Menu

Premium

Het mag wat kosten

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Bij Exodus 30,11-16 en Marcus 12,38-13,2

Hoe de persoonlijke bijdrage aan het huis Gods ingrijpt in het hart van de mens. Zo zou je kortweg de thematiek van de lezingen kunnen samenvatten. In Exodus wordt de uitgebreide omschrijving van het ontwerp van Gods woning even onderbroken voor een gedachte rond de eigen bijdrage. In Marcus zoekt Jezus naar het hart, de intentie van hen die geld in de offerkist in de tempel werpen. Blijven die gebouwen dan overeind als de menselijkheid, de humaniteit eruit verdwenen is en men enkel pocht op schone schijn?

De bouw van het godsverblijf, de tabernakel in de woestijn, is allemaal nog in de aanloop-, de ontwerpfase. Enkel de opdrachten tot het maken worden verwoord. Nauwkeurig, dat wel. Geen detail blijft onbesproken. De Heer heeft aan alles gedacht. Hij is een kundig architect, Hij heeft erin voorzien.

Geven voor je ‘leven’

Maar nu de ontwerpfase bijna is afgerond, wordt de beschrijving van het ontwerp even onderbroken. Nu gaat het over de mensen die het moeten opbrengen. Ze moeten het ook nog kunnen dragen! Letterlijk en figuurlijk. God kan wel een mooi plan bedacht hebben, maar mensen zullen het moeten uitvoeren. De meest kundige bouwers zullen zo dadelijk aangesteld worden, maar eerst worden de financiën geregeld. Ook dat hoort bij het ontwerp. Is er iemand die een toren gaat bouwen en niet even gaat zitten om van te voren de onkosten te berekenen?

Liturgie is gratis, maar de eredienst kost wel wat. Een berouwvol hart minstens. Verder een kleinigheid, een halve sjekel zilver. Met zijn allen is het genoeg. En in de ogen van God zijn allen gelijk, de rijke en de arme (Ex. 30,15). De kleine gift is niet onbelangrijk, hij heeft waarde. Samen zeker. En je geeft het wel voor je ‘leven’: niet alleen levenslang, dus niet eenmalig, want later werden de dagelijkse offers in de tempel uit de opbrengst van deze halve zilvergewichtjes gefinancierd, maar ook voor je leven, je ziel (Hebr.: nèfèsj): ‘Wanneer je opneemt het aantal der kinderen Israëls, dan moet ieder aan de Heer een losgeld geven voor zijn ziel.’ (Deut. 30,12). Ieder persoonlijk.

Iedereen ‘telt’ mee

De reizigers onderweg door de woestijn worden niet als onpersoonlijke massa beschouwd, maar welgeteld, één voor één. Een ieder moest wat geven en ‘telt’ mee. De eigen bijdrage gaf eigenwaarde aan de persoon. Ik doe mee, ik hoor erbij! Ik draag deze dienst mee. Het is meer dan een geschonken plant in de kerk, of een gesponsorde bank. Want die gaan je niet aan het hart. Doe dit, tot je eigen gedachtenis. Het is een geheugensteun dat je voor het aangezicht van de Eeuwige staat, ‘tot verzoening van je leven’ (30,15). Je zult weten: ik draag bij aan de voortdurende bewegende eredienst die God onderweg in mijn en ons leven onderhoudt. Mozes dient de Israëlieten te tellen met het oog op hun betrokkenheid op het midden van de gemeenschap: het verblijf, het onderkomen van de Eeuwige in hun midden. Een permanente reiniging, voortdurende verzoening, eeuwigdurende opbouw.

Overigens, voordat de ontwerpfase overgaat in het echte werk, de bouw van de tabernakel (36,8), komt er een stevige kink in de kabel: de geschiedenis rond het gouden kalf. Daarna lijkt alles opnieuw te moeten beginnen. En wat dan opvalt is, dat de heffing die dan gevraagd wordt vele malen hoger is dan de halve sjekel zilver die eerst nodig was (Ex. 35)!

Wacht je voor de schriftgeleerden

Hoge bomen vangen veel wind. Zo ook de schriftgeleerden, die categorie medewerkers aan dit tijdschrift incluis. Jezus waarschuwt voor hen. Ze hebben de neiging, in die dagen ook uiterlijk, om zich te laten horen. Jezus’ oordeel begint bij het huis Gods. De bijdrage aan de eredienst der verzoening, de draagbare tabernakel mag wel wat meer, zou je denken, maar de schone schijn van de schriftgeleerden, hun gewaden, eerste plaatsen en schijngebeden – dat kan wel wat minder (Marc. 12,38-40).

Tempelprediking

We lezen een fragment uit een redevoering die Jezus in de tempel houdt. Dat is de plek waar, via het teken van het offer, aandacht geschonken wordt aan de ontmoeting met de Eeuwige. Na de intocht in de stad (11,1-11) vertrekt Hij eruit, om de volgende dag terug te komen, vanuit Betanië, het huis der armen. Na de intocht kwam Hij bij de tempel, maar de dag erna gaat Hij de tempel in. ’s Avonds vertrekt Hij (11,19). De volgende dag (11,20.27) keert Hij weer terug. Jezus raakt dan in gesprek met hogepriesters, schriftgeleerden en oudsten (11,27), farizeeën, herodianen (12,13), sadduceeën (12,18), schriftgeleerden (12,28) en ook nog met ‘gewone’ mensen (12,35): een beter maatschappelijk debat kun je niet hebben. Vertegenwoordigers van allerlei politieke en religieuze organisaties gaan met Hem in gesprek. Sociaal zullen ze in sommige gevallen ook wel geweest zijn. Daarna (13,1) verlaat Jezus de tempel, en is Hij weer onder zijn leerlingen. Een van hen stelt Hem een vraag over de imposante gebouwen, en vier met name genoemde zitten bij Hem op de Olijfberg, ziende op de tempel (13,1-3).

De woorden van Jezus, gesproken in het religieuze centrum, zijn echte tempelprediking. Daar kennen we Jeremia ook al van, en andere profeten. Gezeten rond het offerblok ziet Hij het geefgedrag der pelgrims. Hoe ziet Hij dat rijken veel doneren en armen weinig? Had Hij een geoefend oog? Maar de boodschap is helder. Wat Hij interpreteert, ziet, meldt Hij aan zijn leerlingen. Onderricht onder vier ogen, niet luidkeels voor allen. Waardering voor het kleine dat veel is voor armen, weduwen en wezen. Heel haar leven, haar levensonderhoud (voor deze dag, voor de komende maand?) schonk ze. Je kan zeggen: ze stelde zichzelf geheel beschikbaar. Als offer. Voor de Eeuwige.

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

‘Blijf in mijn liefde’

De zesde zondag na Pasen, de laatste voor Hemelvaartsdag: in de ‘oude bedeling’ (waar zijn al die mooie, veelzeggende Latijnse zondagsnamen toch gebleven?) heet deze zondag Rogate, bidt! Willem Barnard schreef ooit: ‘Na Pasen gaat het van jubelen, Jubilate, via zingen, Cantate, naar bidden, Rogate.’ Zo is het en niet andersom: van expressie naar impressie, van de uitbundige jubel om zijn daden naar het ingekeerde gebed om Gods nabijheid… juist wanneer afscheid nadert.

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

De Levende belichaamt onze verwondingen

Wie niet in de gelegenheid was om op de avond van de eerste dag van de week, nu acht dagen geleden, in de vesper het evangelie van die avond te horen (Johannes 20:19-23), zal het op de achtste dag, vandaag, nog wel willen betrekken bij de lezing van het evangelie. We weten niet of het hetzelfde moment was als een week eerder, dat Jezus in het midden van zijn leerlingen, inclusief Tomas, verscheen. Wel waren de deuren opnieuw gesloten. Misschien niet meer uit vrees voor de joden, maar omdat het hart van een van hen, Tomas, nog geopend moest worden.

Nieuwe boeken