Menu

Basis

Het veld is rijp voor de oogst

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

1e zondag na Trinitatis (Jesaja 12:1-6, Psalmen 100 en Matteüs 9:35-10:15)

In 2023 staan deze teksten op het rooster voor de 2e zondag na Trinitatis op 18 juni.

De prachtige, majesteitelijke Psalmen 100, die deze zondag op het rooster staat, roept de aarde op tot juichen, tot erkenning dat God een goede God is, trouw van eeuwigheid tot eeuwigheid, een herder die zijn schapen weidt. De psalm vormt een mooie achtergrond voor de Jesaja- en Matteüsteksten, waar lof en getuigenis, de goede herder en de zorg voor zijn schapen, zijn liefde en goedertierenheid tot in eeuwigheid eveneens op verschillende manieren aan de orde komen.

In de korte lofzang in Jesaja 12 zien we de oriëntatie verschuiven van individu naar gemeenschap, van geschiedenis naar toekomst, van oordeel naar redding, van persoonlijk getuigenis en lofgezang naar dat van alle volken, die de grootse dingen die de Heer gedaan heeft bekendmaken over heel de aarde. Bij Matteüs verwijdt het blikveld zich van Jezus naar zijn leerlingen, van één naar twaalf, van uitputting en hopeloosheid naar een gerijpte oogst, van één arbeider naar verscheidene, van dwalende, uitgeputte en hopeloze schapen naar mensen die op weg gaan om het Koninkrijk in woord en daad te delen. Steeds breder breidt het Koninkrijk zich uit. De Dag des Heren breekt hier en nu door. Het Koninkrijk is gekomen. Het is tijd voor de oogst, tijd om vol vreugde te scheppen uit de bronnen des heils.

Discipelen worden apostelen

Dat het Koninkrijk van de hemel nabij is, is niet alleen te horen, het is te zien en te ervaren. Zieken worden genezen, doden opgewekt, mensen die aan huidvraat lijden worden rein gemaakt en demonen uitgedreven. Niet alleen door Jezus, maar nu ook door zijn leerlingen. Discipelen worden ‘apostelen’ (10:2 – de enige plaats waar dit woord in Matteüs voorkomt); van leerlingen groeien ze uit naar leiders die zelf op weg gaan, met dezelfde opdracht en autoriteit als Jezus. Om het Koninkrijk te verkondigen en heil en genezing te bieden, overal waar ze komen. De horizon van het Koninkrijk verwijdt zich, en zal zich blijven verwijden. Van schapen zonder herder verandert de mensenmenigte in een veld dat rijp is voor de oogst, een plek waar lof en vreugde zich beginnen te verbreiden. Het Koninkrijk wordt verkondigd, hoorbaar en zichtbaar gaat het de uitputting en hulpeloosheid te lijf. Eén herder, twaalf, honderden, duizenden; en later, aan het eind van het Evangelie, naar alle volken, alle mensen, tot de einden der aarde. God hoort, keert zich om, redt, en brengt genezing.

Twaalf, twee aan twee gezonden

Twee aan twee worden de leerlingen uitgezonden om apostel te zijn in de wereld en verder te gaan dan Jezus in zijn tijd op aarde gaan kon. Op eigen benen zullen ze hun weg moeten vinden. Het verhaal van Noach klinkt hier mee, waar de dieren twee aan twee leven en toekomst veiligstellen. Maar ook het Joodse rechtssysteem, waar twee gezien worden als garantie voor een betrouwbaar getuigenis. Ze worden bij naam genoemd: ‘Simon Petrus, de eerste, zijn broer Andreas, Jakobus, de zoon van Zebedeüs en zijn broer Johannes, Filippus en Bartolomeüs, Tomas en de tollenaar Matteüs, Jakobus, de zoon van Alfeüs, en Taddeüs, en ten slotte Simon Kananeüs en Judas Iskariot, die hem zou uitleveren’ (10:2-4). Twaalf: een verwijzing naar de twaalf stammen, het begin van een nieuwe gemeenschap die geroepen wordt om Gods werk gestalte te geven. Het is een gemengd gezelschap van broers, zoons, familie, vreemdelingen en vrienden. Een tollenaar, een zeloot (of twee), een verrader, een twijfelaar. Ze zijn allesbehalve volmaakt, geen helden of gelijkgezinden, maar mensen die het niet gemakkelijk zullen hebben gevonden om het samen te rooien.

Met lege handen

Jezus stuurt hen de wereld in met de opdracht zich te onthechten. Geen spullen, geen beurs, geen geld, geen reistas, geen extra kleren, geen sandalen en geen stok. Los van het materiële gaan ze op zoek naar mensen en plekken die hen willen ontvangen en bereid zijn te delen. Op zo’n manier komt het Koninkrijk onder de mensen: kwetsbaar, afhankelijk van gastvrijheid van anderen. Vrij om te luisteren, vrij van zorg om bezit, om het eigen hachje. Met open handen gaan de twaalf de wereld in, klaar om te ontvangen en om te geven, met maar één focus: het Koninkrijk brengen. Eerst aan de verdwaalde schapen van Israël, het eigen volk, en later – na Jezus’ uitwisseling met de Samaritaanse (Matteüs 15) – over de grenzen heen, tot de einden der aarde, over de eeuwen der eeuwen. Ze worden geroepen in hun missie verder te gaan dan Jezus zelf, met niets anders in handen dan goed nieuws, genezing van ziekte, bevrijding van dood en bezetenheid, en liefde.

Medearbeiders gezocht

De dag van God is gekomen, en zijn programma krijgt gestalte in mensen die de moed vinden om niet alleen te volgen, maar leiders te zijn om de oogst binnen te halen aan mensen met wie het Koninkrijk kan beginnen. Waar mensen niet bereid zijn hun huis en hart te openen, waar geen gastvrijheid geboden wordt aan de dragers en daders van het woord, kunnen zij die in vertrouwen op Gods beloften op reis gegaan zijn het stof van hun voeten schudden en verder trekken om te oogsten wie gereed zijn.

In een tijd waarin uitputting en hopeloosheid aan de orde van de dag zijn en de blik van de kerk zich meer en meer naar binnen richt, is het goed om de roep te horen van goed nieuws dat verkondigd wil worden aan mensen die mee willen doen. In woord en daad – op nieuwe manieren, met andere mensen, in nieuwe omstandigheden. De roep om nieuwe horizonten te openen, het blikveld te verruimen, grenzen te verleggen en te blijven zingen, als medearbeiders van het Koninkrijk aan het werk te gaan – tot in eeuwigheid.

Deze exegese is opgesteld door Anneke Oppewal.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken