Menu

Basis

Het eigene van de kerk bij de uitvaart

Een uitvaart is een emotioneel en indringend gebeuren, die tegenwoordig ook steeds meer persoonlijk en uniek lijkt te moeten zijn. Kerkelijke en seculiere uitvaarten zijn soms moeilijk van elkaar te onderscheiden. Wat maakt het afscheid eigenlijk tot een kerkelijke uitvaart?

Zeker op de kruispunten in het leven (geboorte, huwelijk, overlijden) lijkt de kerk steeds meer een dienstverlener te worden. Het zijn de momenten waarop nog altijd regelmatig een beroep op de kerk wordt gedaan, ook door mensen die verder niet kerkelijk betrokken zijn.

Is het daarbij ‘U vraagt, wij draaien’, of heeft de kerk ook een eigen stem, die sowieso moet klinken? Dit artikel verkent het spanningsveld dat er kan zijn tussen kerkelijke traditie en persoonlijke wensen.

Aandacht in de opleiding

In de academische opleiding tot predikant hebben we in Groningen ieder jaar in verschillende colleges aandacht besteed aan de invulling van de kerkdienst bij de uitvaart, bij een begrafenis en bij de crematie. Het is belangrijk om daar voldoende tijd aan te schenken en ook om er in de stage mee kennis te maken, omdat het tot de kerntaken van de predikant en breder, van de gemeente van Christus, behoort. Studenten moeten leren om hier ook theologisch over te kunnen nadenken.

Telkens kwamen de volgende vragen aan de orde. Welke taal spreekt de predikant en wat is daarvan de betekenis? Welke handelingen, dat wil zeggen welke rituelen en symbolen, horen erbij en waarom? Hoe krijgt het kerkelijk handelen gestalte? Onder welke voorwaarden kan een uitvaart een vorm van missionaire communicatie zijn?

Belangrijk in het college is daarbij de reflectie op de vraag of er hierbij ook een minimum is aan te geven. Wat is in het kerkelijk spreken en handelen bij het afscheid van een dierbare gestorvene onopgeefbaar en ook, waarom is nu juist dat element of onderdeel onopgeefbaar?

Wat is bij een afscheid in het kerkelijk spreken en handelen onopgeefbaar?

De vraag naar een minimum werd, als ik het goed zie, dertig jaar geleden niet gesteld. Er is vóór 1990 eenvoudigweg nauwelijks ruimte voor een persoonlijke invulling. Uit mijn eigen predikantschap herinner ik mij dat er in het gesprek over de uitvaart wel eens een enkele keer een persoonlijk lied werd voorgesteld, een evangelisch opwekkingslied of een lied uit de bundel van Johannes de Heer bijvoorbeeld, en soms werd er verzocht om een levenslied te laten horen, bijvoorbeeld van André Hazes of een popsong. Het was in die tijd rond crematies al wel gangbaar, maar in het kerkgebouw waren taal en handelen nog grotendeels kerkelijk geijkt. Ook het aantal ‘persoonlijke toespraken’ in een dienst was klein en hun lengte kort. Dat geldt overigens nog steeds voor verschillende kerkgenootschappen én ook voor een aantal streken van ons land. De ruimte voor persoonlijke invulling is er nog altijd zeer beperkt.

Een zo persoonlijk mogelijke invulling

Ruwweg vanaf 1990 zien we dat een ontwikkeling, die al sinds de zestiger jaren breed in de samenleving zichtbaar was, zich in verschillende kerken ook rond de kerkelijke uitvaart voordoet: de wens om zelf te kunnen en vooral ook, om zelf te mogen kiezen. En tevens de wens om er een zo persoonlijk mogelijke invulling aan te kunnen geven. Onderzoekers spreken over een ‘keuzesamenleving’ en over ‘personalisering’.

Ook is er sprake van een grote levensbeschouwelijke diversiteit, waarbij er zich vaak in een familie die bij een uitvaart betrokken is, meerdere levensbeschouwingen voordoen. De afstand tot de kerkelijke traditie, het ‘instituut’ en de taal en gewoonten is voor velen ook groter geworden.

Onderzoekers spreken over een ‘keuzesamenleving’ en over ‘personalisering’

Voor seculiere families geldt overigens bij een uitvaart al veel langer, dat begrafenisondernemingen ruimte bieden voor persoonlijke wensen. Soms betreft het wensen van de overledene, van tevoren zorgvuldig aan het papier toevertrouwd of aan naasten kenbaar gemaakt; vaak gaat het om wensen van de familie om het afscheid een heel eigen en uniek karakter te geven. Tegenwoordig wordt er bijvoorbeeld regelmatig een foto-slideshow getoond, op muziek gezet, waarin het leven van de overledene voorbijkomt.

Ik schreef eerder, dat ook crematies al een persoonlijke invulling kenden, met drie tot vier ‘persoonlijke muziekstukken’. En ook seculiere uitvaarten zijn niet zonder rituelen, die tegenwoordig vaak zelf ontworpen zijn. Een kanttekening die ik hierbij maak is dat het ene lied, gedicht, tekst of ritueel ‘geschikter’, ‘passender’ wordt geacht dan het andere. Nabestaanden, maar ook mensen in hun laatste levensfase, die dan of eerder al hun wensen opschrijven, hebben vaak ook behoefte aan enige inperking van alle keuzemogelijkheden. Zo bieden uitvaartondernemingen naast lijstjes met favoriete klassieke muziekstukken (‘ave Maria’, ‘air’) ook top-twintig of top-honderd overzichten met liederen voor bij een uitvaart (‘waarheen leidt de weg’, ‘time to say goodbye’, ‘de steen’, ‘mag ik dan bij jou?’, ‘afscheid nemen bestaat niet’, etc.) – allemaal bedoeld om mensen te helpen een keuze te maken. Ook de zelf-ontworpen rituelen worden nogal eens gekopieerd van andere uitvaarten, die bijvoorbeeld door een familielid zijn bijgewoond. Sociale media maken het eveneens mogelijk om kennis te nemen van voorbeelden. Wat geacht wordt heel uniek en persoonlijk te zijn, krijgt daardoor echter wel een zekere conformiteit.

… Favoriete klassieke muziekstukken en een top-honderd van liederen

Het ‘minimum’ voor een kerkelijke uitvaart

Al deze ontwikkelingen in de richting van het bevorderen van de eigen keuze en de persoonlijke invulling, met daarbij overigens ook de zogeheten ‘keuzestress’ vanwege de vele ‘opties’ en de vrees om achteraf toch de verkeerde keuze te hebben gemaakt, hebben ook de vormgeving van de kerkelijke uitvaart beïnvloed. Minder ‘vaste’ teksten, rituelen en symbolen, minder ‘geijkte’ kerkelijke taal, méér hedendaagse, persoonlijke, op het leven van de overledene betrekking hebbende teksten, liederen en ja, ook zelf-ontworpen rituelen.

Het leidt tot de aan het begin van het artikel gestelde vraag tijdens het college, of er ook een ‘minimum’ is om (nog) van een kerkelijke uitvaart te kunnen spreken. Nogmaals, in verschillende contexten én ook bij vele individuele uitvaarten doet zich deze vraag in de praktijk niet voor, maar om het scherp te stellen: is een kerkelijke uitvaart voorstelbaar zonder bijbellezing, zonder predikant, zonder zegen? Wat is fundamenteel? Of is hier ook een andere positie denkbaar en moet je hierin helemaal niet fundamenteel of principieel willen zijn? Is het theologisch wel te verdedigen om het kerkelijk-eigene zo sterk tegenover het persoonlijk-gekozene te plaatsen?

1. Pastorale nabijheid

Allereerst, bij een uitvaart is er veelal sprake van een mengeling van intense emoties. Pastorale tegemoetkoming aan persoonlijke voorkeuren, bijvoorbeeld door in het voorbereidende gesprek een lied of gedicht uit te kiezen dat deze emoties verwoordt, weegt zwaar. Ook als nabestaanden, na overleg, zelf woorden willen spreken, is hiervoor vanuit pastoraal oogpunt ruimte nodig.

2. De persoonlijke levenslijn

In de tweede plaats, de aandacht voor de persoon, en diens biografie, is theologisch evenzeer gerechtvaardigd, want de enkeling, elk schepsel, heeft voor God oneindige waarde. Juist de persoonlijke levenslijn en de inbedding van een mens in het verband van familie, vriendschappen en de eventuele werksituatie zal bij een kerkelijke uitvaart benoemd moeten worden. Het is theologisch niet te rechtvaardigen als de ene uitvaart sprekend lijkt op de andere. Juist een kerkelijke uitvaart vraagt om een op de persoon gerichte invulling.

De Schrift geeft uitdrukking aan godservaringen én Gods troostend en bevrijdend handelen

3. De taal van de Schrift

In de derde plaats, de taal van de Schrift, dat wil zeggen de beeldende verwoordingen van de psalmen, de verrassende bijbelverhalen uit Oude en Nieuwe Testament, de overtuigingen en verwoordingen van geloofservaringen, zoals we deze vinden in de brieven en in de Openbaring van Johannes, creëert nieuwe betekenis, ook omdat het om een existentiële situatie gaat. De Schrift geeft uitdrukking aan godservaringen en vormt een neerslag van Gods troostende, verlossende, verzoenende en bevrijdende handelen. Het is door en door geloofstaal, die overigens de twijfel en de vragen niet uitsluit. Het is geen ‘antwoordentaal’, maar gesprekstaal. Juist het gesprek met deze taal maakt de ontmoeting met de God van Jezus Christus mogelijk. Deze taal tilt ons uit boven de situatie, boven het moment. Het is taal die ‘draagt’. Hetzelfde geldt voor de vanuit de Schrift gevormde rituelen en symbolen. Een kerkelijke uitvaart zonder verwijzing naar de Schrift is ondenkbaar. Met recht vormt het Woord het fundament.

4. Belichting vanuit geloofstaal

Ten vierde, het persoonlijke, en unieke van dit leven, ook als taal wordt gezocht voor het onzegbare in klassieke muziekstukken, liederen of gedichten, vraagt in een kerkelijke uitvaart om belichting vanuit de voornoemde geloofstaal. Er is inderdaad geen tegenstelling: het persoonlijke én het ‘situatieoverstijgende’ van het christelijk geloof worden in de kerkelijke uitvaart bij elkaar gebracht. In een overdenking, in de gebeden en ook in persoonlijke liedteksten. Het leven van de gestorvene, en ook diens geloofs- en levensovertuiging, worden in een nieuw licht geplaatst: het licht van de Schrift. In het licht van God leven en sterven wij én worden wij bewaard.

5. Geloofstaal al bij voorbereiding

In de vijfde plaats, omdat het om een kerkelijke uitvaart gaat, is dit ook in de voorbereiding reeds zichtbaar. De nabestaanden weten zich in de aanwezigheid van een predikant en eventueel een andere ambtsdrager van meet af aan op kerkelijk terrein. Het inbrengen van geloofstaal is dus geen kwestie van enkel de preek of de zegen of het Onze Vader op de begraafplaats of als laatste woorden bij een crematie, maar deze ‘geloofsdimensie’ doet mee vanaf de eerste ontmoeting. Een predikant heeft, ook als hij of zij geen echt boordje of een toga draagt, figuurlijk een boordje om…

Ik vat samen: een kerkelijke uitvaart biedt de mogelijkheid om zowel recht te doen aan het persoonlijke, als aan de geloofstaal van de Schrift die het persoonlijke belicht én de situatie overstijgt en daardoor een bron wordt van troost en uitzicht in dagen van rouw.

Henk de Roest is hoogleraar praktische theologie aan de Protestantse Theologische Universiteit, vestiging Groningen. Hij is lid van de redactie van Ouderlingenblad

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken