Menu

Basis

Het geweten in het pastoraat

Het geweten vraagt naar de eenheid van geloof en leven

Het blijft bijzonder dat mensen je over de meest uiteenlopende zaken in vertrouwen nemen. Soms schrik je ervan wat ze allemaal met je delen. De onderwerpen zijn zo uiteenlopend dat je denkt: reageer ik nu vanuit mijn rol als pastoraal bezoeker? Of zeg ik maar gewoon hardop wat me op dat moment te binnen schiet?

Gelukkig mag je weten dat de theoloog Karl Barth ‘het gezond verstand’ beschouwde als een intieme vriend van de Heilige Geest. Maar soms zou je bij lastige dilemma’s in morele kwesties meer houvast willen. Dan kun je zelfs verlangen naar een goed-fout schema, waar de kerk vroeger soms goed in was. Vandaag lijkt vrijwel alles vanuit de Bijbel verdedigbaar. Als het maar op een of andere wijze beargumenteerd kan worden. En anders kun je je altijd nog op je geweten beroepen. Al hoor je dat wel minder.

De redactie vroeg me: hoe moet je dat nu zien, als iemand last heeft van zijn geweten. Heeft dat met God te maken? En op welke manier dan: klaagt God aan? Spreekt Hij vrij? Of spannen mensen God zo voor hun eigen karretje, dient het geweten als beroepsinstantie hun eigenbelang? Of is het een tegenover? En hoe maak je zulke zaken bespreekbaar in het pastoraat – als je dat al durft?

Last van het geweten

Geen roman of krant of pastoraal bezoek of er zijn allerlei morele kwesties aan de orde. Of het nu gaat over hoe we leven in de (post-)coronatijd of hoe we omgaan met vragen rondom begin en einde van het leven, maar ook gewoon over wat we eten, hoe we vakantie vieren, waaraan we tijd en geld besteden, hoe we met elkaar omgaan als familie en/of als organisatie en/of als maatschappij – het wemelt van de dilemma’s en keuzes.

Bes chouw het geweten als een relationeel gegeven, een intern, innerlijk forum

En op sommige momenten wordt het plotseling heel persoonlijk. Niet meer een theoretische zaak om eens heerlijk over te delibereren, zoals je over alles een boom kunt opzetten. Maar nu ben je er zelf bij betrokken. Dan ligt het plotseling gevoelig, voelt het als op eieren lopen wanneer je wat zegt, is of lijkt met andere woorden de identiteit van iemand in het geding. En precies daar speelt – of we het nu wel of niet expliciet zo noemen – het geweten.

Il Tintoretto, Kaïn en Abel
Bijbelse gewetenskwesties: Mens, waar ben je…? En waar is je broeder…? Ben ik mijn broeders hoeder…?

Ik beschouw het als een relationeel gegeven, een intern, innerlijk forum. Als een plek, met een duur woord een resonantieruimte, of zoals de Fransen zeggen, een journal intime. Waarin emotionele én rationele argumenten wisselen. Waarin zowel de ons omringende anderen als de in ons geïnternaliseerde stemmen van anderen als ook onze eigen innerlijke stem zich verheffen. En waarin – juist omdat de mens, íeder mens, leeft voor Gods aangezicht – ook de Eeuwige zich meldt.

Spraakverwarring

Alleen, zo beziet lang niet iedereen het geweten. Sommigen houden het met Freud op het superego. Anderen volgen de filosoof Schopenhauer die het geweten als volgt beschreef: een vijfde mensenvrees, een vijfde bijgeloof, een vijfde gewoonte, een vijfde vooroordeel, een vijfde ijdelheid. Een neo-darwinist zal spreken van ‘het – bijna dierlijke – instinct’ van de mens.

Het is dus wel een bepaalde, eerder klassieke dan moderne benadering van de mens om over zijn geweten te spreken. Maar heeft de moderniteit zulke begrippen dan achterhaald? Of doen we het mens-zijn juist tekort, als we niet meer over begrippen als ziel of geest of geweten durven spreken – zoals de veelgelezen Amerikaanse schrijfster Marilynne Robinson in onze tijd stelt?

De Bijbel

In de Bijbel spelen er allerlei gewetenskwesties, zonder dat het begrip er nu zo dikwijls in voorkomt. Mens, waar ben je? En waar is je broeder – ben ik mijn broeders hoeder? Het zijn regelrechte gewetensvragen op de eerste bladzijden van de Bijbel – hier wordt ieder mens persoonlijk ter verantwoording geroepen. ‘Juist het beroep op de menselijke verantwoordelijkheid is een van de opvallendste kenmerken van het Jodendom – in dat opzicht steekt het boven andere religies uit’, stelt rabbijn Jonathan Sacks. We zouden hier met evenveel recht van de joods-christelijke traditie kunnen spreken. Op allerlei plekken in het Eerste Testament wordt gesproken over het hart van de mens – waarbij sommige vertalers ervoor kiezen het begrip geweten te introduceren. Zelf heeft het Hebreeuws er geen equivalent voor.

Dat is anders in het Nieuwe Testament. Daar vind je het begrip suneidysis (letterlijk samen-weten, net als con-scientia betekent het ge-weten) welgeteld dertig keer. Zo’n beetje de helft van de keren gebruikt Paulus het begrip voor één – voor ons onbegrijpelijke, maar toen netelige – kwestie, nl. het eten van offervlees. Hij schrijft daarover in 1 Korintiërs 8 (7,10,12) & 10 (25,27,28,29). Paulus blijkt eraan te hechten in de gemeente van Christus niet alleen het eigen geweten te laten gelden, maar rekening te houden met het geweten van de ander. Niet de kennis, maar de liefde dient de maatstaf te zijn en de apostel verbindt dit met de autoriteit van Christus zelf. Natuurlijk is er meer over het geweten in de Bijbel te zeggen, dat is een onderzoek op zich.

Wel roep ik graag in herinnering hoe er in de loop der eeuwen ook andere denklijnen aan de Bijbel zijn ontleend. Zo spreekt de Rooms-Katholieke kerk in veel officiële documenten heel onbevangen over het geweten. Er staat o.a. te lezen dat het geweten weliswaar kan dwalen, maar ook ‘de eerste van alle plaatsbekleders van Christus’ is!

Uit de protestantse traditie is Luthers beroep op het geweten tijdens de Rijksdag te Worms op 18 april 1521 wereldberoemd geworden. Al was dat beroep minder simplistisch dan veel geschiedenisboekjes en onderwijzers vertellen. Luther beriep zich niet op het geweten sec, maar beweerde: ‘Mijn geweten is gevangen in het Woord van God’. Luther maakte bij de vele keren dat hij erover schrijft vooral twee dingen duidelijk. In de eerste plaats dat een aanklagend geweten ons kan drijven in de armen van Christus. En in de tweede plaats dat een goed geweten bij de mens vaker niet dan wel samenvalt met een oprecht geloof – ook al worden die in de Bijbel een aantal keren in één adem genoemd.

Rollenspel

Er blijft dus, bij alles wat er over het geweten te zeggen valt, een onzekerheid of en hoe hier de stem van God hoorbaar wordt. Daarom bepleit ik een benadering van het geweten als een intern forum, waarin God een rollenspel kan spelen. Daarmee neem je Zijn stem – juist te midden van andere stemmen in je innerlijk – serieus. Immanuel Kant noemde het geweten een ‘innerlijk gerechtshof’ en vanuit de christelijke theologie kunnen we nader specificeren. Hier is de mens persoonlijk in gesprek met zijn Drieenige Schepper. Als wetgever stelt Hij het kader, de ethische richtlijn van het gebod. Maar er melden zich in het forum ook andere stemmen. De aanklager, de verdediger. En ook in die hoedanigheid kan zich in de stemmen van (geïnterneerde) mensen de stem van de Eeuwige melden.

Bij de verschillende stemmen in hoofd en hart meldt zich vanzelf ook het woord, de stem van God

Ik kan het eigenlijk niet mooier zeggen dan met woorden van Jan Wit, de liedboekdichter van Gezang 478 (LvdK, helaas komen te vervallen in het Liedboek 2013). Aan het begin van de coupletten 4, 5 en 6 luidt de openingszin achtereenvolgens: ‘God gebiedt’, ‘God klaagt aan’ en ‘God vergeeft’. Aan het einde van het zesde couplet wordt alles dan op één noemer gebracht:

God vergeeft. Wie weerloos zwicht

voor het opperste gericht,

die ontdekt met vrees en beven

dat de eiser voor hem pleit,

dat de rechter met hem lijdt,

dat het vonnis luidt: het leven.

Daarom is er op pastoraal bezoek alle reden over aangelegen, persoonlijke zaken te spreken. Bij de verschillende stemmen in hoofd en hart, in de dialoog, meldt zich vanzelf ook het woord, de stem van God. Het komt er niet op aan te (ver)oordelen. Maar wel om openhartig te bespreken: Wat weegt nu het zwaarst? Wat is je eigenlijke motief? Wat betekent de vreemde vrijspraak van het evangelie in dezen? In welke – van de vele – stemmen hoor je klinken: volg mij?

Het geweten van de gemeente

Het geweten is wel eens het waarschuwingslampje van je integriteitssysteem genoemd. Soms wringt er iets. Daarbij wisten de Romeinen al: het geweten is als duizend getuigen. Misschien is het wel zo dat mens-zijn, christen-zijn vandaag niet gaat zonder dat er iets wringt, iets irriteert of je aangrijpt, juist omdát je gelooft, hoopt en liefhebt. Maar is gemeente-zijn niet juist: samen getuigenzijn? In de eredienst én in het pastoraat, op vergaderingen én in gesprekskringen? Doorpraten op wat het betekent mens te zijn vandaag, wat je daarom doet of juist laat, wat er vandaag van Godswege van ons wordt gevraagd?

Dan is er mijns inziens geen thema, hoe lastig of gevoelig ook, onbespreekbaar. Alleen vraagt het van de pastoraal bezoeker wel een bepaalde houding. Geen antwoorden of oordelen, maar wel een visie, een mening, de durf een tegenover te zijn, omdat je in de gemeente verschillend denken mag en van elkaar leert. Omdat je als gemeente allemaal leerling bent van Christus. Omdat je daarin één bent – ook als je het niet of nooit eens zult worden.

Dat vraagt wel om persoonlijke toerusting. In een van de bevestigingsformulieren van de Protestantse Kerk wordt gezegd van de ouderling: ‘door op te treden als vertrouwenspersoon en geweten van de gemeente in deze tijd’ (Dienstboek II, 257). Vertrouwenspersoon, dat snappen we wel, ook als we officieel geen ouderling heten, maar wel pastorale bezoeken brengen. Maar durven we die gewetensfunctie (die ook aan de diaken zou mogen worden toegeschreven!) ook aan? Als uitdaging in het bezoekwerk? Omdat God daar is – waar twee of drie…

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken