Menu

Premium

Het oordeel als een loutering

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Bij Sefanja 3:14-20 en Lucas 3:7-18

Sefanja’s profetische boekje zet niet mals in: ‘Alles zal ik van de aardbodem wegvagen – spreekt JHWH.’ (Sef. 1,2). Gods toorn gaat niet alleen de volken treffen, maar evenzeer de onbetrouwbare leiders in Juda. De dag van JHWH zal Jeruzalem niet ontzien. De bijtende woorden van de profeet roepen leiders en volk op tot bekering (2,1).

De toon van de tweede helft van Sefanja 3 is echter geheel anders: het oordeel is niet Gods laatste woord, maar verwijst naar een einde van de Babylonische ballingschap en een herstel van hen die het oordeel overleefd hebben. Het gericht blijkt een hardhandige zuivering. De rest van een ellendig en gering volk, zonder overmoed, krijgt dankzij JHWH een nieuw begin. Dit boekje staat dichtbij Amos, dat ook na oordeelsprediking met deze beloften besluit (Amos 9,12-15).

Het dopen van Johannes

Het volk vermoedt in Johannes messiaanse trekken. Zijn doop is een initiatierite: het overgaan naar een nieuwe levenswijze, waarin men zich andere prioriteiten stelt. De ethische uitwerking van Johannes’ doop is goed oudtestamentisch: zoek het in de dichtbije dingen, mik niet te hoog, ‘doe Tora’. Dat zal de Messias naderbij brengen. Die praktische visie is to the point verwoord in: ‘Als de joden één keer de sabbat hielden, zou de Messias komen. De jood legt de nadruk op wat wij wél kunnen, terwijl de christen de nadruk legt op wat wij níet kunnen’ (rabbijn Back). ‘Door geloof alleen’ (sola fide) kan in mindering komen op de geloofspraktíjk (de ethiek).

Valse gerustheid

‘Addergebroed’ is een mensonterend scheldwoord. Maar het laat gelovigen wel bij zichzelf naar binnen kijken. De mens vertrouwt op wat hij is (zoon van Abraham, volk van God): door zijn komaf, geboorte, goede naam, blanke huidskleur. Maar wij worden beoordeeld op wat wij doen of laten. Wie wij dénken te zijn, zal ons niet helpen. Net als Sefanja waarschuwt Johannes degenen die rond hem samendringen om gedoopt te worden, voor valse gerustheid. Het ontvangen van genade van Israëls Verbondsgod zit de joden niet in de genen. De besnijdenis laat geen verkeerde levenswandel toe. Breng door je doen en laten vruchten voort, die een nieuw leven waardig zijn. Alles draait in het evangelie om de komst van het Koninkrijk van God: al wat leeft zal zien hoe God redding brengt (Luc. 3,6). Alle mensen hebben een loutering nodig. De doop van Johannes maakt duidelijk dat gelovigen dienen te weten dat ook zij onder moeten gaan om nieuw op te staan. Goede boom? Goede vruchten!

Wat staat ons dan te doen?

Johannes vraagt gewone haalbare dingen van hen, die bereid zijn door hem gedoopt te worden. Deze doop is als het ware een verzegeling voor wat komt: de heilstijd. Een voorbereiding op wie komende is. JHWH laat zijn mensen niet zonder toekomst. Johannes’ doop staat in het teken van de komende gerechtigheid Gods, die redt wie in de knel zit: rechtzettend. Net als alle profeten ziet Johannes perspectief door het oordeel heenbreken, doop is hoop. Pas door de vruchten van bekering wordt die doop een terugkeer tot God, innerlijk en in levenswandel.

Johannes roept die gedoopten toe: ga zó leven dat het klopt met je verwachting. Echte verwachting wordt in kleine dingen zichtbaar. Door deze bewuste doop worden mensen om wie heen gelopen wordt – de schare die de wet niet kent, tollenaars, joodse beroepsmilitairen – op een nieuwe route gezet. ’t Gaat voor hen om: samen delen, geen misbruik van macht, geen jagen op geld. Jezus roept hier niet op tot dienstweigering. De voorbeelden, hier genoemd, zijn ontleend aan roof, waartoe men door zijn positie in staat is: het zich bevoordelen, anderen en wie zich niet verweren kan afzetten. In de Advent gaat het om onze bekering en om het herontdekken van Gods betrouwbaarheid.

Bekering is geen binnenbrandje

De toekeer naar God en je richten op zijn Rijk blijft niet in je hart hangen, maar krijgt maatschappelijk handen en voeten in alle relaties en circuits. Het heil, die bevrijding, is geen apolitieke religieuze categorie. Johannes’ doop staat in het kader van die verwachting.

Des te meer onze christendoop na het verschijnen van Jézus onder ons. Lucas 3,16 duidt op de doorslaggevende rol die Gods Geestkracht in kerk en wereld heeft. Johannes is de centrale figuur in de Adventstijd, maar hij is niet meer dan voorloper. Hij beseft de minste te zijn, dienstbaar aan wie hij introduceert: Jezus, de Messias, bij wie een messiaans nieuw volk hoort, niet alleen in water, maar in Geest en vuur (Handelingen 2) gedoopt. Die Geest is schoonbrandend en activerend, vernieuwend en heelmakend.

De Adventsweken

De voorbereidingstijd gaat over onze toekomst en die van heel Gods wereld. Lucas 3,17 haakt weer in op het gericht over zijn schepping, dat echte vernieuwing en zuivering betekent. Het beeld van de dorsvloer, het binnengehaalde graan (de vruchten) en het verbranden van het kaf, komt uit een agrarische wereld. Je mag in deze gelijkenis niet inlezen dat het over mensen gaat die in ‘de hel’ eeuwig gefolterd worden. Wij geloven niet uit angst voor het hellevuur, maar omdat de toekomstscheppende woorden en daden van Jezus ons diep geraakt en overweldigd hebben. Omdat wij in Hem de gestalte van Gods barmhartigheid ervaren hebben.

Op zijn adventus, de Heer van het Koninkrijk, zijn wij gericht. Door zijn komst is voor mensen hun leven in het licht komen staan. Op grond van dát komen verwachten wij de doorbraak van datzelfde licht aan het einde van de geschiedenis. De Eeuwige laat de geschiedenis niet stuklopen, aan de chaos en zinloosheid uitgeleverd. Jezus heeft een nieuwe wereld opgeroepen, daarom zien wij verlangend uit naar het Koninkrijk en naar de bevrijding uit onze dienstbaarheid aan de duisternis. Er wordt recht gedaan aan het eind van de tijd.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken