Menu

Basis

‘Het is donker maar ik zing’

Liturgische theopoëtica en de esthetica van de nacht

We leven in donkere tijden. De wereld wordt steeds donkerder. Alles lijkt buiten proporties, verloren, alles valt uit elkaar. Is er voor iedereen een plek onder de zon? Cláudio Carvalhães breekt een lans voor ‘theopoëzie’ die juist ontstaat ‘in de nacht’ en ingezet wordt als een strijdbaar lied van liturgie: om God te vinden in een wereld van ‘afgedankten’.

Kapitalisme leidt de economische verarming van de wereld en neoliberalisme controleert de staat en de wetten. Fascisme is een gefabriceerd staatsapparaat om het verzet in te dammen van minderheden die gewoon met enige waardigheid willen leven: homo’s, inheemsen, vrouwen, misdadigers en armen. We leven in een samba van één enkele noot: verlies.

Wij verliezen het recht op scholing, onze rechten als arbeiders, het recht om te protesteren zonder gearresteerd te worden, we verliezen ons geschapen zijn naar het beeld van God, het recht op gezondheidszorg en op vrij en kritisch onderwijs. We worden dag en nacht aangevallen. De duivel van onze tijd, het neoliberalisme, komt om te stelen en te vernietigen, zoals Jezus zegt in Johannes 10:10.

Echter, wanneer wij die nacht niet doorleven en haar niet beschouwen als ons theologisch-poëtisch uitgangspunt, als epistemologie van ruimte en tijd, dan zullen we de zon niet krijgen. De dag kan alleen moedig worden beleefd als de ziel weet om te gaan met de angst van de nacht: we rennen naar de zon en laten ons niet onderdompelen door de zwarte nacht.

De Europese moderniteit werd voorgesteld als de plaats van het licht, en de Verlichting predikte tegen de duisternis van de Middeleeuwen. Inheemse wijsheid, Afrikaanse filosofie, de kennis van onze moeders en grootmoeders, zijn in die geschiedenis van de Europese Verlichting altijd afgeschreven als bijgeloof, bijverschijnselen en epiloog.

Het is tegen deze modernistische ‘lichtheid’ dat wij de nacht, de schaduw, de duisternis opeisen als onze plaats om te denken, te voelen en te leven. We moeten wennen aan de nacht, want de onderdrukten hebben altijd in de nacht van de geschiedenis geleefd. Het is in de nacht dat we solidariteit en kameraadschap zoeken.

We hebben poëzie nodig, ‘theopoëzie’, om een manier te vinden om het onmogelijke te theoretiseren, om geïmproviseerde tenten op te zetten te midden van de verlatenheid, om God te vinden in een wereld van ‘afgedankten’.

Want de nacht is vindingrijk, ze pauzeert, schept, bezweert en verbindt woorden die niet in het daglicht leven, als nieuwe betekenissen en mogelijkheden gewekt willen worden. Woorden die niet geboren zijn uit angst voor abstracte gedachten, maar uit de ademhaling van echte lichamen. ’s Nachts moet ons lichaam gestreeld worden met woorden die helen en kracht geven voor de volgende dag.

Wij hebben een God nodig die zich verbergt voor hen die Hem zoeken in het licht van de dag, maar die zich openbaart aan hen die Hem zoeken in de wervelingen en kolken van de nacht. Een God die overdag de machtigen veracht in hun nachtelijke manoeuvres van verraad, maar die overdag het werk van de kwetsbaren steunt en hen ’s nachts bijstaat in momenten van grootste kwetsbaarheid. ’s Nachts ‘theopoëtica’ bedrijven is leren om met jezelf alleen en met God te zijn op momenten van eenzaamheid en angst, zoals de Braziliaanse zanger Thiago de Mello zingt:

Het is donker maar ik zing
want de ochtend zal komen.
Kom met mij, vriend, en we zien
de kleur van de wereld veranderen.
Het is het waard niet te slapen en te wachten
tot de kleur van de wereld verandert.
Het is al ochtend
de zon komt op, ik wil vreugde,
om te vergeten wat ik heb geleden.
Wie lijdt blijft wakker
om het hart te verdedigen.
Laten we samen, in grote getale,
werken voor de vreugde,
morgen is een nieuwe dag. 1

‘Het is donker, maar ik zing’: dat is theopoëzie geschreven in de nacht! We zingen midden in de nacht, als mensen die verder hebben leren zien dan schemering en duister.

We zingen als wake voor onze medemens, een wake die bestaat uit liederen, gebeden, samenkomen, diep luisteren, delen, solidariteit. Tot de zon ’s morgens opgaat: dan beginnen de stakingen, de blokkades van brandende banden, de politieke daden, het verzet en de eisen.

Alleen theopoëzie kan ons laten horen wat ons nooit geleerd is te horen en laten zingen wat woorden niet kunnen zeggen. In de stilte van de nacht horen we de aarde, de rivieren, de bomen, en wachten we op het gezang van de vogels. Niet alleen de armen, maar de aarde lijdt onuitsprekelijke pijn die we moeten horen. ’s Nachts rouwen we om onze doden en de aarde die elke dag, elke nacht sterft. We huilen, bidden en vragen om vergeving en genade. Zo transformeert de theopoëzie zich tijdens de nacht tot partner en aanwezigheid, troost en wederzijdse genezing.

In de liturgie van de theopoëzie draait het om: stilte, liederen, pauzes, contemplatie, gebaren, voorwerpen, aanwezigheid, mystiek, klaagzang, delen, geboorten en begrafenissen, wandelingen, plantages, vieringen, ervaren dat het onmogelijke van ’s nachts overdag doenlijk is.

Het is de kaars die gloeit in de nacht, het lied dat in de verte te horen is, het geroezemoes van zachte stemmen die kinderen wiegen, het ijle gesprek in de woonkamer, de geur van cake en koffie in de keuken, het gefluisterde gebed in de slaapkamer, de roep van de dageraad, de klaagzang van de nacht. In alles, het leven samen geleefd.

De mystiek van de liturgie is de veelheid van lichamen in beweging met dat wat voorhanden is. Deze liturgieën zijn manieren om gezamenlijk getuigenis af te leggen, om te waken over hen die komen om te eten en te slapen, om de nacht te doorwaken, om gebroken lichamen te koesteren met genezende zalf en warmte, om netten te maken om de meest kwetsbaren op te vangen, zodat het samenspel van kracht en zwoegen sterker wordt.

De liturgie van de theopoëzie is militant en weet waar haar engagement en loyaliteit ligt. Sinds de begindagen van de kerk van Jezus Christus liggen die bij de armen en de vervolgden. Wij mogen niet vergeten dat wij erfgenamen zijn van de vervolgde kerk, van de catacomben. Aan de kerk en de esthetiek van de vervolgden dan dienen wij trouw te zijn, en niet aan de kerk van het Romeinse Rijk, die sindsdien altijd onder één hoedje heeft gespeeld met de machten.

We ‘ont-dekken’ de duisternis in het daglicht en het licht dat leeft in de nacht. We maken ons samen sterk, zodat de armen uit de schaduwen van de vergetelheid tevoorschijn kunnen komen. Onze zoektocht is geen metafysica maar metapraxis: emancipatiebewegingen die het denken ordenen vanuit de praktijk die altijd verzadigd is door de diepgewortelde behoeften van het volk.

Jaci Maraschin zocht in A Estética dos Pobres (‘De esthetiek van de armen’) het lied van het volk: ‘gemaakt door de mensen of geïnspireerd door hun behoeften en uitdrukkingsvormen, neemt het authenticiteit en schoonheid aan om te zijn in harmonie en waarheid’. Dit lied van schoonheid is het liturgische fundament, omdat het de ware geleefde esthetiek van het volk is en zich manifesteert als openbaring. Ze brengt dag en nacht, innerlijk en uiterlijk, het individu en het collectief op één lijn in esthetische processen, die de dichotomie tussen hoge kunst en lage kunst van de modernistische esthetiek opheffen.

Voorbij deze dualismen zoekt Maraschin een liturgische hermeneutiek die verweven is met de wereld als alternatief en belofte.

Alternatief geloof dat de mogelijkheid uitdrukt om te geloven in en te hopen op een wereld die gecreëerd en geleefd kan worden. Zo is de liturgie een ruimte van utopie en realiteit, door de verbindingen tussen mens, wereld en het Woord van God. die zich actualiseren in lijn met de grootste noden en de meest behoeftigen.

In de liturgische ruimte van de utopie en de schepping van andere manieren van leven – in huizen of kerken, in bijeenkomsten in zalen, op straten en op de hoek – moet de insteek altijd de aanwezigheid van de aarde zijn. Want elke utopie en elk alternatief waar we naartoe leven, kan alleen werkelijkheid worden als we ons onze diepste verbinding met de aarde herinneren. Elke beweging om God te aanbidden moet een beweging zijn tussen de sterren en de wortels, de lucht en de aarde.

Zo nodigt de viering van het Heilig Avondmaal ons niet alleen uit om ons hart te verheffen, maar ook om onze handen op de grond te leggen. De aarde is onze verblijfplaats, onze heilige ruimte. In de liturgische ruimte, met ons lichaam als interpretatieve plaats, spelen, vieren, lachen we en vinden we uit.

Theopoëzie is het zoeken naar de adem die een gemeenschappelijk leven met fatsoen en waardigheid voortbrengt. Wij ademen samen, geest en lichaam, om ons rekenschap te geven van de nood, om de scheiding tussen lichaam en aarde, hart en geest, ik en jij, te herstellen.

Door samen met de aarde te ademen, herschikken en her-democratiseren we het recht van allen, met inbegrip van biodiverse systemen. Democratie is niet alleen een menselijke kunst, maar moet een pluri-humanitaire en zelfs planetaire dimensie krijgen. Als dat zo is, moet de liturgie van de theopoëzie ons ertoe brengen onze handen in de aarde te steken, blootsvoets te lopen, zonnebloemen te planten, de wortels van de maniok te malen en de grond waarop we lopen te eren. Alles wordt sacrament.

De liturgie moet ons ook in staat stellen te zingen en samen met het leven dat komt en gaat in het gezang van de vogel en elk zaadje dat ontkiemt het uit te roepen. We leren onze verlangens om de verlangens van de aarde te zijn: verlangen naar een leven in volheid voor dieren, voor de aarde en ook voor de mens.

Wij leven de nacht niet met angst, maar als mensen die weten dat de nacht de ziel voedt voor de dag die komt. Moed om midden in de nacht te leven om de dag opnieuw vorm te geven, moed om de dag te leven en ons samen in de nacht te verschansen. We hebben zowel de ziel als het lied en de dans van de nacht. Soms huilen we, maar soms ook niet. Wij bereiden het leven en de verhalen van het leven voor om de hele nacht door te vertellen. En zo vol moed leven we om te herstellen en opnieuw te maken wat uiteengevallen is. In de geschiedenis. In leven en in dood.

We zullen zeven dagen dansen en spelen en dan nog eens zeven en nog eens zeven tot het zeventig keer zeven is. We zullen het leven vieren in duizend liturgieën. Wij zullen dichten en liturgieën maken over het leven dat aandient in zoveel vormen en gedaanten en kleuren en smaken en zweet en gevoelens en gedachten. Naast God! En in de nacht van tegenspoed? We zullen zingen van datgene wat we kunnen uitdrukken.

Onze God is de God van de nacht!
Onze esthetiek is de esthetiek van de nacht
en van hen die overleven.
In de nacht beschermen we onszelf.
In de nacht doen we wat we moeten doen.
In de nacht beschermen we hen die het het
meest nodig hebben.
’s Nachts organiseren we ons beter.
Met geloof en moed! Met liederen en gebeden!
Zalven en genezen!

Want ons lied is en zal altijd zijn:

Het is donker maar ik zing
want de ochtend zal komen.

Noot

1 Te beluisteren: youtube.com

Cláudio Carvalhães is Braziliaans ‘denker over de aarde’, theoloog, liturg en kunstenaar. Hij is universitair docent met als focus Eredienst aan Union Theological Seminary in New York en predikant in de Presbyterian Church (USA).

Vertaald uit het Portugees door Nienke Pruiksma

Literatuur

Meer over Carvalhães’ liturgische aanpak: — What does worship have to do with it? Interpreting life, church and the world liturgically, New York: Cascade Books, 2018

Praying with every heart. Orienting our lives to the wholeness of the world, New York: Cascade Books, 2021

Ritual at the world’s end. Essays on ecoliturgical liberation theology, Barber’s Son Press, 2021

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

De Levende belichaamt onze verwondingen

Wie niet in de gelegenheid was om op de avond van de eerste dag van de week, nu acht dagen geleden, in de vesper het evangelie van die avond te horen (Johannes 20:19-23), zal het op de achtste dag, vandaag, nog wel willen betrekken bij de lezing van het evangelie. We weten niet of het hetzelfde moment was als een week eerder, dat Jezus in het midden van zijn leerlingen, inclusief Tomas, verscheen. Wel waren de deuren opnieuw gesloten. Misschien niet meer uit vrees voor de joden, maar omdat het hart van een van hen, Tomas, nog geopend moest worden.

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

‘Opdat ook jullie doen wat Ik jullie heb gedaan’

Volgens de inmiddels overleden opperrabbijn Jonathan Sacks zijn voor een gemeenschap deze drie zaken het belangrijkst: ouders, leraren en gedenken. Ouders en leraren moeten kinderen vertellen over het verleden, om wat toen fout ging in de toekomst te voorkomen en het goede te doen. De onderwerpen in de lezingen van vandaag bevestigen dat belang. Het vertrek uit de slavendienst in Egypte en de voetwassing door Jezus worden nog steeds verteld en herdacht.

Nieuwe boeken