Menu

Premium

Het Woord is mens geworden

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

Bij Jesaja 52,7-10, Psalmen 98, Hebreeën 1,1-12 en Johannes 1,1-14

In de Kerstnacht mochten we, komend vanuit het duister, een groot licht zien. Engelen daalden neer uit de hemel en even verdween het duister van de nacht. Het kind in de kribbe zagen we, het nieuwe licht voor mensen op aarde. In het nog prille licht van de morgen bezien we de ervaringen van de nacht en proberen ze te duiden. Kunnen we anders dan stamelen of zingen over het wonder van Jezus’ leven en werken op aarde? Waar God tot mensen spreekt, hebben mensen immers geen woorden?

Johannes en de schrijver van de Hebreeënbrief proberen het, in hun prologen. Israël is concreter: Jesaja (52,7-10) zingt over het welkom van Gods vreugdebode die vrede aankondigt en goed nieuws brengt. Psalmen 98 zingt van de Heer die verschijnt om in rechtvaardigheid de aarde te regeren.

De proloog op het Kerstfeest

De kerk heeft een lange traditie om de proloog van het Johannesevangelie op het Kerstfeest te lezen. Geen wonder dat we die al bij voorbaat betrekken op de incarnatie en de viering daarvan. Voor wie al is ingewijd in de bedoeling van het evangelie – ‘opdat u gelooft dat Jezus de Messias is, de zoon van God, en opdat u door te geloven leeft door zijn naam’ (Johannes 20,31) – is duidelijk, dat ‘Johannes’ in zijn woord vooraf het wonder van Jezus’ leven en werken op aarde samenvat (Johannes 1,1-18). Tegelijk stimuleert hij ons om verder te lezen door de betekenis van de woorden en beelden hier schetsmatig aan te duiden: hoe het Woord dat in het begin bij God was en God wás, als mens in de wereld heeft geleefd en gewerkt en licht en leven heeft gebracht op de aarde die verduisterd was. Alle sleutelwoorden uit dit gedeelte komen later in het evangelie terug: Woord, God, leven, licht, duisternis, wereld, geloven, kinderen van God, uit God geboren, mens geworden, goedheid en waarheid, grootheid, enige Zoon. Ze geven ons hier niet meer dan een vermoeden van hun betekenis. Al lezende zullen we pas de volle draagwijdte, het volle gewicht en de juiste betekenis van deze sleutelwoorden ontdekken. Een goede reden om nu terughoudend te zijn met uitleg.

Voor filosofen, gnostici en joden

Johannes probeert eerst zo veel mogelijk lezers met verschil- lende achtergronden van geloof en filosofie te bereiken. Iedere tijdgenoot die begint te lezen in het evangelie naar Johannes, herkent woorden uit de eigen taal. De hellenistische filosofen: ‘de logos’ bestaat boven de materiële wereld bij de goden en is het instrument om mens en wereld te laten weten dat er meer is dan de materie waarin we leven en sterven. De gnostici: God is licht en leeft in het licht – een gelukzalige toestand van volkomen vrijheid. Vonkjes van dat goddelijke licht zijn door de schepping opgesloten in de materie van ieder mens. Het doel van een mensenleven is dat die vonk bevrijd wordt uit het stoffelijke lichaam. De materie, ‘het vlees’ is dus van lagere orde dan het licht of het Woord dat bij God is. De gelovigen in en rond de synagoge weten van het Woord Gods dat werkzaam is als het wordt uitgesproken en zo de hele schepping heeft voortgebracht. Bij hellenistisch-joodse schriftgeleerden lijkt dat Woord soms een zelfstandige persoonlijkheid ‘bij God’. Het is bijna hetzelfde als de Wijsheid (vrouwe Wijsheid). God heeft door Woord en Wijsheid de schepping tot stand gebracht en aan de mensen gewezen hoe zij de schepping mogen en kunnen bewerken en bewaren. De schepping is niet van een lagere orde dan de hemel, wel van een andere orde.

De verschillende betekenissen voor de lezers moeten een grote schok teweeggebracht hebben bij de hellenistische filosofen en de gnostici. ‘Het Woord is mens geworden’ (Johannes 1,14). In hun optiek moeten mensen worden bevrijd van hun vleselijke gevangenis. Alleen zo stijgen ze boven de beperktheid van het materiële bestaan uit. Ook voor joods-hellenistische schriftgeleerden is het nieuw dat het Woord, dat bij God is en God is, mens zou worden. De traditie over de komende Messias verwacht een mens, geen menselijke incarnatie van God.

Licht in de duisternis

We vieren vandaag in de kerk dat de Zoon van God is geboren op aarde, de Zoon van David, een mens die licht heeft gebracht over mensen die in het duister leven, licht dat nooit meer dooft. Licht dat overal schijnt tot in eeuwigheid. Het verlicht hun bestaan, het onttrekt zich niet aan het leven als mens op aarde. De evangeliën van Matteüs en Lucas vertellen ons van de wonderbaarlijke geboorte van Jezus, van zijn afstamming van mensen. Ook in hun prologen preluderen de evangelisten op zijn betekenis voor mens en wereld. Johannes gaat verder terug: Jezus was nog niet op aarde als mens verschenen. Hier zegt hij het, de betekenis wordt later onthuld. Jezus is het Woord, het Woord dat van den beginne bij God was en God was. Dat is zijn afstamming. Hij is uit het overweldigende licht van de hemel afgedaald in de duisternis van ons bestaan. Hij is afgedaald in de gestalte van een mens (Johannes 1,14).

‘Vlees’ (Gr.: sarks) is het oude woord dat de kwetsbaarheid, de beperktheid en de eindigheid van de condition humaine beschrijft. Zo heeft het Woord van bij God licht gebracht in de duisternis van het mensenbestaan. Daarbij bedoelt Johannes met ‘duisternis’ al datgene dat poogt het licht van de hemel te vernietigen en zo het leven van de mensen te bederven. Het licht van de hemel zal het leven van de mensen verlichten (Johannes 1,4). Menselijk blijft ons leven, in alle opzichten. Toch wordt het helemaal anders, vrij. Het Woord van God onttrekt het aan het duister. De proloog zelf houdt nog als verrassing in petto hoe dan wel. Kunnen wij ook niet meer dan een tipje van de sluier oplichten, niet meer zeggen dan de proloog zelf en allen in hun eigen taal aanspreken als we op Jezus wijzen?

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken