Menu

Premium

Goede Vrijdag

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Bij Exodus 12,(1)21-28, Hosea 6,1-6, (Jesaja 52,13-53,12,) Psalmen 22, Hebreeën 9,11-15 en Johannes 18,1-19,42

Het ophanden zijnde Paasfeest bepaalde de keuze van de Exoduslezing van vandaag. Deze slaat de brug naar het Pascha der Joden, waarzonder ons christelijke Paasfeest niet kan worden begrepen. Er worden voorbereidingen in getroffen voor de uittocht uit Egypte en, verweven daarmee, voorschriften gegeven voor de jaarlijks te herhalen Paschaviering. We hebben dus te maken met een door en door liturgische tekst.

Geen geschiedenis wordt hier verteld, maar de bevrijdende daden van God die steeds opnieuw geschiedenis maken. Daarbij gaat het niet om geestelijke zaken, maar om ons gehele materiële bestaan, om bevrijd leven dat geestelijk én maatschappelijk, politiek én cultureel vrij is. Elke vorm van horigheid is verdwenen. Dit is de opmaat en het kader van Pasen. Opstanding is opstand.

Daden van liefde

Bepalend voor de keuze van de Hosealezing is het motief van de derde dag, ‘waarop Hij ons zal oprichten’ (Hosea 6,2). Zo’n tekst is gekozen met het oog op een bepaalde verkondiging en moet bijna altijd buikspreken. Bij het ‘de Here kennen’ (Hosea 6,3) is ongetwijfeld gedacht aan de Heer Jezus Christus, wiens opgang zo zeker is als de dageraad. Deze verzekering wordt alvast nu maar gegeven. Dit kennen moge zich uitdrukken in daden van liefde en niet in liturgische rituelen (Hosea 6,6). Zie voor dit laatste ook andere profeten (bijv. Jesaja 1,10vv.) en de psalmen.

Plaatsvervangend lijden

De vierde Jesajaprofetie aangaande de knecht des Heren is een aangrijpende tekst. Dergelijke teksten hebben een belangrijke rol gespeeld bij de interpretatie van ‘het Christusgebeuren’ en mogelijk ook Jezus zelf geholpen bij het verstaan van zijn weg. Waaraan en aan wie heeft de profeet gedacht? Wie is die lijdende knecht en wat is de oorzaak en betekenis van diens lijden? Is het Israël, het lijdende godsvolk? Wie zijn dan die ‘ons’ wier ziekten hij op zich genomen heeft? Wat voor ziekten zijn dat en hoe kan zoiets? Wie wil dat? God? En waarom dan? ‘Het behaagde de Heer hem te verbrijzelen, Hij maakte hem ziek’ (Jesaja 53,10). Waarom? Is God en lot hier hetzelfde en wordt uit het lot afgeleid hoe God handelt? Maar dát is toch heidendom, religie, ongeloof?
Plaatsvervangend lijden is binnen het jodendom geen onbekende gedachte. Het lijden van de rechtvaardige brengt verzoening. Ik kan daar wel in meegaan: uiteindelijke verzoening kán een effect zijn van onrechtvaardig lijden. Nelson Mandela is hier het grote voorbeeld. Maar als goddelijke regie? Dat kan zo niet (meer) gezegd worden, denk ik.
Ondertussen heeft de kerk teksten als deze massief op Jezus geplakt: ‘Door zijn striemen zijn wij genezen.’ Genezing opgevat als vergeving van zonde en schuld. Kunnen wij dat zo onbemiddeld nog denken? Moet daar niet ten minste ook bekering, omkeer tussen zitten? Kan vergeving achter onze rug om plaatsvinden: extra nos en pro nobis? Het lijkt me niet erg joods en dus niet christelijk. Joods is: hoe weet ik dat mijn zonden vergeven zijn? Doordat je ze niet meer doet! Willen wij Jezus beschouwen als lijdende rechtvaardige, dan zal dat moeten leiden tot onze bekering tot zijn weg. Aldus brengen zijn stigmata ons genezing.

Christus de middelaar

De Hebreeënbrief tekent Jezus als hogepriester die met het offer van zijn leven een einde heeft gemaakt aan de – historisch gesproken allang verdwenen – offerdienst. Door Hem is de oude bedeling ten einde gekomen en de nieuwe aangebroken, doordat zijn bloed ons bewustzijn reinigt van dode werken om de levende God te kunnen dienen. Dit klinkt goed joods, want ons bewustzijn, willen, kiezen en handelen spelen hier een rol. Er werkt hier niets ex opere operato! Christus is de middelaar van een nieuw verbond en wij treden met een door zijn bloed gerei- nigd bewustzijn toe. Wij worden erfgenaam, wij mogen delen in de aan Israël geschonken belofte. Het is zinvol om juist op deze dag deze verbanden zo te zien.

Waarheid tegenover macht

Waarom is daar in de Johannespassie het verraad van Judas? Waarom rukt men met soldaten gewapenderhand tegen Jezus uit? Heeft het met die oude en nieuwe bedeling te maken? Met het dienen van God in Geest en waarheid, niet gebonden aan heilige oorden en heilige mannen (Johannes 4,24)? Zo ja, dan zet dat de wereld en de centra van de geestelijke macht op zijn kop. Geen wonder dat beide elkaar vinden in hun verzet tegen Jezus. Pilatus vraagt: wat is de aanklacht? Het antwoord: ‘Indien hij geen boosdoener was, zouden wij hem niet aan u overleveren.’ Geen sterke bewijsvoering. Kruisiging is binnen het Romeinse rechtssysteem de straf voor oproerkraaiers. Jezus zin- speelt drie keer op deze dood met het begrip ‘verhoging’ (Johannes 3,14; 8,28; 12,32). ‘Mijn koninkrijk is niet van deze wereld,’ zegt Jezus. Gods Koninkrijk lijkt niet op de heerschappijen en machten van de geschiedenis. Jezus is gekomen om van de waarheid van Gods Koninkrijk te getuigen en deze te stellen tegenover de leugen van de koninkrijken dezer eeuw. Het gaat hier uiteindelijk om ideologiekritiek, om de vraag in dienst van welke waarheid een mens wil staan. Voor Pilatus is dat gebazel. Hier staan waarheid en macht tegenover elkaar.

Pilatus’ rol is boeiend. Hij wil zijn vingers er liever niet aan branden, maar moet ook het volk te vriend houden. Hij is geïmponeerd door Jezus, maar ook geïrriteerd en uitgedaagd. Uiteindelijk is hij ingehuurd voor law-and-order en handelt dienovereenkomstig. Psalmen 22 heeft het verhaal over de kruisiging sterk beïnvloed. Pilatus beslist dat boven het kruis komt te staan: ‘Jezus Christus, de Nazoreeër, de koning der Joden.’ Is het ook zijn belijdenis? Wil Johannes zeggen dat de os en de ezel meer begrip hebben dan de joden zelf (Jesaja 1,3)? Water en bloed verwijzen naar de doop en de beker van het nieuwe verbond.

Bij Exodus 12:(1)21-28, Hosea 6:1-6, (Jesaja 52:13-53:12,) Psalmen 22, Hebreeën 9:11-15 en Johannes 18:1-19:42

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken