Menu

None

Groeiende harmonie binnen een groep europeanen

In 2016-2017 ontmoetten mensen uit acht Europese landen elkaar regelmatig rondom het thema ‘het belang van sacrale herinneringsplekken voor de ontwikkeling van Europa’. Dat ging niet meteen in goede harmonie. Naarmate ze meer betekenisvolle ervaringen deelden, groeide de saamhorigheid.
Margot C. Berends is theoloog en frielance journalist en fotograaf. Ze is eind- en beeldredacteur van Herademing.

Daar zaten we, een groep van twintig mensen uit acht Europese landen, in een nogal saaie zaal van het hotel in Olsztyn – een stadje in het oosten van Polen. Het was september 2016. Er hadden zich al de nodige schermutselingen voorgedaan. Gefronste wenkbrauwen, gezucht en stemverheffing – de sfeer was af en toe grimmig. We deden met z’n allen mee met een project in het kader van Erasmus-plus, een educatief programma dat onderwijs en samenwerking binnen Europa moet bevorderen. Ons project droeg de naam ‘Sakralräume als Europäische Erinnerungsorte: Potentiale entwickeln, Kompetenzen stärken’.

De organiserende partij van ons project was de Obak, volledige naam: Otto Bartning-Arbeitsgemeinschaft Kirchenbau. De Obak is een netwerk rond de Duitse architect Otto Bartning (1883-1959), die in tal van Europese landen gebouwen en met name kerken heeft neergezet. Obak-groepen uit die landen bezoeken elkaars architectuur. Aanvankelijk alleen de gebouwen van Bartning, naderhand ook andere betekenisvolle bouwkunst. Vaak kerken of andere religieuze objecten.

Bijeengebracht door deze Obak organiseerden we binnen het Erasmus-project allemaal in ons eigen land iets didactisch, waarbij we de betekenis van sacrale herinneringsplekken voor de ontwikkeling van Europa wilden uitdragen. Een project binnen een netwerk binnen een programma – het klinkt ingewikkeld en dat was het ook. Dat was de reden waarom een en ander niet meteen in volledige harmonie verliep.

Om de twee maanden kwamen we bij elkaar, steeds in een ander Europees land, om de voortgang van ons werk te bespreken en om ter plekke te zien met welke sacrale ruimte het gastland bezig was. De bijeenkomst in Polen was voor mij de eerste keer dat ik meedeed, mijn collega’s hadden al deelgenomen aan de voorgaande bezoeken. Het bonte gezelschap bestond uit Polen, Duitsers, Oostenrijkers, Roemenen, Italianen, Litouwers, Tsjechen en Nederlanders.

Leeg grasveld

Na die eerder genoemde vergadering bezochten we het educatieve programma van de Polen. De Poolse delegatie bestond uit een organisatie die zich inzet voor de interculturele dialoog, die in het vaak verschoven grensgebied tussen Polen en Rusland beladen is. Dit werk wordt gedaan vanuit een gerestaureerd gebouwtje dat vóór de Tweede Wereldoorlog de functie had van was- en opbaarruimte bij de naastgelegen joodse begraafplaats. We kregen een rondleiding. Op foto’s zagen we hoe het pand voorheen gebruikt werd. We zagen hoe het een bouwval was geworden, nadat er geen joden meer waren.

Ze bleef ernstig, wij luisterden aandachtig

We gingen naar de tuin. Wat nu een vriendelijk en vooral leeg grasveld is, was ooit een dodenakker. Dat joodse graven compleet zijn weggevaagd, is al opmerkelijk: joden zullen hun graven nooit verstoren. De manier waarop is natuurlijk extra gruwelijk. Zonder enig respect zijn niet alleen de levende joden, maar ook hun overleden voorouders vernietigd. Onze gastvrouwen vertelden hoe ze in een vorige winter de herinnering aan deze graven levend hadden gemaakt: een kunstenaar had uit ijsblokken zerken gehouwen en ze in het grasveld opgesteld. Dit was een van de initiatieven waarmee deze organisatie de bevolking in de wijde omtrek over de verdwenen joden onderricht. Ook de Poolse bijdrage aan het Obak-project bestond uit educatie over het joodse verleden. Onze groep luisterde naar de uitleg. Waar we die ochtend nog samen hadden zitten zuchten en morren over onduidelijkheden binnen het project, werden we nu met z’n allen stil. We voelden de historische wantoestanden op onze Europese schouders rusten.

’s Avonds, in de kroeg, kwamen de tongen los. Bier verbroedert. We werden steeds vrolijker, en iemand maakte een grapje over Rusland. Iedereen lachte, maar onze gastvrouw niet. Ze zei wat strak dat we daar voorzichtig mee moesten zijn. Maar de stemming zat er in, er klonken Belgenmoppen, Zweedse grappen over Noren, Beierse humor over Noord-Duitsers. Onze gastvrouw bleef echter ernstig. Ze legde uit dat in dit deel van Polen – Oost-Pruisen – de zaken toch wat gevoeliger lagen. Ze schilderde kort dat er allerlei bevolkingsgroepen naast elkaar wonen, en hoe lang en diep in de geschiedenis dit land speelbal was van een politiek die voortdurend grenzen opschoof, nu eens naar het oosten (Rusland), dan weer naar het westen (Duitsland). We luisterden aandachtig naar haar.

De volgende dag bezochten we een prachtig Pools-orthodox kerkje in een stadje verderop. Trots toonde de priester ons het interieur. Op een gegeven moment drong tot ons door dat dit gebouw vroeger de synagoge geweest was. We liepen verder en kregen een uitleg op – wederom – een groot leeg grasveld. Er lag een stapeltje stenen. Ook dit was ooit een joodse begraafplaats. Onze gids vertelde hoe jaarlijks kinderen uit het stadje hier een steen leggen. We stonden met z’n allen rond dat hoopje stenen. Met twintig volwassenen naar een stel keitjes staren, je zou erom kunnen schaterlachen. Maar wat stonden we daar eerbiedig.

Het schiep een band. We waren nog niet meteen het gemor van de vorige dag vergeten, maar ons zuchten klonk al een stuk minder luid.

De laatste ochtend zaten we met z’n allen op een rijtje, tijdens een protestantse kerkdienst. In onze groep was de voertaal Duits, maar hier werden we ondergedompeld in het – voor de meesten onverstaanbare – Pools. Het gaf niet. Met z’n allen zongen we de Poolse liederen. We braken onze door diverse Europese talen gevormde tongen op de ingewikkelde klanken en hadden geen idee wat we zongen. Maar we deden dat samen.

In tranen

Natuurlijk ging nu niet opeens alles van een leien dakje. Bij de twee volgende bijeenkomsten – in Italië en Oostenrijk, ik was daar niet bij – waren er opnieuw irritaties. De laatste keer dat we in vergadersetting bij elkaar waren, was in Den Haag. Twee Nederlandse organisaties deden mee in het Erasmus-project: het katholieke netwerk De Zinnen en het maandblad Kerk in Den Haag. Samen hadden we het programma vormgegeven

Zijn verhaal over verzoening zette de toon

We ontvingen onze Europese gasten op 4 mei. Nadat iedereen kort de voortgang en inmiddels de uitwerking van het eigen project had toegelicht, gaf de Haagse, in Berlijn geboren predikant Axel Wicke een lezing. Hij legde het gezelschap uit hoe Nederland de Tweede Wereldoorlog herdenkt en vertelde hoe hij als jonge Duitse student de Nationale Herdenking op de Dam had meegemaakt: ‘Daar ontstond een indrukwekkend gesprek met enkele omstanders. Een oude man verhaalde over geweld, verzet, onderduiken, dwangarbeid en discriminatie. Ook jongeren mengden zich in het gesprek, Sergio uit Bologna vertelde hoe hij nooit zijn grootouders had gekend, Sonja uit Mostar verwoordde het trauma van haar zus die in de Balkanoorlog verkracht was.’ Axel Wicke zelf had verteld over zijn opa die tot zijn dood nazi-ideeën bleef aanhangen, maar van wie Axel toch innig veel hield. ‘Bij het afscheid zei de oude man in tranen dat hij al jaren op 4 mei naar de Dam kwam, maar dat hij nu pas voor het eerst echt verzoening ervaren had.’ Axels verhaal zette de toon voor de rest van ons samenzijn.

Een ‘noodkerk’

Het maandblad Kerk in Den Haag, waar ik bij hoorde, had het project ingevuld door een wandeling door de tijd te beschrijven langs drie Haagse kerkgebouwen, elk met een eigen plek in de Europese geschiedenis. Om te beginnen de Grote Kerk, ooit rooms-katholiek, daarna ingepikt door de protestanten, inmiddels amper nog in functie als religieus gebouw. De Reformatie heeft er huisgehouden. Op de plek waar vroeger het altaar stond, staat nu een monument van oorlogsheld Jacob van Wassenaer Obdam (1610-1665), die her en der in Europa opereerde. Er hangt een plaquette ter ere van de Haagse predikant en verzetsstrijder Dirk Arie van den Bosch, die in de Tweede Wereldoorlog om het leven kwam.

Het tweede kerkgebouw dat we belichtten, was de Teresia van Avilakerk. Een Waterstaatskerk, de opvolger van een rooms-katholieke kapel die na de Reformatie voorzichtig in gebruik was genomen. Die kapel hoorde bij de Spaanse ambassade en werd daarom gedoogd. Langzaam kwamen daar meer bezoekers, ook Nederlandse. In de negentiende eeuw was de emancipatie van de rooms-katholieken zover, dat als opvolger van de kapel een officiële kerk gebouwd werd. Tjokvol zat het gebouw, decennia lang. Tot het aantal parochianen zo geslonken was, dat de parochie fuseerde met een andere. Maar inmiddels is deze kerk weer volop in gebruik, nu door Poolse rooms-katholieke arbeidsmigranten. Een gebouw met Zuid-Europese wortels groeit en bloeit weer dankzij Oost-Europeanen.

Op het altaar staat nu prominent een beeltenis van paus Johannes Paulus II. Als iémand veel voor het huidige Europa heeft betekend, is hij het wel. Hij stond aan de oorsprong van de val van het IJzeren Gordijn.

Het derde gebouw dat Kerk in Den Haag binnen het Erasmus-project besprak, was de protestantse Maranathakerk uit 1949. Die staat in het gedeelte van de stad waar tijdens de Tweede Wereldoorlog de Atlantikwall was. Het is een ‘noodkerk’, niet in de zin van ‘tijdelijk’, maar ontstaan ‘in de nood der tijden’. Zo noemde Otto Bartning het, de Duitse architect die we al eerder tegenkwamen. Hem was gevraagd een serie kerken te ontwerpen voor de gebombardeerde steden in Duitsland. Deze werden betaald door internationale kerkelijke organisaties en particuliere donoren.

Bartning werkte samen met een bouwkundig ingenieur uit Zwitserland. Een prototype van deze Duits-Zwitserse kerken is in 1949 dankzij steun van de Zwitserse protestantse kerken in Den Haag terechtgekomen. De Obak beschouwt de noodkerken als monumenten van de naoorlogse verzoeningsgedachte, geschonken door de internationale gemeenschap, om niet alleen Duitsland maar heel Europa na 1945 een nieuwe toekomst te geven.

Grote kring

Na de lezing van Axel Wicke gingen we naar deze Maranathakerk, waar een bijeenkomst zou zijn ter gelegenheid van de nationale dodenherdenking. Daar klonken twee voordrachten – één in het Duits en één in het Nederlands. De laatste onverstaanbaar voor de meeste van onze gasten. Er was ook muziek. Met bloemen togen we vervolgens in een lange sliert naar het plein tegenover het Vredespaleis, waar het na 20 uur twee minuten stil was. Muziek, bloemen, stilte – die taal begrepen we allemaal. Wij, Europeanen uit allerlei landen, waaronder Duitsland. De stilte omsloot onze groep en raakte ons allen. We keken elkaar aan en wisten dat we hier verder geen woorden aan hoefden vuil te maken. De volgende dag bezochten we de Grote Kerk. Wie op het idee kwam, weet ik niet meer. Opeens zei iemand: laten we zingen. Welk lied kennen we allemaal? Het werd ‘Grote God wij loven U’. We stonden in een enorm grote kring, in die immense kerk, en we zongen allemaal in onze eigen taal dit lied.

Muziek, bloemen, stilte, die taal begrepen we

Ook katholiek netwerk De Zinnen presenteerde haar uitwerking van het project. Dat was een brochure: Kloosterleven, gemeenschappelijk leven met de grondtonen van het bestaan. Er staat beschreven hoe je kloosters en abdijen overal aantreft: in steden, dorpen en op afgelegen plekken. Op markante plekken verwijzen ze naar de geschiedenis van Europa en naar de rol die ze daarin tot op de dag van vandaag hebben gespeeld. Europa is méér dan menigeen denkt, gevormd door haar kloosters, stelt De Zinnen: ‘Kloostergebouwen zijn Europese sacrale herinneringsplekken. Ze zijn geladen met geschiedenis en nog steeds bezig nieuwe geschiedenis te schrijven.’

De presentatie was in de Abdij van Egmond. Onderdeel van het programma was een uitstapje naar de kapel. Daar kregen we een workshop ‘Gregoriaans zingen’. Op één lange ademteug zongen we, in het Latijn. Hoe symbolisch. Van onverstaanbaar Pools, naar ieder in zijn of haar eigen taal, zongen we nu samen in deze gedeelde kerktaal.

’s Avonds hadden we met elkaar de slotmaaltijd. Op zondagochtend volgde nog een Duitstalige kerkdienst. Na afloop deden we een rondje over hoe iedereen deze dagen had ervaren. Ik zal nooit vergeten wat een van de Poolse vrouwen vertelde, een van degenen die nogal hard hadden zitten zuchten tijdens eerdere bijeenkomsten. Ze zei: ‘Ich war gestern Abend wirklich glücklich.’ Iedereen knikte. Van een enigszins ongeordende groep vol tegenstellingen waren we gegroeid naar een harmonisch gezelschap. Door verhalen te vertellen, door samen te zingen, door samen stil te zijn en door met z’n allen bloemen neer te leggen tijdens een herdenking. Opeens vormden we, zoals we in onze kring zaten en instemmend knikten, een heilige Europese plek.

Literatuur

De Erasmus-plus-uitgave van Kerk in Den Haag is te downloaden via www.kerkindenhaag.nl/europa.

De brochure Kloosterleven: gemeenschappelijk leven met de grondtonen van het bestaan is te downloaden via www.dezinnen.nl en te koop via info@dezinnen.nl.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken