Menu

Basis

Het Woord is vlees geworden

Kerstdag (Jesaja 52:7-10, Hebreeën 1:1-12 en Johannes 1:1-14)

Het is altijd weer een uitdaging om de vreugdevolle tijding van Kerst te verkondigen vanuit het Johannesevangelie. Hier horen we immers geen geboorteverhaal met alle vertedering die daarbij hoort. In het Johannesevangelie gaat het om een woord (Gr.: logos; Hebr.: dabar) dat werkelijkheid (vlees) wordt en daardoor de duisternis van deze wereld verlicht. Ons theologen ligt dan het woord ‘incarnatie’ in de mond bestorven, maar wat bedoelen we ermee?

Het lijkt erop alsof de evangelist Johannes in Griekse woorden en begrippen uitleg wil geven aan de wijsheid van de Hebreeuwse Tora en profeten. Als we het eerste (1:1) en laatste (1:14) vers bekijken van onze Johannesperikoop, dan valt meteen op dat ‘het woord’ (Gr:. ho logos) als een inclusie om de rest van de tekst kan worden gelezen. Enerzijds klinkt daarbij de Griekse achtergrond van dit woord mee, als er staat: ‘en God was het woord’ (1:1). Het Griekse logos betekent namelijk niet alleen ‘woord’, maar ook ‘oorzaak’ en ‘reden’. Anderzijds wordt voluit naar de Hebreeuwse Tora verwezen: ‘In den beginne’ (1:1) herinnert aan het eerste woord van de Tora (Hebr.: bere’sjit – Genesis 1:1). In het scheppingsverhaal van Genesis 1 is Gods woord steeds de oorzaak (‘En God sprak:’).

God zelf heeft onder ons gewoond

In Johannes 1:14 – ‘Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond (…) vol van genade en waarheid’ (NBG ’51) – blijkt het ‘woord’ (Gr.: logos) nog duidelijker dan elders in de Bijbel te worden uitgelegd als ‘woorddaad’ (Hebr.: dabar). Daarbij gaat het om ‘doen wat je zegt’ en ‘zeggen wat je doet’. Het woord is immers ‘vlees’ (Gr.: sarx), werkelijkheid geworden. Duidelijker maken wat dabar betekent, kan eigenlijk niet. Ook in het woordpaar ‘genade en waarheid’ (Gr.: charis kai alètheia – 1:14.17) kun je een veel voorkomend begrippenpaar uit de Hebreeuwse Bijbel herkennen: chèsèd we ’èmèt. Zie bijvoorbeeld Psalmen 98:3, waar de NBG ’51 het vertaalt met ‘goedertierenheid en trouw’ en de NBV met ‘liefde en trouw’.

Nu geldt in de christelijke gemeente dat we met Kerst zowel op Griekse, heidense als op joodse manier willen verkondigen dat het woord onder ons ‘zijn tent heeft opgeslagen’ (Gr.: eskènoosen – Johannes 1:14). Deze mooie tekst herinnert aan Ezechiël 37:27: ‘Mijn woning (LXX: kataskènoosis) zal bij hen zijn; Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn.’

Als we vers 1 vanuit vers 14 lezen, horen we dat het woord, dat God zelf was (1:1), onder ons zijn tent heeft opgeslagen (1:14). God zelf als vleesgeworden dabar, niet in een tempel of een kerk, ook niet in de eerste plaats in een stal, maar in een mens, een medemens met een warm kloppend hart, met handen die genazen en voeten die de weg liepen van de Tora. In Jezus hebben we het licht en het leven van God zelf kunnen zien.

Het licht schijnt in de duisternis

Vanwege de donkere dagen rond Kerst op het noordelijk halfrond wordt Kerstmis wel beschouwd als een lichtfeest, net zoals Chanoeka en Divali en de verlichting van Boeddha ook lichtfeesten in de winter zijn.

In Johannes 1 komt het woord ‘licht’ (Gr.: foos) zes keer voor (1:4.5.7.8.9). De zesde keer wordt het aangevuld met het zevende woord ‘verlichten’ (Gr.: footizoo): ‘het waarachtige, betrouwbare licht, dat ieder mens verlicht, was komende in de wereld’ (1:9). Bedoeld wordt wat ook elders in het Johannesevangelie wordt verkondigd, dat Jezus ‘het licht der wereld’ is (8:12; 9:5; 11:9-10; 12:46). Bijzonder genoeg wordt in Johannes 1:9 gezegd dat dit licht uiteindelijk ‘ieder mens verlicht’. Er klinkt een belofte door voor alle mensen, die wordt uitgewerkt in: ‘wie Hem aangenomen hebben, heeft Hij macht gegeven om kinderen van God te worden’ (1:12). Elders in het Johannesevangelie lezen we: ‘Gelooft in het licht, zolang jullie het licht hebben, opdat jullie kinderen van het licht zullen zijn’ (12:36). Het licht van Jezus blijft niet zweven in de ruimte, maar raakt en verandert mensen.

Ondertussen wordt de duisternis niet verzwegen. Er wordt echter onmiddellijk toegevoegd: ‘de duisternis heeft het licht niet kunnen grijpen’ (1:5). Het woord ‘duisternis’ (Gr.: skotia) komt in het Johannesevangelie veel minder vaak voor dan het woord ‘licht’. Hier geen evenwicht tussen licht en duisternis. Duisternis betekent chaos en verwarring. In de duisternis kun je de weg niet vinden (12:35). ‘Ik ben als een licht in de wereld gekomen, opdat een ieder, die in Mij gelooft, niet in de duisternis blijft’ (12:46). In het evangelie wordt Johannes door God gezonden ‘om te getuigen van het licht’ (1:6-8). Uit de context wordt duidelijk dat het om Johannes de Doper gaat (1:15-17; 1:19-34). In hem komt het evangelie met de voeten op aarde.

Kinderen van God

‘Licht’ heeft ook met deze ‘wereld’ (Gr.: kosmos, wereldorde) te maken. De wereld heeft het licht niet gekend, terwijl zij wel ‘door het licht is geworden’ (1:10). De wereldorde blijkt ook tot de schepping te behoren, waarvan het eerste scheppingswoord ‘licht’ is (Genesis 1:3-5). Deze wereldorde kent echter haar eigen oorsprong – licht – niet. Maar wij mensen kunnen ‘het waarachtige licht aannemen’ en ‘zijn naam (Gr.: onoma; Hebr.: sjeem) geloven’ en zo kunnen wij ‘kinderen van God worden’ (Johannes 1:12). Dat is een goede tijding. In Christus’ licht kunnen wij wandelen (12:35) als dochters en zonen van God. Zo mogen wij delen in de ‘heerlijkheid als van een eniggeborene van de Vader’ (1:14).

De Hebreeënlezing sluit hierbij aan, omdat de Zoon als Gods evenbeeld ‘de schepping schraagt met zijn machtig woord’ (Hebreeën 1:3). De Jesajalezing vertelt over het einde van de ballingschap van Assyrië (Jesaja 52:7-10). Als mensen ‘kinderen van God’ worden, eindigt hun ballingschap.

Deze exegese is opgesteld door Willemien Roobol.

Wellicht ook interessant

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

De Levende belichaamt onze verwondingen

Wie niet in de gelegenheid was om op de avond van de eerste dag van de week, nu acht dagen geleden, in de vesper het evangelie van die avond te horen (Johannes 20:19-23), zal het op de achtste dag, vandaag, nog wel willen betrekken bij de lezing van het evangelie. We weten niet of het hetzelfde moment was als een week eerder, dat Jezus in het midden van zijn leerlingen, inclusief Tomas, verscheen. Wel waren de deuren opnieuw gesloten. Misschien niet meer uit vrees voor de joden, maar omdat het hart van een van hen, Tomas, nog geopend moest worden.

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

‘Opdat ook jullie doen wat Ik jullie heb gedaan’

Volgens de inmiddels overleden opperrabbijn Jonathan Sacks zijn voor een gemeenschap deze drie zaken het belangrijkst: ouders, leraren en gedenken. Ouders en leraren moeten kinderen vertellen over het verleden, om wat toen fout ging in de toekomst te voorkomen en het goede te doen. De onderwerpen in de lezingen van vandaag bevestigen dat belang. Het vertrek uit de slavendienst in Egypte en de voetwassing door Jezus worden nog steeds verteld en herdacht.

Bijbelwetenschappen
Bijbelwetenschappen
Basis

Passage van de Heer

De instelling van het Pascha volgens Exodus 12 vormt de introductie op het grote verhaal van de uittocht. Deze instelling wordt gesitueerd tussen de aankondiging (11,1) en het ten uitvoer brengen van de tiende plaag (12:29). Nog voordat God de bevrijding van zijn volk uit Egypte van start laat gaan, vindt er een ‘religieuze anticipatie’ op dit heilsgebeuren plaats. Men kan er ten minste twee tijdsdimensies in onderkennen: een van onvoltooid verleden tijd én een van toekomende tijd. Zo wordt de viering van het Pascha een ‘heilshistorisch knooppunt’ in de tijd.

Nieuwe boeken