Menu

Premium

Herders

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Bij Ezechiël 34,1-10 en Johannes 10,11-16

Over herders gaat het vandaag bij Ezechiël en Johannes. Dat brengt ons als voorgangers bij de moeilijke taak van het uitleggen. We hebben een Bijbel vol herders en nauwelijks nog een herder in onze tijd. Hoe maak je vanuit de Schrift duidelijk wat een herder is, als de enige herdertjes die we nog kennen op het voetbalveld engelen ‘Ajax’ horen zingen? Ik doe het meestal zo.

De eerste van wie verteld wordt dat hij herder was, is Abel (zie Gen. 4). Hij was een herder en werd door zijn broer Kain, die niet naar hem omkeek, gedood. Abel, dat ‘nietsje’, die man van wie de naam ‘lucht, damp’ (Hebr.: hèbèl) betekent, wat lijkt aan te geven dat een herder een zwak iemand is. Maar dat is niet zo. Herders hebben de hele Bijbel door een dubbelrol. Ze tellen nauwelijks mee en worden toch ten voorbeeld gesteld. Het zijn van die mensen die door de landbouwers, de grondbezitters, de bewerkers van de aarde niet voor vol worden aangezien.

Abel, Jakob, Mozes, David, Amos

Jakob was ook een herder; een huiselijke man, vergeleken met zijn broer Esau die ging jagen en op avontuur uit ging. Maar Jakob was een achterbaks soort herder, die met de dieren ook allerlei trucjes uithaalde. En als je dan verder leest in de Schrift, zie je dat iedere grote leider in Israël als herder begonnen is. Mozes, die als prins werd opgevoed, moest eerst herder worden voor hij het volk kon leiden. In Samuel 1 wordt duidelijk dat ook de eerste koningen van Israël herders waren. Saul hoort dat hij koning wordt als hij op zoek is naar de weggelopen ezels. David is misschien wel het duidelijkste voorbeeld. Zelfs zijn vader en zijn broers nemen dat herdertje in de familie niet serieus, wanneer Samuel komt om een koning te zalven. En als Saul in de strijd tegen de Filistijnen denkt dat zo’n herder een nietsje is als Abel, dan vertelt David hoe hij leeuwen en beren moet weghouden van de kudde (1 Sam. 17,33-37).

Herders kunnen dus zorgen, maar ook opkomen voor hun schapen. Door met stenen en kluiten aarde te gooien, houden zij ze op de goede weg. Later komt er in de Schrift ook nog een profeet voor die schaapherder is. Amos heet hij en hij is een profeet die in zijn woorden als het ware met kluiten aarde en stenen naar de mensen gooit – niet om ze te raken, maar om ze op te schrikken.

Samengevat kun je zeggen: herders zijn mensen op wie anderen soms neerkijken, maar die goed voor hun kudden kunnen zorgen. Daarom heeft Lucas herders nodig als getuigen van Jezus’ geboorte. Eigenlijk schildert heel Jezus’ leven het beeld van zo’n herder: er wordt op Hem neergekeken, maar Hij zorgt voor de mensen en schrikt ze ook wakker.

Herder zijn bij Johannes

Johannes 10 gaat in zijn geheel over het herder-zijn, ook de stukken die we vandaag niet lezen. Voor de voorbereiding is het goed heel hoofdstuk 10 te lezen. Er zijn exegeten, zoals Raymond Brown en John Ashton, die op grond van drie accenten op het herder-zijn denken aan drie verschillende verhalen over Jezus als herder, die de eindredacteur hier bij elkaar gevoegd heeft.

R.E. Brown, The Gospel According to John, New York 1966; J. Ashton, Understanding the Fourth Gospel, Oxford 2007.

Het gaat in die verhalen allereerst over de deur van de schaapskooi (10,7-10); dan over de goede herder die zijn leven geeft voor zijn schapen, in tegenstelling tot de huurling die vlucht als het gevaarlijk wordt (10,11-13); en het gaat in al die beelden over een stem die je hoort en herkent (10,3-5.8.14-16). En als het ware in een bijzin wordt er nog verteld dat er ook andere schapen zijn die niet bij deze stal horen, maar die erbij zullen komen zodat het één kudde en één herder wordt. Net als bij Ezechiël wordt niet alleen de herder als goed of kwaad geschilderd, maar ook de schapen zijn duidelijk in beeld. Schapen die hun eigen verantwoordelijkheid hebben.

Herder zijn bij Ezechiël

‘Herders die zichzelf weiden’, zo noemt Ezechiël de machthebbers in Israël, en beeldend geeft hij aan hoe ze leven. Ook hier moet je meer lezen dan de perikoop voor deze zondag, want de schapen hebben ook hun verantwoordelijkheid voor elkaar, dat staat in Ezechiel 34,17-19. Het is een gruwelijk actueel beeld, dat ons leert hoe om te gaan met dat wat God ons toevertrouwde. Ezechiël zegt dat de Eeuwige zelf zal ingrijpen en herder van zijn schapen zal zijn (34,11vv.).

Kiezen om schaap te zijn?

Als je goed naar Johannes luistert, dan blijkt lang niet iedereen te willen luisteren naar die herder (Joh. 10,25-26). Jezus zegt: als je kiest om schaap te zijn bij Hem, dan is die keuze geloven of vertrouwen. Je toevertrouwen aan de Herder die de Vader gezonden heeft, is Jezus geloven op zijn woord en luisteren naar zijn stem, want Hij is sprekend zijn Vader.

Nog een handreiking voor wie moeite hebben met schapen en geen kuddedieren willen zijn. Op een bezinningsavond over vormen van gemeente-zijn ontspon zich de volgende discussie. Het ene groepslid vond het beeld van de gemeente als de kudde, als schapen van de Goede Herder eigenlijk maar niets, want zij wilde geen kuddedier zijn. Een ander groepslid – die zelf schapen hield – zei: ‘Het lijkt me juist heerlijk een schaap te zijn. Eén keer per jaar mag je alles wat je in de weg zit, weg laten halen bij het schapenscheren en kun je weer helemaal opnieuw beginnen.’

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken