< Terug

Goud, wierook en mirre

Bij Matteüs 2,1-12

Het bezoek van de drie wijzen uit het oosten is een verhaal dat makkelijk tot de verbeelding van kinderen spreekt. Het is toch heel bijzonder dat drie wijze mannen van ver op bezoek komen bij de pasgeboren Jezus.

Voor deze zondag zou je kunnen proberen iets van goud, wierook en mirre mee te nemen naar de kerk. Maar als dat niet lukt, kun je er misschien plaatjes van meenemen of in het uiterste geval briefjes met de woorden goud, wierook en mirre.

Als de kinderen bij je zijn, kun je in je eigen woorden het verhaal vertellen, of je vraagt een van de oudere kinderen Matteüs 2,1-12 voor te lezen uit bijvoorbeeld de Bijbel in Gewone Taal. Laat tijdens het vertellen de kostbare geschenken zien en geef de kinderen even de tijd ernaar te kijken. Vraag daarna de kinderen of zij een idee hebben waarom de drie wijzen juist deze geschenken meebrachten. Alle antwoorden zijn goed! Want uiteindelijk is er ook geen overeenstemming over de betekenis van deze geschenken. Dat kun je de kinderen ook vertellen. Leg vervolgens uit dat voorop staat dat goud, wierook en mirre kostbare geschenken zijn, zeker in die tijd. Waarschijnlijk zelfs de meest kostbare geschenken die in die tijd in het Oosten te vinden waren. Deze wijze mannen hadden dus heel goed begrepen dat Jezus een heel bijzonder kind was.

Als je wilt, kun je ook verder uitleggen wat mogelijk de symbolische betekenis van deze geschenken was. Het goud zou kunnen staan voor het koningschap van Jezus. De mensen zagen in Hem op zeker moment een toekomstige koning van Israël, maar uiteindelijk blijkt zijn koningschap van heel andere aard te zijn. De wierook zou symbool kunnen staan voor het goddelijke van Jezus. Jezus is de Zoon van God, niet zomaar een mens. En de mirre verwijst ernaar dat Hij de Messias zal zijn, Hij is degene die ons verlost van het kwade in de wereld.

Liedsuggesties

(Nieuw) Liedboek voor de kerken 476:1.4, ‘Nu zijt wellekome’, en 520, ‘De wijzen’ (het zijn korte coupletten die je allemaal kunt laten zingen).

< Terug