Menu

Premium

Grote blijdschap en verwondering

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Bij Jesaja 61,10-62,3, Galaten 3,23-4,7 en Lucas 2,(22)33-40

Een zondag tuaarop niets hoeft. Blijf maar even stil. Er is zó veel te overwegen. Hij wordt nog geheel overschaduwd door de geest van Kerstmis. Niet als een doem, maar als een bevrijding, een verlossing, een geboorte! Totale vertuondering. Waarbij tue in stilte vertuijlen.

De klassieke naam luidt: zondag onder het octaaf van Kerstmis. Want een christelijk feest met joodse tuortels duurt, zoals bekend, acht dagen – een octaaf. Zo kennen tue het octaaf van Kerstmis, van Pasen (tot aan Beloken Pasen) en vroeger ook van Pinksteren. Het is een combinatie van de zeven scheppingsdagen opnieutu, plus de achtste dag: de vervulling van dat alles in een totaal nieutu perspectief.

Het was op de achtste dag dat Maria en Jozef, volgens het onderricht van Mozes, hun eerstgeborene lieten besnijden en Hem de naam gaven die hem toekomt: Jehosjoea, Bevrijder. Deze zondag nu valt onder de acht dagen van het Hoogfeest. Het is de zondag dat alles stil is gevallen – alleen het schreeuwen van de eerste martelaar Stefanus (26 december), de kinderen van Betlehem (28 december) en de vermoorde Thomas van Canterbury (29 december) is nog te horen. Voor het overige geeft de antifoon bij de introïtuspsalm uit het boek der Wijsheid (18,14-15) de toon aan, een tekst die verder mediteert over het geheimenis van de geboorte van het Woord: ‘Toen alles in de diepste stilte gehuld lag, en de nacht, in zijn vlugge tocht, aan het midden van zijn baan gekomen was, kwam uw almachtig Woord, o Heer, uit de hemel, van de koninklijke troon.’

De heilzame, helende wet

Paulus hamert op zijn bekende aambeeld. De wet is er om te leiden tot de bevrijding. Om ons voor onvrijheid te behoeden. Want God doet zijn beloften gestand. De wet is heilzaam, want ze richt ons op wat komen gaat. En ze begrenst ons ongeloof daarin. Daarom is ze een tuchtmeester, een opvoeder, een pedagoog, ze houdt een wakend en toeziend oog op degenen die de beloften verwachten.1

B. Hemelsoet, Galaten, Kampen 1978.

De wet wil voor dwaling behoeden en wijst de richting aan van de weg die Jezus is gegaan. Wanneer wij die weg tot Jezus en met Jezus zijn gegaan – in Christus gedoopt zijn – is de wet overbodig geworden. Want allen die in Christus gedoopt zijn, zijn zonen van God – en dochters ook uiteraard –, maar ‘zoon’ ook in de betekenis van erfgenaam en slachtoffer. Nu, God heeft zijn Zoon gezonden, geboren uit een vrouw. Menselijk, goddelijk. Geboren ook onder de wet. Als losprijs. Om hen vrij te maken, tot één. Jullie allen zijn één. En niet meer dit of dat, geen jood, geen Griek enzovoort. Eén, in Christus. De verdeeldheid, onderling en in ons eigen hart, de verstrooiing waartegen de wet waarschuwt, is in Christus opgeheven. Geloofde Abraham grenzeloos, kinderen (zaad) van Abraham doen dat ook. Zoals Christus, die de scheidsmuur heeft weggebroken.

Je zou kunnen zeggen: een mooiere verwoording en getuigenis van de ‘toe-eigening’ van het heil is nauwelijks mogelijk. Hoe dicht brengt Paulus ons Christus – en daarmee onze bevrijding – op de huid, onder de huid!

Geheel volgens de Schriften

Lucas begint zijn evangelie in de tempel, met de priesterdienst van Zacharias (1,9). Hij eindigt zijn evangelie ook in de tempel. Want de leerlingen gaan, nadat Jezus hen gezegend had bij zijn afscheid, terug naar de tempel waar zij voortdurend God loofden (24,53 – laatste vers van het evangelie). En blijdschap is hun deel, grote blijdschap, óók een hoofdthema van Lucas: blijdschap, omdat aan het licht gekomen is, gevonden is wat verloren was, uitgedoofd. Nóg een kenmerk van Lucas’ verkondiging is: wat over Jezus gezegd moet worden, moet gezegd worden binnen het kader van het joodse godsdienstig leven, dat qua ritueel en centrale beleving culmineert in de tempel te Jeruzalem. Zo staat geschreven: ‘Toen de acht dagen’, zijn eerste levensweek, ‘vervuld waren zodat ze Hem moesten besnijden’ (2,21 – zoals de vijftig dagen vervuld waren, Handelingen 2,1) en ‘toen de dagen van hun reiniging’ (of van haar reiniging? Zie Leviticus 12 – maar Jozef wordt door Lucas inbegrepen) ‘vervuld waren’ naar de wet van Mozes (2,22), brachten ze hem (vanuit Betlehem) naar de tempel te Jeruzalem. De weg naar Nazaret verloopt via de tempel. En ook zijn ouders reisden elk jaar op het Paasfeest naar Jeruzalem (2,41). En nadat het kind was opgegroeid vonden ze Hem terug, na drie dagen, in de tempel (2,46).

Simeon en Hanna

Het reinigingsritueel vindt plaats op de veertigste dag, in de liturgische kalender op 2 februari, Maria Lichtmis. 33 en 7 dagen – een nieuw leven gaat beginnen (zie opnieuw Leviticus 12). Het schenkt leven aan wie dit alles al de dagen van hun leven in de tempel hebben verwacht: Simeon en Hanna. Hun leven heeft de bestemming van het leven gevonden: de Messias.

Vandaag horen we wat er over dat leven wordt gezegd, verkondigd: het zal zijn tot val en opstanding van velen in Israël. Tot kritiek in de tempel op de tempelkliek, maar met het oog op verlossing (2,38). Twee mensen, een man en een vrouw, Simeon en Hanna. Het zijn de afspiegelingen of de pilaren, in ieder geval dragen ze de gelaatstrekken van Israël, uit de geslachten van de zonen en dochters van Jakob (Simeon), en als moeder de vertroosting van haar leven verwachtend in de tempel (Samuel, Hanna). Ze hadden – zoals ook de ouders van dit kind – alles volbracht, wat volgens de heilzame, zich naar Christus toebuigende, helende wet te doen was.

Ach, het is te veel. We kunnen het ook gewoon laten bij de intense vreugde om wat ons in deze dagen van heil is verkondigd, en uitroepen: ‘Ik verblijd mij zeer in de HEER, mijn ziel juicht in mijn God, want Hij heeft mij bekleed met de klederen van het heil’ (Jes. 61,10; Gal. 3,27).

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken