Menu

Premium

Het verborgen heilsgeheim

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Bij Efeziërs 3,1-13

Het ‘heilsgeheim’ (Efeziërs 3,2 – Naardense Bijbel) uit de lofprijzing in het begin (Efeziërs 1,9) staat hier opnieuw centraal en wordt hier nader uitgewerkt. In hoofdstuk 1 meldt Paulus immers al dat het vanaf het begin al Gods bedoeling was om alles en allen onder één hoofd samen te brengen, onder Christus. Maar zover is het nog niet. De perikoop begint met het leed waarin Paulus zich op dat moment bevindt: als gevangene omwille van Christus. Maar deze gevangenschap zal al een voorbeeld blijken te zijn van hoe dit heilsgeheim zich in de wereld verbergt.

De gevangenschap van Paulus dient een hoger doel dat zo op het eerste oog niet zichtbaar is. Het ‘Daarom’ (Gr.: Toutou, ‘vanwege dit’) in Efeziërs 3,1 verwijst terug naar het voorgaande, waarin Paulus al heel concreet uitlegt wat het heilsgeheim voor de heidenen betekent. Door het bloed van Christus immers zijn zij die ver weg waren, nu dichtbij gekomen. Door dit te prediken is hij blijkbaar ook in de gevangenis terechtgekomen.

Slachtoffer of beheerder van Gods genade

Eigenlijk zou het meer voor de hand liggen dat je als lezer wordt opgeroepen om te bidden voor de gevangene. Maar het omgekeerde gebeurt: in plaats van om voorbeden te vragen, bidt Paulus vanuit de gevangenis voor de mensen die zich buiten bevinden. Althans, als je de lezing van de Nieuwe Bijbelvertaling volgt. In de Griekse tekst heeft deze zin geen werkwoord, dus ligt het voor de hand een vorm van het werkwoord ‘zijn’ aan te vullen zoals dat ook in de meeste oudere vertalingen is gedaan. Alleen de Nieuwe Bijbelvertaling vult ‘ik bid’ aan. Deze aanvulling is dus niet gebruikelijk, maar schaadt deze dan ook de juiste uitleg? Integendeel. Wat opvalt aan deze gedurfde vertaalkeuze is namelijk dat Paulus hierdoor minder in de slachtofferrol terechtkomt – die hem eigenlijk niet past – dan bijvoorbeeld in de vertaling van de NBG ’51: ‘Daarom is het, dat ik, Paulus, die ter wille van Christus Jezus voor u, heidenen, in gevangenschap ben.’ Nu hoeft de lezer zich niet meer schuldig te voelen om Paulus’ gevangenschap en blijft het betoog gefocust op datgene waar het Paulus om gaat: om Jezus en om wat Híj door zijn lijden bereikt heeft voor de heidenen. Dat lijkt me dan ook de nobele bedoeling achter deze vertaalkeuze, waardoor deze aan kracht en betekenis wint ten opzichte van eerdere vertalingen.

De heidenen mede-erfgenamen

Ondanks dit ziet Paulus toch ook een belangrijke rol voor zichzelf weggelegd. In Efeziërs 3,2-5 bouwt hij zorgvuldig de spanning op. Ten eerste: het beheer (Gr.: oikonomia) van Gods genade is aan hem gegeven (Efeziërs 3,2). Dat is niet niks. Je kunt bij Paulus terecht voor Gods genade! Ten tweede verwijst hij in Efeziërs 3,3-4 naar het heilsgeheim, waar hij het in hoofdstuk 1 ook al in het kort over had: dat met Christus alles (heel de kosmos) en allen (joden en heidenen) onder één hoofd gebracht worden (Efeziërs 1,7-10). Dit bevat al in grote lijnen het wezen van Paulus’ eigen inzicht (Gr.: sunesis) in dit heilsgeheim (Efeziërs 3,4). De spanning wordt opgebouwd tot aan vers 5, waarin echt iets nieuws wordt aangekondigd dat aan vorige generaties niet was geopenbaard, maar dat in deze brief in verschillende bewoordingen steeds weer wordt herhaald: namelijk dat ook de heidenen ‘mede-erfgenamen’ zijn, tot hetzelfde lichaam behoren en samen met de joden deel hebben aan de belofte (Efeziërs 3,6). Hier komt het thema van het erfgenaam zijn uit hoofdstuk 1(,11.14) weer terug, nu met het prefix sun: ‘samen, mede-’. Het mooie is dan ook dat hier in het Grieks, in de opsomming van alles waaraan de heidenen nu ook deel hebben, deze dingen steeds met het prefix sun-/sum-/sug-beginnen: sugklèronoma (mede-erfgenamen), sussooma (tot hetzelfde lichaam behorend), summetocha (samen delend in). Iedere keer hamert Paulus hier dus op het sámen, sámen, sámen, wat in het Nederlands helaas niet zo te vertalen is. In de volgende verzen geeft Paulus opnieuw aan dat hij de belangrijke taak heeft om dit nieuws, dat écht iets nieuws is, te verkondigen.

Perspectiefwisselingen

Vanuit zijn eigen specifieke perspectief waaiert het blikveld nu weer uit over het grotere geheel. Niet alleen door hem, maar ook door de kerk (Gr.: dia tès ekklèsias – Efeziërs 3,10) moet dit in de wereld worden bekendgemaakt: de veelzijdige wijsheid van God, aan alle vorsten en heersers in de hemelsferen (zie ook hst. 1). Zo gaat het perspectief van de kleinst mogelijke ruimte, de gevangeniscel van Paulus, naar de grootst mogelijke: de wereld van de machten en de hemelsferen. Dit is het heilsgeheim in optima forma: wat in het klein begint, komt in de wereld en overwint alle vijandschap en scheidingsmuren (Efeziërs 2,14).

In Efeziërs 3,12 zien we ook waarom dit niet alleen een geschreven tekst is, maar vooral ook bedoeld is om voorgedragen te worden: aan de alliteratie door het veelvuldige gebruik van de letter pi, ‘parrèsian kai prosagoogèn en pepoithèsei dia tès pisteoos autou’. Alsof de spetters er vanaf vliegen. Dat moet in het openbaar indrukwekkend geklonken hebben.

Na dit weidse perspectief keren wij terug naar de realiteit van Paulus’ gevangeniscel: ‘Ik vraag u dan ook de moed niet te verliezen wanneer ik lijd omwille van u, want daaraan kunt u eer ontlenen’ (Efeziërs 3,13). Het persoonlijke lijden van Paulus strekt ons en uiteindelijk de wereld als geheel tot eer, net zoals het kruis dit doet voor de hele mensheid. Zo speelt Paulus telkens met perspectiefwisselingen, waardoor wij als lezers en hoorders van deze woorden op een bijzondere manier bij het heilsgeheim betrokken worden. Het heilsgeheim dat de wereld zal veroveren begint in een kleine gevangeniscel. Het is groots op een kosmische schaal; vorsten, heersers en hemelsferen worden tot de orde geroepen. Maar het raakt ook ons in het hart.

Bij Efeziërs 3:1-13

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken