< Terug

Honderd jaar Liturgische Kring

Laetare 2021, nr. 4

Dit artikel is een gratis introductie op het nummer van Laetare over onder meer de Liturgische Kring (2021, nr. 4). Onderaan het artikel vind je de andere bijdragen uit het nummer. Ben je benieuwd naar andere nummers van Laetare? Bekijk dan alle artikelen.

Op een zonnige middag in juni 2021 spreken Gerben Mourik en Ellen van der Sar met emeritus-predikant Hans Kronenburg over het honderdjarig bestaan van de Liturgische Kring. Ze zijn nieuwsgierig naar de invloed die de Liturgische Kring heeft gehad, welke doelen de Kring op dit moment nastreeft en hoe deze naar de toekomst kijkt. Het kost geen enkele moeite om Hans aan het praten te krijgen…

De Haagse predikant Jan Hendrik Gerretsen (1876-1923) hield op 12 november 1911 zijn eerste liturgische dienst in de Kloosterkerk en bundelde een aantal eerder geschreven artikelen voor zijn kerkblad tot het boekje Liturgie (zie de eerste kadertekst). Hij wilde de liturgie bevrijden van het gewicht van de preek, en pleitte voor herstel van de vaste elementen van de eredienst (liturgie). Het vormde het begin van de liturgische opleving (of beweging?) in de protestantse kerk.

Interieur Kloosterkerk, Den Haag, rond 1900.

Interieur Kloosterkerk, Den Haag, rond 1900.

Vóór de troepen uit

In 1921 vormde zich de Liturgische Kring waarvan de deelnemers nauw waren verbonden met de zogenaamde ethische richting in de Nederlandse Hervormde Kerk. De theologen van de ethische richting zochten naar een verbinding tussen geloof en wetenschap, tussen christendom en cultuur. Zij hadden veel aandacht voor het esthetische aspect van het geloof. In de theologie van met name de ‘oudere’ ethischen als Johannes Hermanus Gunning jr. (1829-1905) staat niet de ratio, maar de aanbidding centraal. Dat gaf aan zijn theologie een krachtige liturgische impuls die, toen de tijd er rijp voor was, leidde tot een vernieuwde liturgische praktijk. Mieke Breij, auteur van het jubileumboek De kerk is wat ze viert dat op 12 november 2021 verscheen, schrijft dan ook terecht in haar boek dat de Liturgische Beweging in de Nederlandse Hervormde Kerk niet pas bij Gerretsen, maar al veel eerder, namelijk bij Gunning begonnen is.

Dr. J.H. Gerretsen.

Dr. J.H. Gerretsen.

Een van de ‘jongere’ ethische theologen was de latere hoogleraar Gerardus van der Leeuw (1890-1950), leerling en vriend van Gerretsen. Op verzoek van ds. Hendrik Willem Creutzberg (1875-1940), die in 1920 predikant van de, naar anglicaans model gebouwde, Duinoordkerk (Scheveningen) was geworden, leidde Van der Leeuw in de zomer van 1921 in deze kerk een dienst. Enkele maanden later was de oprichting van de Liturgische Kring een feit. De liturgische praktijk zoals die door Creutzberg in de Duinoordkerk gestalte kreeg, heeft lange tijd grote invloed gehad op de opvattingen binnen de Liturgische Kring. Door middel van de uitgave van zeven liturgische handboekjes in de jaren 1923-‘30 en het Handboek voor den eredienst (1934) begonnen de inzichten van de Kring ook door te werken in de kerk. Uit al zijn publicaties blijkt dat de Kring dienstbaar wilde zijn aan het herstel van de liturgie in ‘katholieke’ geest, daarbij puttend uit de schatten van de vroege kerk, de reformatie en de oecumene.

Duinoordkerk, Den Haag. Ongeveer 1920.

Duinoordkerk, Den Haag. Ongeveer 1920.

“En daarom acht ik het juist in onze tijd geraden, de diensten in onze kerken meer esthetisch in te richten. Er is een sterk kunstleven ontwaakt. Kunst is voor de nieuwerwetse mens een levensbehoefte. De Kerk moet aan alle redelijke eisen van de mensen voldoen. De Kerk moet alle verontschuldiging aan de mens, om niet ter kerk te gaan, ontnemen. De kerk moet het kind van onze tijd tegemoet komen.

Het is ons aller dure christenplicht, allen alles te worden. Wij moeten ook de Griek een Griek zijn. Daarom is een meer esthetische inrichting van onze godsdienstoefeningen eis van onze tijd. [Maar] men moet in deze zeer sober te werk gaan.

Ik durf niet beslissen, of in onze gewone diensten het koorgezang mag worden ingevoerd. Geschiedt dat, dan moet uit de wijze, waarop dit geschiedt, blijken, dat het koorgezang niets anders is dan de exponent van het gemeentegezang. Het gemeentegezang is en blijft de grondslag. Afwisseling van gemeenteen koorgezang zou misschien de meest geoorloofde en gewenste vorm zijn voor introductie van het koorgezang in de gemeentedienst. Beter is evenwel de verbetering van het kerkgezang zelf. Men zinge ritmisch! Men zinge echt schone melodieuze melodieën! Een nieuwe gezangbundel, waarin de beste koralen van vroeger of later worden opgenomen, zou zeer gewenst zijn. […] Men blijve niet staan op het standpunt der Vaderen. Nieuwe wijn moet men doen in nieuwe zakken.”

Dr. J.H. Gerretsen (predikant te ’s-Gravenhage, Kloosterkerk) in: Liturgie, 1911, p. 11.

Hans pakt de in 1941 door de Liturgische Kring uitgegeven Orde van den eeredienst voor de Nederlandsche Hervormde Kerk van zijn zorgvuldig uitgezochte stapel publicaties en wijst ons op een passage uit de inleiding: ‘De Liturgische Kring bedoelt met zijn arbeid slechts de Kerk te dienen bij den opbouw van haar eredienst; niet haar de wet te stellen, wel er toe bij te dragen, dat de Kerk zichzelve weder een liturgische norm stelt.’

De oogst

Na de Tweede Wereldoorlog ontwaakte in de Hervormde Kerk het besef dat liturgie geen zaak is van enkele specialisten, maar van de hele kerk. Dit leidde in 1955 tot de verschijning van het Dienstboek voor de Nederlandse Hervormde kerk in ontwerp. Daarin waren de inzichten van de Liturgische Kring ten dele verwerkt, vooral dankzij de kennis en de inzet van ds. Johan Marie Gerritsen (1908-’62), predikant te Wichmond. Na de verschijning van het Dienstboek verloor de Liturgische Kring zijn positie als gangmaker. Zijn invloed werkte echter door in de participatie van prominente leden als de theoloog Rudolf Boon en de kerkmusicus Adriaan C. Schuurman in andere commissies of werkgroepen. Daarbij valt te denken aan de Raad voor de Eredienst, de Commissie voor de Kerkmuziek en de prof. dr. G. van der Leeuwstichting. Met name daarvandaan kwamen belangrijke aanzetten tot vernieuwing.

Hans Kronenburg (foto: Ellen van der Sar)

Hans Kronenburg (foto: Ellen van der Sar).

Hans Kronenburg

Hans Kronenburg (1936) is emeritus predikant van de Protestantse Kerk in Nederland. Hij was onder meer werkzaam in Steenderen, Utrecht (Domkerk) en Leeuwarden. Zijn vakgebied is dogmatiek, liturgie en oecumene. Op voorspraak van ds. Pieter van Voorst Vader te Eefde werd hij in 1970 lid van de Liturgische Kring.

Met een aantal jaren van onderbreking is hij hiervan sinds 1998 onafgebroken lid. In 2003 promoveerde hij op het proefschrift Episcopus Oecumenicus. Bouwstenen voor een theologie van het bisschopsambt in een verenigde reformatorische kerk. Samen met dr. René de Reuver redigeerde hij het boek Wij zijn ook katholiek, een bundel opstellen over protestantse katholiciteit, verschenen in 2007.

Hij beschouwt het als een gelukkige omstandigheid dat hij in de jaren 1973 tot 1975 als cursist voor het testimonium kerkmuziek van de Commissie voor de Kerkmuziek van de Nederlandse Hervormde Kerk veel heeft mogen leren van Stoffel van Viegen, Maarten Kooy en Hans van der Werf. En dat ‘zijn’ diensten muzikaal werden begeleid door Jan Jansen of Jan Jongepier.

Bepalend voor zijn denken over liturgie was het inmiddels klassieke boek van Gerardus van der Leeuw Liturgiek, uit 1940. Ook zijn ervaring als organist kwam hem goed te pas. Zowel in Steenderen als in Utrecht was hij nauw betrokken bij de restauratie en de herinrichting van ’zijn’ kerk. In zijn visie daarop werd hij sterk beïnvloed door Ds. Willem G. Overbosch.

Na zijn emeritaat en verhuizing naar Zeist bezocht hij de Thomaskerk, gebouwd door de architect Marius Frans Duintjer, totdat deze in 2015 werd gesloten. Nu is hij nauw betrokken bij de Evangelische Broedergemeente, ‘een kerk met een heel eigen liturgische traditie’.

De kerk is wat ze viert (cover)

Boekcover van ‘De kerk is wat ze viert’, door Meike Breij.

Symposium

Op vrijdag 12 november 2021 hoopt de Liturgische Kring haar eeuwfeest te vieren in de kerk waar het allemaal begonnen is: de Kloosterkerk in Den Haag. De dag begint met een viering van Schrift en Tafel om 10.30 uur. Aansluitend vindt de presentatie van het jubileumboek plaats, geschreven door archivaris en musicologe drs. Mieke Breij: De kerk is wat ze viert. 100 jaar Liturgische Kring.

Na de lunch wordt een symposium georganiseerd. Het thema is: ‘De Liturgische Kring in het krachtenveld van kerk, theologie en cultuur’. Sprekers zijn dr. Jan Hage, organist van de Utrechtse Domkerk, prof. dr. Kees van der Ploeg, hoogleraar geschiedenis van de kerkbouw te Groningen en prof. dr. Maarten Wisse, hoogleraar dogmatiek aan de Protestantse Theologische Faculteit te Amsterdam. Dagvoorzitter is dr. Paul Gerretsen.

‘De oogst van de Liturgische Beweging, waarvan de Liturgische Kring de gangmaker was, is te vinden in de uitgave van een groot aantal publicaties.’ Hans toont ons de stukgelezen en veelgebruikte bundeltjes van De adem van het jaar, verschenen tussen 1962 en 1964 (de kerstkring, de paaskring en de zomerkring). Ook wijst hij op de publicaties Liturgische Handreiking I (1967) en II (1975), Onze Hulp (1978) en de drie delen Proeven voor de Eredienst (1987, 1989, 1993). En dan leest Hans ons voor uit een artikel van ds. Willem R. van der Zee (1930-’95), prominent lid van de Liturgische Kring en secretaris van de Raad van Kerken. ‘Jullie vroegen toch naar de oogst van de Liturgische Kring? Nou, daar gaan we: de kerkdienst als viering, de ontdekking van de klassieke grondvorm van de liturgie (het ordinarium), de liturgie als Dienst van Schrift en Tafel, nieuwe teksten voor het tafelgebed, een mondige gemeente via inzet van lectoren en het zingen van responsies, de dienst als samenkomst van jong en oud, kerkkoren zijn cantorijen geworden, de herontdekking van de getijden en vooral: het vieren van het triduüm van Pasen, het hartsgeheim van het christelijk geloof.’

Wij moeten,
jongeren en ouderen,
leren
Jezus achterna te gaan,
met een kaars
en een boek,
met een psalm
en een profetie,
met het brood en de wijn
van zijn gedachtenis.

Tom Naastepad

En dan, na enige aarzeling, klinkt het: ‘Er is dus heel veel bereikt in de vorige eeuw, maar de tragiek is dat er in diezelfde twintigste eeuw een enorme vervreemding ontstaan is tussen kerk en wereld, tussen de christelijke geloofstraditie en de moderne cultuur. Dat betekent onder meer dat de taal van de liturgie voor velen niet meer verstaanbaar is.’

Een korte stilte valt; is liturgie alleen verstaanbaar als je er in ingewijd bent? Wat moet je dan doen? Die taal aanpassen? De liturgie aanpassen? Of tijdens de viering uitleggen wat je aan het doen bent? Maar dat is dodelijk voor de liturgie, alsof je alles zou moeten ‘begrijpen’.

Hans’ reactie is duidelijk: ‘Ik denk dat we op dit punt veel kunnen leren van de vroege kerk. Nodig is vóór alles liturgische catechese, beter gezegd: mystagogie. We moeten mensen inwijden in de geloofsgeheimen en in de beeldtaal van de liturgie. Wij moeten als volwassenen onze kinderen voorgaan in het besef dat een kerkdienst geen genoeglijk onderonsje is, geen event, maar ontmoeting met de Heilige. Dat besef is helaas al te vaak verdwenen. Maar precies daarom ging het de Liturgische Beweging!’

Beknopte geschiedenis van de Liturgische Kring

De Liturgische Kring, opgericht in 1921, komt voort uit de Liturgische Beweging in de Nederlandse Hervormde Kerk. De initiatiefnemers waren ds. H.W. Creutzberg, de eerste predikant van de Duinoordkerk (Scheveningen), en de Groningse hoogleraar G. van der Leeuw. Onder hun leiding ijverde men aanvankelijk voor herstel van de liturgie in hervormd-katholieke zin, met nadruk op de eucharistie, de traditie en het ambt. Na 1945 richtte men zich vooral op bestudering van de bronnen en in de jaren zestig kwam de oecumene in beeld (de Gereformeerde Werkgroep voor Liturgie, de Van der Leeuw-stichting, de liturgische vernieuwing in de rooms-katholieke kerk). In 1995 zag de toenmalige voorzitter dr. Paul Oskamp voor de Kring drie functies weggelegd: gezamenlijke studie, feedback op elkaars liturgische praktijk en een waakhondfunctie ten aanzien van ontwikkelingen op liturgisch gebied. De laatste tien jaren ligt het accent op het bestuderen, nauwkeurig volgen van en bezinnen op nieuwe ontwikkelingen in kerk en cultuur, bijbelse theologie en liturgiewetenschap.

Immers: de liturgie vormt de kerk en de kerk vormt de liturgie. Door gezamenlijke studie en reflectie op de liturgische praktijk wil de Kring zich ook nu nog inzetten om de kerk in de vreugde van deze ontdekking te laten delen. In 2016 verscheen het visiedocument van de Kring De kerk is wat ze viert, onlangs aangevuld met de praktische toespitsing daarvan:

Vieren met visie, dat op het komende jubileum zal worden gepresenteerd. Men kan slechts op uitnodiging lid worden van de Liturgische Kring.

Ultimo 2020 telt de Kring ongeveer dertig actieve leden en een groot aantal corresponderende leden.

Jaarlijks vinden vijf bijeenkomsten plaats in de Bergkerk te Amersfoort.

Voorbij?

‘De stelling dat de Liturgische Beweging voorbij is, zoals gelanceerd door prof. Marcel Barnard, knaagt dan ook aan mijn ziel’, zegt Hans. ‘Liturgiewetenschappers zien liturgie tegenwoordig vooral als een ritueel, een antropologisch te analyseren verschijnsel. En dat is in zoverre correct’, zegt Hans, ‘dat de liturgie óók een ritueel is, maar zij is veel meer, zij is allereerst Iets van de kerk. Sterker nog: de ontdekking van de Liturgische Beweging was dat je kerk wordt door de liturgie te vieren. Beter gezegd: dat je deel krijgt aan Christus door de liturgie te vieren.’

Het ging de Liturgische Beweging en in haar spoor de Liturgische Kring dan ook om veel meer dan om vernieuwing van het ritueel, het ging haar om een nieuwe, maar in feite oude (want vroegkerkelijke) visie op de kerk. Een kerk als Maaltijdvierende gemeenschap.

En dan duikt vanaf de stapel documenten een nummer van Eredienstvaardig op en citeert Hans de oudkatholieke theoloog Mattijs Ploeger:

‘Omdat het in de Liturgische Beweging om zo veel meer gaat dan om een rituele zaak, omdat het uiteindelijk gaat om een bijbels-vroegkerkelijke totaalvisie die haar focus vindt in de vierende kerk, denk ik dat het vandaag-de-dag misschien wel impopulair, maar helemaal niet achterhaald is om nog steeds – of liever: opnieuw – te pleiten voor het christelijk geloof als deelhebben aan God, Christus en de Geest door participatie in gemeenschap. Anders gezegd: het is niet achterhaald, maar een unieke geloofskeuze om – vanuit het élan van de bijbelsvroegkerkelijke herontdekkingsbeweging van honderd jaar geleden – christelijk geloof te zien als de gemeenschap in kerk en sacramenten.’[1]

En opeens wordt duidelijk waarom de (aan het visiedocument van de Kring ontleende) titel van het jubileumboek luidt: De kerk is wat ze viert.

Gerben Mourik en Ellen van der Sar zijn lid van de redactie van Laetare.

Noot

[1] Mattijs Ploeger: ‘De kerk als Maaltijd vierende gemeenschap’. In: Eredienstvaardig, 22 (2006) 5, p. 13-17.

Lees meer uit dit nummer van Laetare

Gerben Zweers


‘Volhardt trouw in het gebed.’ Deze korte zin schoot mij in gedachten bij de vraag iets te schrijven over het ritme van de tijd en hoe dat ritme te bewaren in tijden waarin je hele gewone doen overhoop wordt gehaald door coronamaatregelen. ‘Volhardt trouw in het gebed.’ Zoals zo vaak is gebed een wapen.

Lees verder

Ik volg De Nieuwe Psalmberijming (DNP)[1] al lang, sinds deze op internet psalm voor psalm tevoorschijn kwam. In een bewonderenswaardige samenwerking, met een consistente werkwijze, heeft een team zich ingezet om de Geneefse psalmen in een ‘hedendaags taalkleed’ aan te bieden voor de gemeentezang. Daarbij hebben ze vooral de gemeentezang in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, de Christelijke Gereformeerde Kerken en delen van de Protestantse Kerk Nederland en de Nederlands Gereformeerde Kerken voor ogen gehad.

Lees verder

Dennis Vallenduuk


Bij de ‘inquisitie’ wordt vaak gedacht aan een uiterst strenge rechtbank die te pas en vooral ook te onpas andersdenkenden op de brandstapel zette. De werkelijkheid is iets genuanceerder, hoewel een confrontatie met een dergelijke rechtbank vaak wel een ernstige zaak was. Het beeld bestaat dat de bloeddorst van de inquisitie niet te stillen was, maar er moet ook gezegd worden dat het eerste doel van de inquisitie was om afvalligen te bekeren en de eenheid van de kerk te bewaren. Dat een en ander tot misstanden leidde was, met onze ogen, wel te voorzien.

Lees verder

Stefan Belderbos


Als onderdeel van een expositie in de openbare ruimte in het Friese dorp Pingjum maakten de kunstenaars Tanja van Abbema en Bauke Terpstra een eigentijdse meditatieplek met uitzicht op de weilanden. Baken van Licht, zo vertellen zij, is een halfopen schuilplek voor één persoon ‘waarin je kunt ervaren hoe wij als mens verbonden zijn met zowel de aarde, de ruimte, als de kosmos’.

Lees verder

< Terug