Menu

Basis

Hij is gestorven en leeft

Hebreeuwse tekst die wordt uitvergroot met een loep

1e zondag van Pasen (Exodus 14:9-14, Psalmen 118:15-24, Kolossenzen 3:1-4 en Johannes 20:1-18)

De Israëlieten, net vertrokken uit het diensthuis, werden doodsbang toen Farao met zijn leger hen inhaalde. De Heer redde hen van de ondergang (Exodus 14:9-14). Op deze Paasdag zingt de kerk met woorden van Israël: ‘Ik zal niet sterven, maar leven en de daden van de Heer verhalen.’ Zij herkent haar Heer Jezus Christus in de afgekeurde steen die een hoeksteen werd. Hij is gestorven en leeft (Psalmen 118:17-22).

Met Christus verborgen in God zien we des te scherper wat hier beneden ons leven bedreigt. We mogen onze medemensen de weg wijzen naar ‘wat boven is’, totdat Hij komt (Kolossenzen 3:1-4). Johannes 20 brengt eerdere beelden tot voltooiing: het Licht en de goede Herder.

Nog in het donker

In de tuin vlak bij Golgota waar Hij gestorven was, hadden zijn vrienden Jezus begraven. Snel, die late middag, maar nog voor de sabbat, hadden Nicodemus en Josef van Arimatea voor de dode gedaan wat joodse mensen gewend waren, ja, meer dan het gewone. Royaal bewezen ze Hem de laatste eer: een overvloed aan kostbare balsems en specerijen (zo’n 30 kilo) tussen de linnen doeken, een nieuw rotsgraf in een tuin vlak bij Golgota. Een terechtgestelde misdadiger mocht niet met eer begraven worden. Johannes vertelt hier: Jezus is werkelijk dood en begraven. Hij is ter ruste gelegd, gevangen in het duister tot de opstanding van alle doden.

Die morgen gaat Maria van Magdala vroeg naar Jezus’ graf – nog in het donker. Jezus had licht in haar leven gebracht; nu hebben duisternis en dood het gewonnen. ‘Het was nog donker’ betekent niet alleen dat ze heel vroeg op pad gaat. Waarom Maria naar het graf gaat? Werk is er niet meer te doen. Ze komt bij het graf en ziet: ‘De steen is weg.’ De donkere opening van het graf zegt haar: ‘Ze hebben de Heer uit het graf weggehaald!’ Met die boodschap gaat ze naar Petrus en de andere leerling.

Het Licht der wereld uitgedoofd?

De twee haasten zich naar het graf. Niemand zegt verheugd: ‘De Heer is opgestaan!’ Ook zij zijn nog helemaal in de ban van het sterven van de Heer: vol van zijn dood, van zijn graf, als alle mensen die een dierbare hebben verloren. Jezus is dood en het enige wat hun nog rest is het graf waarin zijn lichaam is gelegd. Iets anders gaat ons menselijk bevattingsvermogen verre te boven! Heeft de duisternis het leven van Maria van Magdala, van Simon Petrus, van de geliefde leerling, in haar macht gekregen? Het Licht van hun leven, Jezus (zie 8:12; 9:4-5; 12:35-36.46), uitgedoofd, in de macht van de duisternis? Eerder lazen we hoe Jezus de nacht licht had gemaakt voor Nicodemus (Johannes 3). Aan de gelovige lezer heeft Johannes in 20:1 al laten doorschemeren dat het weer licht zal worden: ‘Vroeg op de eerste dag van de week, toen het nog donker was (…)’. Niet alleen omdat na elke nacht de morgen daagt, maar veeleer om dat woord van het begin: ‘Het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet in haar macht gekregen’ (Johannes 1:4-5).

De leerling die ziet en gelooft

De twee leerlingen komen bij het graf; de dag is aangebroken. De leerling van wie Jezus hield blijft buiten staan, buigt zich voor de ingang, kijkt naar binnen en ziet in het dunne morgenlicht de linnen doeken. Simon Petrus gaat het graf in, ook hij ziet de linnen doeken. De doek die Jezus’ gezicht had bedekt naast de andere. Simon Petrus gaat geen licht op, ook hem houdt de duisternis in haar macht. Nu komt de tweede leerling het graf in. Hij ziet Jezus’ doodskleren liggen; voor hem genoeg om te geloven. Uit de Schriften had hij dat nog niet begrepen, maar nu ziet hij het: de Heer zelf heeft zijn doodskleed afgelegd en achter zich gelaten. Grafrovers zouden immers de dode in de lijkwade hebben meegenomen! De leerling gelooft: ‘De Heer is opgestaan!’ Voor hem gaat het Licht op, het duister in het graf is overwonnen. Stil gaan de twee leerlingen nadat ze het graf met de doeken hebben gezien naar huis. Een van hen gelooft in stilte. Is het Licht nu opgegaan voor alle mensen?

De goede Herder

Maria is al die tijd bij het graf blijven staan; haar bittere tranen van verdriet zijn als een sluier waar geen licht doorheen kan. Gevangen is ze, nog steeds, in het duister. Ze kijkt het graf in en zoals ze vermoedde: Jezus is daar niet. De engelen, boodschappers van de hemel, krijgen niet de kans hun blijde boodschap mee te delen. Maria kijkt al om. Ze vindt de tuinman. Op dat moment vindt de levende Jezus haar. Hij zegt: ‘Maria!’ Hij kent haar naam, zij kent zijn stem en herkent de goede Herder die zijn leven heeft gegeven voor zijn schapen: ‘Rabboeni!’ Hij leidt haar het duister uit, het Licht in (vergelijk Johannes 10:4-5:15). Ze volgt zijn levende stem, maar Hem vasthouden mag ze niet. Het wordt helder dag, helder licht voor haar; weg is de duisternis. Maria gaat naar alle leerlingen van Jezus, naar al haar bedroefde vrienden en vriendinnen. Ze vertelt: ‘Ik heb de Heer gezien!’ en alles wat Hij tegen haar heeft gezegd.

Het is vandaag Pasen, het grootste feest. Het verhaal van Jezus was niet uit toen Hij dood was. God heeft Jezus niet in de steek gelaten toen Hij gestorven was. Hij rukte Hem los uit de duisternis en de dood. Hij gaf Hem een nieuw leven in het licht, voor altijd. Niemand had het durven hopen en toch gebeurde het. Nu al leven wij in zijn licht totdat Hij komt.

Deze exegese is opgesteld door Hans Fortuin.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken