Het Oude Testament in het Nieuwe Testament
In een dorp in , vele mijlen verwijderd van de dichtstbijzijnde universiteit, staat een unieke theologische bibliotheek. Niet zozeer de boeken maken de plek bijzonder, als wel het feit dat er zich in het rustieke gebouw ook hotelkamers en een conferentieruimte bevinden en dat er traditioneel Engels eten wordt geserveerd. Daar vindt jaarlijks het Seminar on the Use of the Old Testament in the New Testament plaats. Het is geen groot evenement, maar het dient wel een groot belang.
Jezus van Nazaret en zijn eerste volgelingen waren joden. Deze mededeling klinkt misschien al te vanzelfsprekend, ze heeft wél consequenties. Ze impliceert dat de joodse Bijbel, dat is grosso modo de bundel geschriften die christenen het Oude Testament noemen, voor Jezus en zijn eerste volgelingen de Heilige Schrift vormde. Die joodse Bijbel was bepalend voor hun religieus beleven en spreken. De boeken van de joodse Bijbel getuigden voor hen van de weg die God in het verleden met Israël was gegaan, ze bevatten aanwijzingen voor hoe ze in het heden dienden te handelen, en ze boden hun uitzicht op een luisterrijke toekomst die God spoedig zou doen aanbreken.
Jezus, de kerk en het Oude Testament
Jezus’ joodse volgelingen, en vermoedelijk ook al Jezus zelf, waren ervan overtuigd dat de God van Israël door Jezus bezig was die toekomst met Israël en met de hele wereld te realiseren. Wilde die overtuiging ergens op gebaseerd zijn en realiteitswaarde hebben, dan moest ze in hun ogen steun vinden in hun Heilige Schrift. Vandaar dat de eigen geschriften van de aanhangers van Jezus (waaruit later het Nieuwe Testament zou voortkomen) doorspekt zijn met referenties naar het Oude Testament. We vinden er citaten uit het Oude Testament (al dan niet gemarkeerd door een formule zoals ‘er staat geschreven’), we vinden toespelingen op oudtestamentische passages, we treffen verwijzingen aan naar bijbelse personen als Abraham, Mozes en David, we komen literaire modellen tegen die aan het Oude Testament ontleend zijn, zoals aankondigingen van wonderbaarlijke geboorten, we vinden aan het Oude Testament ontleende thema’s, beelden en motieven. Met referenties naar het Oude Testament legitimeerden de volgelingen van Jezus niet alleen Jezus als Gods definitieve, eschatologische afgezant, maar ook zichzelf als volk van God. Ze lazen en interpreteerden de Schrift natuurlijk met de methoden en vooronderstellingen waarmee joden aan het begin van onze jaartelling gewoon waren de Schrift te lezen en te interpreteren.
Ook toen in toenemende mate niet-joden deel gingen uitmaken van christelijke gemeenten, bleef het Oude Testament basis van christelijke verkondiging en theologie (zie bijv. 1 Kor. 15:1-4, gericht tot niet-joodse christenen, vgl. 1 Kor. 12:2). Deze niet-joden kregen immers, in de visie van de eerste christenen, deel aan de beloften die God aan Israël gedaan had. Tegelijkertijd werd de vroegchristelijke schriftinterpretatie conflictstof: de overgrote meerderheid van de joden liet zich niet overtuigen door de claims van de joodse aanhangers van Jezus, die hun geloof in Jezus vanuit de Schrift wilden legitimeren. Interpretatie van de Schrift werd een factor in het proces van de scheiding der wegen van jodendom en christendom.
Studie van het gebruik van het Oude Testament in het Nieuwe
Kortom: als we iets willen begrijpen van de geschriften van het Nieuwe Testament, dan kunnen we er niet omheen aandacht te geven aan het gebruik van het Oude Testament in het Nieuwe. Twee vragen worden dan van belang: op de eerste plaats de vraag wat een nieuwtestamentische auteur precies citeert of anderszins gebruikt (welke passage in welke tekstuele vorm?), op de tweede plaats de vraag hoe hij dat materiaal gebruikt (hoe redigeert hij, en hoe interpreteert hij?). De tweede vraag is doorgaans de meest interessante, maar het zal duidelijk zijn dat een antwoord erop een antwoord op de eerste vraag veronderstelt.
De vraag naar de tekstuele vorm heeft in de laatste decennia steeds meer aandacht gekregen, omdat met name door de vondst van de Dode Zeerollen duidelijk is geworden dat rond het begin van onze jaartelling teksten van het Oude Testament in meerdere vormen werden overgeleverd. Er circuleerden niet alleen maar één Hebreeuwse en één Griekse tekst van het Oude Testament, maar van beide waren er diverse varianten. Daarnaast begonnen er targoems in omloop te komen, Aramese vertalingen met exegetische toevoegingen. De oude Griekse vertaling van het Oude Testament, de Septuaginta (LXX), mag zich de laatste jaren in een bijzondere belangstelling verheugen, zoals blijkt uit het verschijnen van een Engelse en een Duitse vertaling.
A. Pietersma & B.G. Wright (ed.), A New English Translation of the Septuagint, : Oxford University Press, 2007; W. Kraus & M. Karrer (hrsg.), Septuaginta Deutsch. Das griechische Alte Testament in deutscher Übersetzung, : Deutsche Bibelgesellschaft 2009.
Ik geef een voorbeeld ter verduidelijking. De evangelist Matteüs ziet in de vlucht naar en terugkeer uit Egypte van Jozef met zijn vrouw Maria en hun pasgeboren zoon Jezus de vervulling van een profetie uit het Oude Testament: ‘Uit Egypte heb ik mijn zoon geroepen’ (Mat. 2:15). Het citaat is onmiskenbaar afkomstig uit Hosea 11:1, maar wijkt sterk af van de LXX (‘Uit Egypte heb ik mijn kinderen teruggeroepen’). De Griekse versie van Matteüs is een goede vertaling van de Hebreeuwse tekst, maar de formulering doet vermoeden dat de evangelist niet zelf het Hebreeuws vertaalde maar gebruikmaakte van een bestaande Griekse vertaling, mogelijk een revisie van de LXX.
Zie verder M.J.J. Menken, Matthew’s Bible. The Old Testament Text of the Evangelist (BETL 173), Leuven: Press – Peeters 2004, 133142.
In de context van het boek Hosea is de geciteerde zin een terugblik op de uittocht uit Egypte. Het bijzondere van de interpretatie van Matteüs is dat hij de zin leest als profetische aankondiging van de vlucht naar en terugkeer uit Egypte, op goddelijk bevel, van Gods Zoon, een aankondiging die in wat er met Jezus gebeurt gerealiseerd wordt.
The Seminar on the Use of the Old Testament in the New Testament
Onderzoek van het gebruik van het Oude Testament in het Nieuwe (of, wat ruimer geformuleerd, in het vroege christendom) vindt op allerlei plaatsen en door allerlei personen plaats. Ik wil hier aandacht vragen voor het Seminar on the Use of the Old Testament in the New Testament, een conferentie die jaarlijks plaatsvindt gedurende de drie dagen vóór Palmzondag. De bijeenkomst vindt meestal plaats in de Gladstone Library in Hawarden, N. Wales, ,
Zie www.gladstoneslibrary.org voor informatie over deze interessante, door de negentiende-eeuwse Britse prime minister W.E. Gladstone gestichte bibliotheek annex conferentiecentrum.
met ongeveer twintig deelnemers. Er worden papers gepresenteerd over alle mogelijke aspecten van het gebruik van het Oude Testament in het Nieuwe, door zowel senior scholars als promovendi. Die papers zijn doorgaans wetenschappelijke artikelen-in-voorbereiding of hoofdstukken van boeken-in-voorbereiding. Het seminar bestaat al sinds 1963, maar was tot eind jaren negentig van de vorige eeuw een vrijwel exclusief Britse aangelegenheid; sindsdien nemen in toenemende mate ook niet-Britten deel. Het seminar heeft geen eigen publicatiekanaal of publicatiebeleid, maar er zijn wel de nodige publicaties uit voortgekomen. Allereerst natuurlijk al die artikelen en boeken die geheel of gedeeltelijk in het seminar zijn gepresenteerd, na een kritische discussie in dat gezelschap door de auteurs bewerkt zijn en vervolgens zijn gepubliceerd. Verder noem ik de feestbundel die in 2000 is aangeboden aan Lionel North, jarenlang voorzitter van het seminar; de gefêteerde zelf heeft aan die bundel een overzicht van de geschiedenis van het seminar bijgedragen.
(ed.), The Old Testament in the New Testament. Essays in Honour of J.L. North (JSNTSup 189), Sheffield: Academic Press 2000.
De belangrijkste publicatie die uit het seminar is voortgekomen, is wel de reeks The New Testament and the Scriptures of Israel, geredigeerd door Steve Moyise en Maarten Menken. De opzet van deze reeks is na te gaan hoe één oudtestamentisch boek in de verschillende boeken van het Nieuwe Testament gebruikt wordt, voornamelijk in citaten en toespelingen. Die opzet maakt het mogelijk het eigen profiel te ontdekken van nieuwtestamentische auteurs in hun omgang met het Oude Testament. Er zijn vijf delen verschenen: over de Psalmen, Jesaja, Deuteronomium, de Kleine Profeten en Genesis.
S. Moyise & M.J.J. Menken (ed.), The Psalms in the New Testament, 2004; idem, Isaiah in the New Testament, 2005; M.J.J. Menken & S. Moyise (ed.), Deuteronomy in the New Testament (LNTS 358), 2007; idem, The Minor Prophets in the New Testament (LNTS 377), 2009; idem, Genesis in the New Testament (LNTS 466), 2012. Alle delen zijn verschenen bij T&T Clark, Londen.
De reeks blijkt goede diensten te bewijzen, niet alleen in onderzoek, maar ook in onderwijs op MA-niveau.
Tot slot
Onderzoek naar het gebruik van het Oude Testament in het Nieuwe is een fascinerende onderneming. Het confronteert de onderzoeker met de joodse wortels van het christendom, en met de wijze waarop vroegchristelijke auteurs hun joodse Heilige Schrift interpreteren om het nieuwe dat ze in Jezus ervaren hebben te verbinden met hun eigen traditie. Hedendaagse christenen kunnen de vroegchristelijke interpretaties van het Oude Testament niet zomaar in alle opzichten overnemen, maar kunnen er wel wat van leren op het punt van creatieve omgang met de eigen traditie.