Menu

Basis

Het uur van Jezus

Halszaak en dwaalweg

Het uur van de dood

De dood kent tijd noch uur. Het sterven daarentegen kan zich rekken van enkele momenten tot dagen. Het ophouden van het leven is altijd maar één enkel moment. Een moment dat men nooit kan grijpen. Bij het overlijden van mijn vader mocht ik mijn hand op zijn borst houden totdat het hart niet meer klopte. De laatste slag van zijn hart kondigde zich niet aan, maar bleek de laatste slag toen het kloppen ophield. Het overlijden is een ongrijpbaar moment dat men alleen nachträglich (Freud: ‘achteraf – als het al te laat is’) kan vaststellen. Dan is er die dood die er al was vóór alle leven en die tijdloos is. Er bestaat geen uur van de dood, er bestaat alleen het sterven.

Veroordeling tot de dood aan het kruis is daarom zo’n afschuwelijke straf omdat zij het sterven en het lijden over meerdere dagen uitspreidt. Als terdoodveroordeelde krijg je aan het kruis soms water opdat je het langer kunt volhouden. Je bloedt langzaam leeg door de wonden in je polsen en je voeten. Tegelijk dreig je te stikken, maar door het plankje onder je voeten kun je je oprichten en je borst weer lucht geven. Je hoofd hangt zwaar naar beneden, je krijgt koorts, je bent ziek en misselijk en je voelt voortdurend angst voor de hongerige zwerfhonden die tegen je opspringen en stukken vlees uit je lijf scheuren. Het kan zijn dat de beulen compassie met je hebben, dan verbrijzelen ze je scheenbenen zodat je je niet meer kunt oprichten en binnen enkele minuten stikt. Of helemaal verlossend is een doodsteek door het hart.

Er bestaat geen uur van de dood, er bestaat alleen het sterven

Jezus bidt dat ‘dit uur’ aan hem mag voorbijgaan. Marcus vertelt het omslachtig als om te benadrukken dat Jezus hoop heeft dat het onafwendbare afwendbaar is: ‘Hij wierp zich ter aarde en bad dat dit uur, als het mogelijk was, aan hem mocht voorbijgaan. ‘Abba, Vader,’ zo bad hij, “voor U is alles mogelijk; laat deze beker mij voorbijgaan. Maar toch: niet wat ik, maar wat Gij wilt’’ (Marcus 14,35-36). Het is alsof Jezus nog hoopt op een uitweg. Hij is daarom hevig teleurgesteld als blijkt dat zijn leerlingen niet met hem waken. Waarom moeten ze waken? Logische antwoorden zijn: om op de vlucht te slaan als er onraad dreigt, om hem te beschermen als de vijand nadert en hem te ontzetten als hij mocht worden belaagd. Het blijkt een illusie: ‘Slaapt dan maar door… Het is zover, het uur is gekomen. Zie de Mensenzoon wordt overgeleverd’ (Marcus 14,41).

Wist Jezus van zijn dood?

De Jezus van de synoptici ‘weet’ dat hij, de Mensenzoon, moet lijden en moet sterven en ‘drie dagen later zal verrijzen’ (o.a. Marcus 10,34). Dit is een theologische kijk op het verlossingsgebeuren. Vraag is of de historische Jezus deze visie eveneens bezat. Zijn hoop en gebed om een andere afloop dan arrestatie en kruisdood lijken daarop te wijzen. Toch is dit te gemakkelijk geoordeeld. In zijn formidabele werk Jezus, het verhaalvan een levende (1974) legt Edward Schillebeeckx een verband tussen Jezus’ existentiële houding en zijn eigen soteriologische idee van dienstbaarheid. Eenvoudiger gezegd, Jezus wist dat zijn opstelling en levenshouding een executie door het zwaard, door steniging of door kruisiging kon uitlokken. Én hij wist van het motief uit het Oude Testament dat Gods knecht (de Mensenzoon) moest lijden. De Gezalfde, de Koning, de Profeet worden naar het leven gestaan omdat zij Gods plan uitvoeren. Tegelijk mogen zij altijd rekenen op Gods redding. Dus ja, Jezus kan zijn gewelddadige dood hebben voorzien. Hij kan dit als onderdeel van Gods heilsplan hebben begrepen en hij kan zelfs op ‘redding’ hebben gehoopt. Of de verrijzenisvoorspelling een vaticinium ex eventu is, een voorspelling vanuit voorkennis van de feiten, is dan niet meer zo relevant. Jezus wist dat het uur van zijn dood redding zou brengen.

De dood mag dan geen uur kennen en tijdloos zijn, de verrijzenis spot met deze wet. Het uur van Jezus’ dood is het uur van zijn verheerlijking. Maar aan elkaar gelijk zijn die twee zeker niet.

Het laatste uur

In de synoptische evangeliën spreekt Jezus over het einde der tijden op ‘een uur dat niemand kent’ en ‘niemand verwacht’ (o.a. Mattheüs 24,36). Johannes brengt het in verband met Jezus’ wederkomst: ‘… een uur waarop allen die in de graven zijn, zijn stem zullen horen’ (Johannes 5,28). Het boek Openbaring noemt dit ‘het uur der verzoeking’ (3,10), ‘het uur van zijn oordeel’ (14,7), en ‘het uur om te maaien’ (14,15).

Het zijn stuk voor stuk ondoorgrondelijke passages die ook andere uitspraken over ‘het uur’ en ‘de dag’ een profetische en apocalyptische klank geven. Ze doen de lezer ertoe neigen ook wanneer Jezus anderszins over ‘mijn uur’ of ‘het uur van mijn verheerlijking’ spreekt, dit te verstaan tegen de achtergrond van de wederkomst en het einde der tijden. Die verleiding moeten we weerstaan.

Het uur van de verheerlijking

Wat is verheerlijking? Johannes is de enige evangelist die Jezus over zijn verheerlijking laat spreken: ‘Het uur is gekomen dat de Mensenzoon verheerlijkt wordt. Voorwaar, voorwaar, ik zeg u: als de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft hij alleen: maar als hij sterft, brengt hij veel vrucht voort’ (Johannes 12,23-24). Het uur van de dood is dus niet gelijk aan het uur van de verheerlijking, wel de voorwaarde ertoe.

Is de verrijzenis, Gods handeling die Jezus uit de dood doet opstaan, de verheerlijking? Het Nederlandse begrip ‘verheerlijking’ duidt op het ‘heer’ maken van iemand. Inderdaad roept de ongelovige Thomas nadat hij zijn vinger in de open zijde van Jezus gestoken heeft opeens vol geloof uit: ‘Mijn Heer en mijn God!’ (Johannes 20,28). Evenals de dood is ook de verrijzenis niet meer dan een voorwaarde voor verheerlijking.

Vader… verheerlijk uw Zoon

Johannes gebruikt het Griekse begrip doxazein voor verheerlijken. Doxa betekent een juist oordeel, een goede reputatie, een formidabele uitstraling. Als Jezus God vraagt hem te verheerlijken vraagt hij zijn oorspronkelijke ‘heilige’ toestand te herstellen: ‘Vader, het uur is gekomen: verheerlijk uw Zoon… verheerlijk mij thans bij Uzelf en geef mij de heerlijkheid die ik bij U had eer de wereld bestond’ (Johannes 17,1 en 5).

Verheerlijking is de handeling waardoor Jezus terugkeert in zijn oorspronkelijke staat. ‘Heerlijkheid’ (doxa) is de gesteldheid, de constellatie, waarin Jezus zich bevond toen de schepping nog moest plaatsvinden en er nog geen kosmos of wereld bestond. Een toestand waarin er nog geen plaats, duur, vorm of bestaan was. De periode vóór de schepping toen Vader en Zoon één waren. Dat onuitsprekelijke moment waarop Jezus het Woord is, waaruit ‘alles ontstaat dat ontstaan is’ (Johannes 1,3). Verheerlijking is Jezus opnieuw maken tot de Logos, het Woord, dat ‘in het begin bij God was… en God was’ (Johannes 1,1). Het maakt Jezus opnieuw God. ‘Mijn Heer en mijn God.’ De vraag is of iemand weet wat dit betekent of begrijpen kan. De leerlingen menen (en verklaren) dat zij dit kunnen. Jezus weet zeker van niet.

Het uur van de waarheid

Waarheid is een merkwaardig begrip. Iets is waar als de uitspraak overeenstemt met de werkelijkheid (even Aristoteliaans kort door de bocht). Waar is dus wat werkelijk is. Dat Jezus God is, is waar (dan en slechts dan) als dat de werkelijkheid is. Als we er even van uitgaan – for the sake of the argument (en gewoon omdat ik dat geloof!) – dat ‘Jezus is God’ daadwerkelijk de werkelijkheid is, dan zijn we er nog lang niet. Dan moeten we nog bepalen wat of wie deze Jezus is over wie we dit zeggen. En we moeten weten wat we zeggen als we ‘God’ zeggen. Johannes, de schrijver van het mystieke vierde evangelie, is zich hiervan bewust. Hij laat ‘zijn Jezus’ zeggen dat hij nooit rechtuit heeft kunnen spreken over zijn boodschap. Jezus, het vleesgeworden Woord, zegt van zichzelf dat hij er niet in is geslaagd onomwonden en ‘zonder zijsporen’ te spreken: ‘In beelden (paroimiai) heb ik dit alles tot jullie gesproken; er komt een uur dat ik niet meer in beelden tot jullie zal spreken’ (Johannes 16,25). We zitten hier in weer een nieuwe betekenislaag van ‘het uur van Jezus’. Van dit uur (dat niet komt) vernemen we voor het eerst tijdens de bruiloft te Kana. Als Jezus’ moeder op een wijze die zich niet subtieler laat denken, haar zoon laat weten dat hij dient in te grijpen om de bruiloftsgasten weer van wijn te voorzien (ze vraagt niets, ze constateert slechts: ‘Ze hebben geen wijn meer’), voelt Jezus zich geroepen een zware uitspraak te doen: ‘… mijn uur is nog niet gekomen!’ (Johannes 2,4). De logica van deze uitspraak moeten we elders zoeken dan in het aanvullen van de wijnkelder, want dit voert hij zonder morren uit. De verteller becommentarieert dat Jezus hiermee ‘zijn heerlijkheid openbaarde’ (Johannes 2,11), alsof Jezus’ uur dus wel is aangevangen. Dat commentaar lijkt niet logisch. Logischer is om te zeggen dat de uitspraak ‘mijn uur is nog niet gekomen’ het feitelijke wijntekort naar een hoger metafysisch plan trekt. In de exegese worden het bruiloftsfeest en het wijnprobleem opgevat als een beschrijving van de situatie waarin Israël en het joodse volk verkeren in afwachting van de Messias: een tekort dat moet worden opgeheven. Jezus verstaat zijn moeder op deze beide niveaus: haar constatering dat Israël door zijn wijn is en smacht naar de Messias, beantwoordt Jezus door haar erop te wijzen dat hij zich nog niet kan openbaren en door water in wijn te veranderen. Later zal blijken dat het water geen water is maar wijn, en nog veel later zal blijken dat de wijn geen wijn is, maar het bloed van het kruisoffer. Intussen is de verwarring compleet. En dat is precies wat de evangelist wil. De leerlingen (de lezers) moeten vooral niet denken dat ze begrijpen wat Jezus zegt, doet of ís.

De verwarring is compleet en dat is precies wat de evangelist wil

Niet meer in ‘beelden’

Wanneer komt dat uur dat Jezus ‘niet meer in beelden (paroimiai) tot jullie zal spreken’? De verwarring wordt groter. Johannes legt Jezus een uniek woord in de mond. Paroimia wordt vaak met ‘beeld’, ‘gelijkenis’ of ‘spreekwoord’ vertaald – altijd iets wat indirect zegt waar het om gaat, nooit rechtstreeks. Het woord is afgeleid van iets dat langs de weg ligt (par-oimon) of erlangs loopt. Niet de hoofdweg, maar de zijweg – een zijspoor, ik prefereer het woord dwaalweg. Maar er ‘komt een uur’, voegt hij hieraan toe, ‘dat ik jullie openlijk (parrèsiai) over de Vader zal boodschappen’ (Johannes 16,25). Het is zeer de vraag of dit een talige boodschap zal zijn. Want als de leerlingen na deze uitspraak opeens denken dat ze mogen uitspreken dat ze nu ‘weten en geloven dat gij van God bent uitgegaan’ want nu ‘spreekt ge openlijk en zonder zijspoor’ (Johannes 16,29-30), hoont Jezus hen weg: ‘Geloven jullie nu? Er komt een uur, of nee het is er al, dat jullie uit elkaar geslagen worden en mij alleen laten!’ (Johannes 16,31-32).

De leerlingen denken het uur van begrip te hebben aanschouwd. Jezus slaat hun die illusie uit handen. Dat uur is er nog niet. En de vraag is of het tijdens hun leven nog ooit zal komen. Jezus wendt zich van hen af. Over hun hoofden heen richt hij zich tot God: ‘Vader, het uur is gekomen’ (Johannes 17,1).

In dit zogenoemde hogepriesterlijk gebed spreekt Jezus met zijn Vader. De leerlingen mogen er getuigen van zijn, wij mogen het lezen (Johannes 17) – maar de boodschap is duidelijk: we kunnen de woorden tot ons nemen, maar het zijn beelden, zijwegen, zijsporen. Jezus vraagt in dit gebed aan zijn Vader om hem te verheerlijken. Dat wil zeggen hem terug te brengen in die voorwereldlijke toestand toen er nog geen schepping bestond. Én hij vraagt of zijn leerlingen één mogen worden ‘opdat zij in Ons mogen zijn’ (Johannes 17,21). De waarheid is geen taal, niet een begrip of een uitspraak. Taal loopt vast in zijsporen en dwaalwegen; de waarheid is niet iets van deze wereld, maar iets van vóór deze wereld. Een eenheid die bestond toen er nog geen schepping was. In die eenheid mogen Jezus’ volgelingen delen als zijn Vader dit toelaat. Wie durft te zeggen dat hij dit begrijpt, begrijpt het niet. Dat is wat Johannes Jezus laat zeggen: alles wat ik zei, zei ik noodzakelijkerwijs in paroimiai. Er bestaat geen taal om ‘Jezus’, de ‘Logos’ of ‘God’ te doorgronden.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken