duidelijker de eigenschappenen waarden van de leraar naar voren komenin zijn of haar gedrag, hoe meer kans er is opidentificatie. Voor de identiteitsontwikkelingvan leerlingen is het van essentieel belang datleraren niet alleen vakexperts zijn, maar datzij ook hun eigen identiteit laten zien. Lerarenmoeten zich hiervan bewust worden en ookleren om zichzelf te laten zien.

Daarvoor is allereerst op verschillendeniveaus bezinning nodig op het leraarschap.Welke aspecten krijgen de nadruk inopleidingen, gesprekkencycli en persoonlijkereflectie?Alleen het vak of ook de persoonvan de leraar? In de tweede plaats zijn binnenen buiten de school rolmodellen nodig omleraren zelf te inspireren: collega’s, coachesof schoolleiding die het voortouw nemen inhet laten zien van zichzelf. Deze weg biedtniet alleen leerlingen maar ook lerarenmogelijkheden tot ontwikkeling.

Ten derde is het van belang om als leraar socialenabijheid te realiseren en daadwerkelijk presentte zijn. Dit betekent dat de leraar niet alleenlesgeeft, maar ook persoonlijke interesse toont,aandacht heeft en betrokken is. Het is dusbelangrijk om te investeren in het leren kennenvan elkaar. Leerlingen waarderen dit en nemendeze leraren dan ook eerder tot voorbeeld.

Voor het onderwijs van de toekomst, waarinpersoonsvorming steeds meer een centralerol krijgt, is het fundamenteel voor de moreleontwikkeling van leerlingen om dit aspect nietuit het oog te verliezen. Alleen op die manierontstaat er ruimte om leerlingen richtingte geven voor later. In de voorbeeldfunctievan leraren kan zich hun leiderschap tonen,waarbij de buitenkant (gedrag, houding) moetovereenstemmen met binnenkant (idealen,overtuigingen). Dat is voor leraren niet andersdan voor schoolleiders.

★ De namen van de respondenten in dit artikel zijngefingeerd.

Literatuur

Bucher, A. (1998). The Influence of Models in Forming Moral Identity.International Journal of Educational Research, 27(7), 619-627.

Klaassen, C. (2012). De pedagogische voorbeeldfunctievan de leerkracht. Nijmegen: Radboud Universiteit.

Oudenhoven, J.P. van, Blank, A., Leemhuis, F., Pomp,M. & Sluis, A.F. (2008). Nederland deugt. Assen:Van Gorcum.

Sanderse, W. (2013).The meaning of role modellingin moral and character education.Journal of Moral Education, 42(1), 28-42.

Schachter, E.P. & Ventura, J.J. (2008). Identity agents:Parents as active and reflective participants in theirchildren’s identity formation. Journal of Researchon Adolescence, 18, 449-476.

Timmerman, G. (2009). Teacher educators modellingtheir teachers?European Journal of Teacher Education, 32(3), 225-238.

Yancy, A.K., Siegel, J.M. & Mc Daniel, K.L. (2002).Role models, ethnic identity and health-riskbehaviours in urban adolescents. Archives of Pediatrics Adolescent Medicine, 156, 55-61.

Yancy, A.K., Grant, D., Kurosky, S., Kravitz-Wirtz,N. & Mistry, R. (2011).Role modelling, risk andresilience in California adolescents.Journal of Adolescent Health, 48(1), 36-43.

Hanneke van Dalen-Preuter heeft aan de academischepabo in Utrecht gestudeerd en volgde daarnaeen master Onderwijspedagogiek aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Zij is werkzaam in het basisonderwijs.

< Terug